ECLI:NL:RBNHO:2019:8731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
6827101 \ CV EXPL 18-3023
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van luchtvervoerder bij vermiste bagage en schadevergoeding

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Air Europa vanwege vermiste bagage en schadevergoeding. De passagier had een vervoersovereenkomst met Air Europa voor een vlucht van Amsterdam naar New York op 29 juli 2017, waarbij twee koffers werden ingecheckt. Bij aankomst in New York bleken beide koffers vermist. De passagier ontving de koffers pas een maand later, maar stelde dat sieraden en een jas ontbraken. De passagier vorderde schadevergoeding op basis van de Verordening (EG) nr. 889/2002 en het Verdrag van Montreal.

Air Europa betwistte de vordering en stelde dat niet kon worden vastgesteld dat de vermiste goederen in de koffers zaten. De kantonrechter oordeelde dat Air Europa aansprakelijk was voor de schade door de vertraging van de bagage, die niet was betwist, en kende een schadevergoeding van € 75,78 toe. Voor de vermiste jas werd een schadevergoeding van € 88,- toegewezen, omdat de passagier voldoende bewijs had geleverd dat de jas zich in de koffer bevond. De vordering voor de sieraden werd afgewezen, omdat de passagier geen bewijs had geleverd van de waarde of aanwezigheid van de sieraden in de bagage.

De kantonrechter oordeelde verder dat de passagier recht had op buitengerechtelijke incassokosten, maar deze werden beperkt tot het wettelijke tarief van € 48,40. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Uiteindelijk werd Air Europa veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 212,18, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 september 2017.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6827101 \ CV EXPL 18-3023
Uitspraakdatum: 2 oktober 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Colombia)
eiseres
hierna te noemen: de passagier,
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Air Europa Línea Aéreas S.A.
gevestigd te Palma de Mallorca (Spanje),
gedaagde,
hierna te noemen: Air Europa,
gemachtigde: mr. N. Bekri, mr. E. de la Fuente González

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 22 januari 2018 een vordering tegen Air Europa ingesteld. Air Europa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Air Europa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Air Europa de passagier op 29 juli 2017 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol, via Madrid (Spanje) naar New York (Verenigde Staten) met vluchten UX 1098 en UX 91.
2.2.
De passagier heeft op de vluchten met Air Europa twee koffers ingecheckt. Bij aankomst in New York bleek dat beide koffers werden vermist.
2.3.
De passagier heeft als productie 3 overgelegd kassabonnen van 6 augustus 2017 ter hoogte van € 75,78 voor de aanschaf van schoenen, ondergoed en huidverzorgingsartikelen.
2.4.
Op 28 augustus 2017 heeft de passagier aan Air Europa een lijst gestuurd waarop goederen staan vermeld, waarbij de waarde en de leeftijd per goed staat aangegeven.
2.5.
De passagier heeft haar koffers op 31 augustus 2017 alsnog overhandigd gekregen.
2.6.
De passagier heeft schadevergoeding van Air Europa gevorderd in verband met de vertraagde bagage en een aantal verloren artikelen.
2.7.
Air Europa heeft geweigerd tot betaling van de schade over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Air Europa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 878,78, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 159,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 13 september 2017;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 houdende wijziging van Verordening (EG) nr.2027/97 van de Raad betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Met oog op een uniform aansprakelijkheidssysteem voor het internationale luchtvervoer wordt blijkens overweging 6 van de considerans van de Verordening aansluiting gezocht bij de bepalingen van het verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, Montreal 28 mei 1999 (hierna: Verdrag van Montreal).
3.3.
De passagier stelt dat Air Europa vanwege de zoekgeraakte artikelen en de vertraagde bagage gehouden is schadevergoeding te betalen conform artikel 19 van het Verdrag van Montreal.

4.Het verweer

4.1.
Air Europa betwist de vordering. Zij voert allereerst aan dat op geen enkele wijze vast te stellen is dat de zoekgeraakte spullen (sieraden en een jas) in de koffers van de passagier hebben gezeten. Daarbij is de waarde van de vermiste goederen niet onderbouwd. Het is niet vast te stellen of de vermissing heeft plaatsgevonden in het tijdvak dat de goederen zich onder de hoede van Air Europa bevonden. Voorts beroept Air Europa zich op artikel 18 lid 2 sub b van het Verdrag van Montreal. Voor het geval dat komt vast te staan dat de goederen op gebrekkige wijze waren verpakt is Air Europa niet aansprakelijk voor de schade. Tot slot beroept Air Europa zich op eigen schuld van de passagier. Waardevolle goederen moet een passagier niet in de ruimbagage vervoeren.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van de gevorderde schade in verband met de vertraging van de bagage, stelt de kantonrechter vast dat Air Europa de schade door de vertraging ter hoogte van € 75,78 niet heeft betwist, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
5.3.
Ten aanzien van de vermiste bagage overweegt de kantonrechter dat de vervoerder behoudens uitzonderingen, op grond van (onder meer artikel 17 van) het Verdrag van Montreal –samengevat – aansprakelijk is voor de schade die wordt geleden in geval van verlies van aangegeven en niet aangegeven bagage. De aansprakelijkheid is gegrond op het enkele feit dat de gebeurtenis die het verlies heeft veroorzaakt, heeft plaatsgehad aan boord van het luchtvaartuig of gedurende het gehele tijdvak waarin de vervoerder de bagage onder zijn hoede had.
5.4.
Artikel 22 lid 2 van het Verdrag van Montreal (vgl. artikel 8:1400 lid 2 BW) bepaalt de grenzen van de aansprakelijkheid van de vervoerder bij het verlies van bagage tot het bedrag van 1131 bijzondere trekkingsrechten per passagier, behoudens bijzondere verklaring omtrent het belang bij de aflevering, gedaan door de passagier bij de afgifte van de aangegeven bagage aan de vervoerder en tegen betaling van een eventueel verhoogd tarief. Vast staat dat dit laatste in de voorliggende zaak niet heeft plaatsgehad.
5.5.
In de derde alinea van de preambule van het Verdrag van Montreal is het belang erkend van het waarborgen van bescherming van de belangen van consumenten in het internationale luchtvervoer en de noodzaak van schadevergoeding op het beginsel van restitutie.
5.6.
In het voorliggende geval zijn twee koffers vermist geweest en uiteindelijk meer dan een maand na aankomst van de passagier alsnog aan de passagier afgeleverd. De passagier stelt evenwel dat sieraden en een jas ontbreken. Het gaat hier dus om gedeeltelijke vermissing. Gelet op de in de preambule van het Verdrag vastgelegde belangen heeft de passagier in beginsel recht op schadevergoeding ter hoogte van de restitutie waarde van de vermiste goederen.
5.7.
Echter, met het oog op de toekenning van de in artikel 22 lid 2 van het Verdrag van Montreal bedoelde vergoeding zal de passagier genoegzaam het bewijs moeten leveren van de inhoud van de verloren bagage. Gelet op het in de preambule vastgelegde belang van comsumentenbescherming zal de kantonrechter aan dat bewijs niet al te hoge eisen stellen. De passagier heeft gesteld dat zij bepaalde sieraden mist en een jas en heeft ter onderbouwing overgelegd ‘de lijst’ van Air Europa, die de passagier heeft ingevuld voordat de koffers op 31 juli 2017 alsnog aan haar zijn overhandigd. Op die lijst heeft de passagier vermeld dat zich ondermeer in een van de koffers bevond een ‘impermealble North Face (…) negra ter waarde van € 88,-, nuevo’. Dat de jas zich in de koffer bevond en dat deze een waarde van € 88,- vertegenwoordigde wil de kantonrechter wel aannemen. Het is immers niet ongebruikelijk dat men een jas meeneemt als men naar een ander continent reist en dat men deze jas in de ruimbagage stopt. Bovendien heeft de passagier de jas nader geduid naar merk. Dat betekent dat Air Europa zal worden veroordeeld de schade van het verlies van de jas ter hoogte van € 88,- te vergoeden.
5.8.
Anders oordeelt de kantonrechter ten aanzien van de sieraden, waarvan de passagier vergoeding vraagt. Bij conclusie van repliek heeft de passagier na de betwisting van Air Europa geen nadere bewijs overgelegd ten aanzien van de (waarde van de) sieraden en die sieraden ook niet nader geduid. De kantonrechter komt daarom tot het oordeel dat de passagier niet genoegzaam heeft aangetoond dat de sieraden zich in de bagage bevonden, zodat dit gedeelte van de vordering zal worden afgewezen.
5.9.
Het totaal toe te wijzen bedrag komt op € 163,78. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 13 september 2017.
5.10.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Air Europa heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 48,40 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen.
5.11.
Nu beide partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Air Europa tot betaling aan de passagier van een bedrag van € 212,18, vermeerderd met de wettelijke rente over € 163,78 vanaf 13 september 2017 tot aan de dag van de gehele voldoening;
6.2.
compenseert de proceskosten in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.3.
wijst het anders of meer gevorderde af;
6.4.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter