ECLI:NL:RBNHO:2019:7891

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
7581897 CV EXPL 19-2920
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de vordering van Airhelp Limited tegen Cathay Pacific Airways Limited wegens onvoldoende bewijs van cessie

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Cathay Pacific Airways Limited, eveneens gevestigd in Hong Kong, naar aanleiding van een instapweigering van een passagier op vlucht CX 270 van Amsterdam naar Hong Kong op 22 mei 2018. Airhelp vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Airhelp niet-ontvankelijk is in haar vordering. Dit is gebaseerd op het feit dat uit het overgelegde “Assignment Form” niet voldoende blijkt dat de passagier zijn vordering aan Airhelp heeft overgedragen. Cathay Pacific betwistte de geldigheid van de cessie en voerde aan dat de vordering onvoldoende was gespecificeerd. De kantonrechter oordeelde dat de vereisten voor een rechtsgeldige cessie, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, niet waren nageleefd. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van Airhelp niet rechtsgeldig was overgedragen, waardoor Airhelp niet-ontvankelijk werd verklaard.

De proceskosten werden toegewezen aan Cathay Pacific, aangezien Airhelp ongelijk kreeg. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Cathay Pacific, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7581897 \ CV EXPL 19-2920
Uitspraakdatum: 18 september 2019
Vonnis in de zaak van:
de buitenlandse rechtspersoon
Airhelp Limited,
gevestigd te Hong Kong,
eiseres,
hierna te noemen: Airhelp,
gemachtigde mr. E.J. Hoekstra
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Cathay Pacific Airways Limited,
gevestigd te Hong Kong, mede kantoorhoudende te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer),
gedaagde,
hierna te noemen: Cathay Pacific,
gemachtigde mr. M. de Wijs

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 18 januari 2019 een vordering tegen Cathay Pacific ingesteld. Cathay Pacific heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Cathay Pacific een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[De passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Cathay Pacific de passagier op 22 mei 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Hong Kong met vlucht CX 270, hierna: de vlucht.
2.2.
Cathay Pacific heeft de passagier niet toegelaten tot de vlucht.
2.3.
Airhelp heeft compensatie van Cathay Pacific gevorderd in verband met de instapweigering.
2.4.
Cathay Pacific heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat Cathay Pacific bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat Cathay Pacific vanwege de instapweigering van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Cathay Pacific betwist de vordering. Zij voert primair aan dat Airhelp niet-ontvankelijk is in haar vordering wegens schending van haar substantieringsplicht. In strijd met de waarheid en de op haar rustende substantieringsplicht ex artikel 111, lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) verklaart Airhelp in haar dagvaarding dat er geen verweer van Cathay Pacific bekend is, terwijl voorafgaand aan de onderhavige procedure uitvoering tussen partijen is gecorrespondeerd over de onderliggende reden van de instapweigering, namelijk het ontbreken van geldige reispapieren.
4.2.
Voorts betwist Cathay Pacific de gestelde cessie van de vordering aan Airhelp. Cathay Pacific voert aan dat de vordering onvoldoende is gespecificeerd en dat het onduidelijk is wie de partij is die de vordering overneemt.
4.3.
Tot slot voert Cathay Pacific aan dat zij geen compensatie is verschuldigd, nu de passagier niet is toegelaten tot de vlucht omdat hij op basis van een kopie van zijn Hong Kong ID wilde reizen. De passagier was zijn originele reisdocument kwijt. Cathay heeft de passagier geweigerd omdat een reiziger op grond van de vervoersvoorwaarden over geldige reisdocumenten moet beschikken. Cathay Pacific heeft nog overleg gevoerd met de Hong Kong Immigration dienst, maar ook die gaf een negatief advies. Volgens Cathay Pacific is er derhalve geen sprake van instapweigering in de zin van de Verordening.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Ten aanzien van het niet-onvankelijkheidsverweer van Cathay Pacific overweegt de kantonrechter als volgt. Ingeval de verplichting van artikel 111, lid 3, Rv niet goed wordt nageleefd ontbreekt een specifieke sanctie. Op grond van artikel 120, lid 4 Rv leidt een dergelijk verzuim niet tot nietigheid van de dagvaarding. Nu Cathay Pacific zelf de ontbrekende feiten en omstandigheden, alsmede de ontbrekende correspondentie heeft overgelegd en bij een conclusie van antwoord en daarna bij conclusie van dupliek is gebleken dat Cathay Pacific niet in haar procesbelangen is geschaad, zal de kantonrechter de vordering niet op deze grond afwijzen.
5.3.
Cathay Pacific heeft voorts aangevoerd dat de vordering niet rechtsgeldig aan Airhelp is gecedeerd. Zij voert aan dat niet uit het bij dagvaarding overgelegde “Assignment Form” blijkt dat de cessionaris aangeduid als Airhelp ook daadwerkelijk de entiteit Airhelp is die tot dagvaarden is overgegaan. Daarnaast is volgens Cathay Pacific onduidelijk of het daadwerkelijk gaat om een vordering op Cathay Pacific en of het een vordering betreft uit hoofde van de vlucht op 22 mei 2018. Immers, behoudens de vermelding van een boekingsreferentie, ontbreekt een aanduiding van de vlucht. Tot slot voert Cathay Pacific aan dat zij de handtekening op het document niet kan verifiëren, omdat een kopie van het legitimatiebewijs van de passagier ontbreekt.
5.4.
Ten aanzien van de cessie overweegt de kantonrechter als volgt. Een rechtsgeldige cessie moet op grond van artikel 3:94 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aan twee constitutieve vereisten voldoen, te weten een akte van cessie en een mededeling daarvan aan de debiteur. Aan het mededelingsvereiste is voldaan toen de cessie in deze procedure, zo niet bij dagvaarding dan wel bij repliek, ter kennis van Cathay Pacific is gebracht. Niet vereist is dat een cessie al voltooid is op het moment van de dagvaarding.
5.5.
Voorts stelt de kantonrechter vast dat het “Assignment Form” bij de dagvaarding duidelijk leesbaar is. Het formulier vermeldt de naam van de passagier, adres, datum van ondertekening, handtekening en de boekingsreferentie. Bij repliek is een kopie van het paspoort van de passagier overgelegd. De kantonrechter stelt vast dat de handtekeningen op de kopie van het paspoort en het “Assignment Form” overeenkomen. Daarmee staat voldoende vast dat de passagier het formulier heeft ondertekend.
5.6.
Het formulier vermeldt als boekingsreferentie UIHETA. Deze boekingsreferentie correspondeert met de bij de dagvaarding overgelegde boekingsbevestiging, die twee vluchten vermeldt, een vlucht (CX 271) van Hong Kong naar Amsterdam op 18 mei 2018 en de onderhavige vlucht (CX 270) van Amsterdam naar Hong Kong op 22 mei 2018. Cathay Pacific heeft bij antwoord erop gewezen dat de boekingsreferentie niet voldoende specifiek en niet uniek is, omdat deze referentie in de loop van de tijd opnieuw wordt gebruikt door Cathay Pacific. Dit is door Airhelp niet weersproken. Airhelp verwijst in dit verband naar haar “letter before action” (bijlage 3 bij repliek). Daaruit zou volgens haar voldoende duidelijk blijken dat het om een vordering op Cathay Pacific gaat uit hoofde van de vlucht op 22 mei 2018. Deze brief is door de gemachtigde van Airhelp op 10 september 2018 verstuurd. Onduidelijk is of het door de passagier ondertekende “Assignment Form” als bijlage aan de brief is meegezonden. Een verwijzing naar de bijlage ontbreekt.
5.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat het overgelegde “Assignment Form” in te algemene bewoordingen is opgesteld, zodat onvoldoende uit het formulier is gebleken dat de passagier de vordering ten aanzien van de vlucht van Amsterdam naar Hong Kong op 22 mei 2018 heeft overgedragen aan Airhelp. Gelet op het voorgaande is niet aan de vereisten voor geldige overdracht van de vordering voldaan, zodat Airhelp niet-ontvankelijk is in haar vordering. De overige verweren behoeven derhalve geen bespreking meer.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Cathay Pacific worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart Airhelp niet-ontvankelijk in haar vordering;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Cathay Pacific worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Cathay Pacific, vermeerderd met de wettelijke rente van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt Airhelp tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door Cathay Pacific worden gemaakt.
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter