Op 23 september 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door de gemachtigde van de eisende partij in een civiele procedure. Het verzoek tot wraking was gericht tegen kantonrechter mr. S. Slijkhuis. De gemachtigde had op 12 september 2019 een mondelinge behandeling bijgewoond, maar was niet aanwezig bij de zitting. Na de zitting diende de gemachtigde een brief in waarin hij zijn afwezigheid verklaarde en vroeg om een nieuwe comparitiedatum. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grond was voor de vrees dat de kantonrechter niet onpartijdig zou zijn. De wrakingskamer oordeelde dat de argumenten van de gemachtigde niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank verklaarde het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit voorzitter mr. L.J. Saarloos en leden mr. J.H. Gisolf en mr. I.H. Lips, in aanwezigheid van griffier A. Ibrahim.