ECLI:NL:RBNHO:2019:8139

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
C/15/291755 / HA ZA 19-500
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in burengeschil met verzoek om voorlopige voorziening

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, is een incident behandeld in een burengeschil tussen eiser en gedaagde. Eiser, eigenaar van een perceel met opstallen, heeft gedaagde, die eigenaar is van aangrenzende percelen, aangeklaagd wegens onrechtmatige hinder en schending van eigendomsrechten. Eiser vordert onder andere een contactverbod en een verbod voor gedaagde om zich op zijn perceel te begeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een slechte verstandhouding tussen partijen bestaat, met regelmatig voorkomende confrontaties en eerdere juridische procedures. De rechtbank oordeelt dat er voldoende aanleiding is voor een contactverbod, gezien de vrees van eiser voor onrechtmatig handelen van gedaagde. Het contactverbod wordt toegewezen, evenals het verbod voor gedaagde om zich op het perceel van eiser te begeven. De rechtbank wijst echter de bredere vorderingen van eiser af, zoals het verbod op het beschadigen van eigendommen en het verbod op geluidsoverlast, omdat deze onvoldoende onderbouwd zijn. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/291755 / HA ZA 19-500
Vonnis in incident van 9 oktober 2019
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. K. Dirlik te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J. de Haan te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening in de zin van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met producties, en
  • de incidentele conclusie van antwoord met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van het perceel met opstallen aan [adres 1] . [gedaagde] is eigenaar van twee percelen met opstallen gelegen aan [adres 2] . De percelen van partijen grenzen aan elkaar.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
5. [gedaagde] verbiedt om op enigerlei wijze contact te zoeken met [eiser] en de zijnen; in het bijzonder dient het [gedaagde] verboden te worden om [eiser] en/of familieleden van [eiser] persoonlijk binnen een straal van 100 meter te benaderen (met uitzondering van het eigen perceel van [gedaagde] ) en aan te spreken, e-mails te versturen, telefonisch contact te zoeken, spraakberichten in te spreken via voicemail of Whatsapp en brieven te versturen; dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde] dit contactverbod overtreedt;
6. [gedaagde] verbiedt om het eigendomsrecht van [eiser] te schenden, in die zin dat het [gedaagde] wordt verboden om eigendommen van [eiser] te beschadigen of te vernielen en zich op het perceel van [eiser] te begeven en [gedaagde] te gebieden het scheermesjesdraad te verwijderen en verwijderd te houden; op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde] deze verboden en dit gebod overtreedt;
7. [gedaagde] verbiedt om nog langer onrechtmatig te handelen en/of onrechtmatig hinder te plegen, en hem gebiedt om de vlag/het bouwwerk te verwijderen en verwijderd te houden en hem verbiedt hiervoor andere bouwwerken in de plaats te stellen, en [gedaagde] gebiedt tot het staken van de geluidsoverlast die [gedaagde] vroeg in de ochtend en in de nacht veroorzaakt; op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde] deze ge- en verboden overtreedt;
8. [gedaagde] gebiedt om het uitoefenen van het ladderrecht door [eiser] te gehengen en gedogen en ten behoeve daarvan [eiser] (na behoorlijke kennisgeving) toestaat zich op het perceel van [gedaagde] te begeven; op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde] dit gebod overtreedt;
9. [gedaagde] veroordeelt aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.156,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag van algehele voldoening; en
10. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, de nakosten (en de kosten van het incident) daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis tot en met de dag van de algehele voldoening.

4.Het geschil in het incident

4.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] verbiedt om op enigerlei wijze contact te zoeken met [eiser] en de zijnen; in het bijzonder dient het [gedaagde] verboden te worden om [eiser] en/of familieleden van [eiser] persoonlijk binnen een straal van 100 meter te banderen (met uitzondering van het eigen terrein van [gedaagde] ) en aan te spreken, e-mails te versturen, telefonisch contact te zoeken, spraakberichten in te spreken via voicemail of Whatsapp en brieven te versturen; dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde] dit contactverbod overtreedt;
[gedaagde] verbiedt om het eigendomsrecht van [eiser] te schenden, in die zin dat het [gedaagde] wordt verboden om eigendommen van [eiser] te beschadigen of te vernielen en zich op het perceel van [eiser] te begeven op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde] deze verboden overtreedt;
[gedaagde] verbiedt om nog langer onrechtmatige hinder, in de vorm van ernstige geluidsoverlast die [gedaagde] vroeg in de ochtend en in de nacht veroorzaakt, te plegen; op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde] dit verbod overtreedt;
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit incident, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het wijzen van het vonnis in het incident tot en met de dag van algehele voldoening.
4.2.
[eiser] stelt dat [gedaagde] inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht en dat dit ook een onrechtmatige daad jegens [eiser] oplevert. Het gevorderde contactverbod en het staken van de hinderlijke activiteiten is gebaseerd op onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 jo. 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.3.
[gedaagde] betwist de stellingen van [eiser] en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Gelet op de stelling van [gedaagde] dat hij driekwart van het jaar woonachtig is in Wenen, Oostenrijk, heeft de zaak mogelijk een internationaal karakter en onderzoekt de rechtbank of zij bevoegd is om kennis te nemen van de zaak. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. [gedaagde] heeft slechts gesteld, maar niet onderbouwd dat hij woonachtig is in Wenen. Gelet op het feit dat in de dagvaarding het adres van [gedaagde] in [adres 2] staat en dat aan [gedaagde] een toevoeging is verleend gericht aan [gedaagde] op het adres in [adres 2] , gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagde] woonachtig in Nederland. De rechtbank is dus bevoegd om kennis te nemen van de zaak.
5.2.
[eiser] vordert dat de rechter op grond van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. De rechtbank stelt vast dat de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening voor de duur van de aanhangige bodemprocedure. [eiser] is dan ook ontvankelijk in de vordering. Er moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt.
5.3.
[eiser] stelt dat [gedaagde] sinds 2011 met hinderlijke activiteiten en strafbare feiten onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] . Deze activiteiten bestaan volgens [eiser] – onder andere – uit het zonder toestemming binnenlopen van de woning van [eiser] , belediging en bedreiging van [eiser] , vernieling, beschadiging, en diefstal van eigendommen van [eiser] , laster jegens [eiser] , geluidsoverlast en brandstichting.
5.4.
Volgens [gedaagde] is er ten eerste geen sprake van een spoedeisend belang, omdat [eiser] stelt dat hij al acht jaar ‘last’ heeft van [gedaagde] en [eiser] overigens geen spoedeisend belang stelt of motiveert. [eiser] heeft zelf onrechtmatig gehandeld jegens [gedaagde] door hem te mishandelen. [gedaagde] zal geen contact zoeken met [eiser] en zich vrijwillig aan een eventuele veroordeling houden, mits [eiser] hem op zijn beurt evenmin opzoekt of uitdaagt. Er kan geen sprake zijn van structurele en onduldbare overlast, omdat [gedaagde] ¾ deel van het jaar in Oostenrijk verblijft. Toewijzing zal leiden tot executiegeschillen en verdere escalatie van het conflict tussen partijen. Het gevorderde is niet te handhaven en te ruim omschreven. [gedaagde] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door middel van – onder andere – diefstal, bedreiging, vernieling, beschadiging brandstichting en geluidsoverlast. [gedaagde] voert aan dat hij ten tijde van een aantal gebeurtenissen waarvan hij beschuldigd wordt, in Wenen was en dus niet onrechtmatig gehandeld kan hebben jegens [eiser] .
5.5.
De rechtbank dient allereerst te onderzoeken of [eiser] voldoende belang heeft bij zijn vordering. Van voldoende belang is sprake indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. De rechtbank dient daarbij de belangen van alle betrokkenen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak en de proceskansen daarin. De rechtbank zal de onderdelen van de vordering hieronder in volgorde bespreken.
Onderdeel 1
5.6.
[eiser] heeft een contactverbod gevorderd en tevens een verbod dat [gedaagde] hem en zijn familieleden binnen 100 meter nadert. [eiser] heeft bij onderdeel 2 van de vordering een verbod gevorderd dat [gedaagde] zich op het perceel van [eiser] begeeft. Gelet op de samenhang tussen deze onderdelen zal de rechtbank deze onderdelen gezamenlijk behandelen.
5.7.
Een straat- of locatieverbod en, als afgeleide daarvan een contactverbod, vormen een inbreuk op het aan een ieder toekomende recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk kunnen rechtvaardigen. De vraag of een contactverbod gerechtvaardigd is, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval en met inachtneming van de bij de beantwoording van deze vraag betrokken belangen van partijen.
Contactverbod
5.8.
Voor de toewijzing van een contactverbod moet aannemelijk zijn dat sprake is van feiten en omstandigheden die een contactverbod rechtvaardigen en sprake is van een dreigend onrechtmatig handelen van [gedaagde] in de zin dat hij contact met [eiser] zoekt tegen zijn wil.
5.9.
Vaststaat dat de verstandhouding tussen partijen slecht is. Wat er tussen partijen precies is voorgevallen, kan naar het oordeel van de rechtbank verder in het midden blijven. De rechtbank acht het in ieder geval aannemelijk dat er tussen partijen regelmatig confrontaties hebben plaatsgevonden, zoals onder andere blijkt uit het in het verleden door [gedaagde] opgehangen spandoek met beledigende teksten jegens [eiser] , de reeds tussen partijen gevoerde procedures en de inhoud en frequentie van de e-mails die [gedaagde] (tot recent) aan [eiser] heeft gestuurd. Dit leidt bij [eiser] tot vrees voor verder onrechtmatig handelen. De rechtbank ziet bij een afweging van het belang van [gedaagde] , om geen contact te kunnen opnemen met [eiser] , tegen het belang van [eiser] , het zich veilig voelen, reeds voldoende grond voor een contactverbod voor de duur van het geding. Voor zover de zekerheid dat [gedaagde] op geen enkele wijze contact met hem zal opnemen bijdraagt aan het tot stand komen van rust, heeft [eiser] een belang bij het contactverbod. Een contactverbod als door [eiser] gevraagd, beperkt [gedaagde] slechts in zijn mogelijkheid om schriftelijk, mondeling, telefonisch, per sms dan wel per e-mail contact met [eiser] op te nemen, maar raakt als zodanig niet de bewegingsvrijheid van [gedaagde] . Dit contactverbod voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarom zal het gevorderde contactverbod worden toegewezen zoals hieronder bij de beslissing opgenomen. In het kader van het aan [gedaagde] bij dit vonnis opgelegde contactverbod, is het [eiser] overigens zelf ook niet toegestaan om contact op te nemen met [gedaagde] .
5.10.
Het onderdeel van de vordering tot een verbod voor [gedaagde] om contact op te nemen met de familieleden van [eiser] dan wel hen te benaderen, is te ruim omschreven – onduidelijk is welke familieleden van [eiser] bedoelt – en niet nader onderbouwd, waardoor dit onderdeel wordt afgewezen.
Locatieverbod
5.11.
Voor de beoordeling van de vraag of de ingrijpende maatregel van een locatieverbod/benaderingsverbod gerechtvaardigd is, is vooral van belang wat zich de afgelopen tijd tussen partijen heeft afgespeeld en of het handelen van [gedaagde] kan worden aangemerkt als een wederrechtelijke inbreuk op de privésfeer van [eiser] , die het opleggen van het gevorderde gebiedsverbod rechtvaardigt.
5.12.
[eiser] heeft gevorderd dat het [gedaagde] verboden wordt om zich te begeven op het perceel van [eiser] . Gelet op het feit dat [gedaagde] heeft toegezegd zich niet op het perceel van [eiser] te begeven en niet is gebleken van een reden dat [gedaagde] zich op het perceel van [eiser] zou moeten begeven, wordt [gedaagde] niet geschonden in zijn belang bij toewijzing van deze vordering. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering dan ook toewijzen.
5.13.
Uit de stellingen van partijen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake is van een stelselmatige, ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] door [gedaagde] . [gedaagde] heeft [eiser] kennelijk niet recent benaderd, waardoor een spoedeisend belang ontbreekt. Dat [gedaagde] in het verleden [eiser] heeft benaderd, leidt er niet toe dat sprake is van zodanig ernstig onrechtmatig handelen dat dit een beperking van [gedaagde] in zijn bewegingsvrijheid rechtvaardigt. Evenmin is gebleken van een reële dreiging van vergelijkbaar toekomstig onrechtmatig handelen. Gelet op het voorgaande is er geen plaats voor een verbod dat zich nog verder uitstrekt, namelijk een beperking die zich zo ver uitstrekt dat [gedaagde] zich niet binnen een straal van 100 meter van [eiser] zou mogen bevinden. Het door [eiser] gevorderde locatieverbod/benaderingsverbod zal in zoverre worden afgewezen.
Vordering 2
5.14.
[eiser] heeft gevorderd dat het [gedaagde] verboden wordt om eigendommen van [eiser] te beschadigen of te vernielen en zich op het perceel van [eiser] te begeven. Over dit laatste onderdeel van de vordering is hierboven reeds geoordeeld. Voor het andere onderdeel geldt dat [gedaagde] heeft betwist dat hij schade heeft toegebracht aan eigendommen van [eiser] . Volgens [gedaagde] bestaat er dus geen grond voor toewijzing van het gevorderde verbod.
5.15.
De rechtbank overweegt als volgt. Het verbod om eigendommen van een ander te beschadigen of vernielen vloeit reeds voort uit de wet. Daarnaast is voor ontvankelijkheid van een vordering over een gevorderd verbod van toekomstige handelingen, gelet op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC3693), vereist dat een concreet belang bestaat, in die zin dat er een reële dreiging is dat de handelingen die eiser verboden wil zien, zullen worden verricht door gedaagde. Of een zodanige reële dreiging bestaat, is een vraag van feitelijke aard, waarbij onrechtmatig handelen in het verleden een aanwijzing kan zijn voor (de dreiging van) soortgelijk toekomstig handelen.
5.16.
Tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , heeft [eiser] in deze stand van de procedure onvoldoende concreet gemaakt dat [gedaagde] zich in het verleden schuldig heeft gemaakt aan de door [eiser] gestelde gedragingen. Uit de overgelegde documenten blijkt de waarneming van [eiser] met betrekking tot de gestelde schade aan zijn eigendommen, maar blijkt niet dat [gedaagde] die schade heeft veroorzaakt. Op de door [eiser] overgelegde foto’s/screenshots is naar het oordeel van de rechtbank een persoon te zien bij de erfgrens van de percelen tussen partijen, maar dat die persoon [gedaagde] is en dat [gedaagde] onrechtmatig handelt jegens [eiser] is uit deze stukken niet gebleken.
5.17.
Daar komt nog bij dat het gevorderde verbod zo ruim is geformuleerd, en daardoor zo weinig concreet is, dat toewijzing daarvan tot een onduidelijke situatie zou leiden en overigens ook verdere escalatie van de reeds bestaande verstoorde verhouding tussen partijen tot gevolg zou kunnen hebben. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verbod tot het schenden van het eigendomsrecht afwijzen.
Vordering 3
5.18.
De vordering van [eiser] om [gedaagde] te verbieden
‘nog langer onrechtmatige hinder te plegen, in de vorm van ernstige geluidsoverlast die [gedaagde] vroeg in de ochtend en in de nacht veroorzaakt’is naar het oordeel van de rechtbank te ruim en onbepaald omschreven. Daar komt nog bij dat [eiser] de gestelde geluidsoverlast, tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , onvoldoende heeft onderbouwd. Gelet op het voorgaande wordt deze vordering afgewezen.
5.19.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van voornoemde toegewezen vordering, is aangewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als in de beslissing vermeld.
5.20.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

6.1.
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde] .

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
verbiedt [gedaagde] voor de duur van de aanhangige bodemprocedure [eiser] aan te spreken, telefonisch, per mail, per spraakbericht, per voicemailbericht, per WhatsApp en schriftelijk te benaderen,
7.2.
verbiedt [gedaagde] voor de duur van de aanhangige bodemprocedure zich te begeven op het perceel van [eiser] , gelegen aan [adres 1] ,
7.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 7.1 en 7.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt,
7.4.
verklaart dit vonnis tot zover bij voorraad,
7.5.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.6.
wijst het anders of meer gevorderde af,
in de hoofdzaak
7.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van – gelet op het eerder verleende uitstel aan gedaagde –
6 november 2019voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2019. [1]

Voetnoten

1.type: IV