ECLI:NL:RBNHO:2019:7878

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
C /15/293422 / HA RK 19/181
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in strafzaak bij Rechtbank Noord-Holland

Op 13 september 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens een openbare zitting op 10 september 2019, waarin de verzoeker zich niet ontvankelijk verklaarde. De verzoeker stelde dat de kantonrechter, mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, te veel op de hand van het Openbaar Ministerie (OM) was en dat hij informatie miste die relevant was voor zijn zaak. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de wettelijke vereisten voor wraking, zoals vastgelegd in artikel 512 en 513 van het Wetboek van Strafvordering. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende redenen waren voor de vrees dat de kantonrechter niet onpartijdig zou zijn. Het verzoek was niet voldoende gemotiveerd, en de wrakingskamer verwees naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad die stelde dat een rechterlijke tussenbeslissing geen grond kan vormen voor wraking. De rechtbank verklaarde het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk, wat betekent dat het verzoek zonder mondelinge behandeling werd afgehandeld. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Wrakingskamer, locatie Alkmaar
zaaknummer: datumuitspraak: C /15/293422 / HA RK 19/181
13 september 2019
BESLISSINGop het ter zitting gedane verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.), ingediend door:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker, tegen
mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker,
hierna te noemen de kantonrechter.

1.PROCESVERLOOP

1.1.
Op de openbare terechtzitting van 10 september 2019 heeft verzoeker tijdens de behandeling van een kantonstrafzaak, onder parketnummer 96.074056.18 aanhangig bij de rechtbank Noord-Holland op de locatie Zaanstad, een verzoek ingediend tot wraking van de kantonrechter. Hierop heeft de kantonrechter proces-verbaal van het wrakingsverzoek opgemaakt en het onderzoek ter terechtzitting geschorst.
1.2.
Het verzoek en het digitaal procesdossier zijn in handen gesteld van de wrakingskamer van deze rechtbank, locatie Alkmaar.
1.3.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer.
1.4.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

2.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert.
2.2.
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is , waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid.
2.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 513 Sv dient een verzoek tot wraking gemotiveerd te zijn. Dat betekent dat het verzoek de gronden voor de verzochte wraking moeten bevatten.
2.4.
Verzoeker heeft voorafgaand aan de zitting en ter zitting aanhouding van de behandeling gevraagd teneinde aanvullende stukken aan het dossier te doen toevoegen.
De officier van justitie heeft zich tegen aanhouding verzet, daartoe stellende dat de stukken zijn verstrekt behoudens informatie uit de Mulder-zaak, omdat die informatie niet meer beschikbaar is en overigens het belang onvoldoende is onderbouwd.
De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat ter zitting van 11 juni 2019 reeds door de toen behandelend kantonrechter is beslist dat onvoldoende is onderbouwd waarom de gevraagde informatie van belang is voor de beoordeling van de snelheidsovertreding waarvan verzoeker wordt verdacht. Ook nu is het verzoek onvoldoende onderbouwd.
2.5.
Verzoeker heeft hierop meegedeeld dat hij de kantonrechter wraakt, omdat deze teveel op de hand van het OM is en omdat hij informatie mist.
Desgevraagd heeft hij bevestigd dat de wrakingsgrond inhoudt dat de kantonrechter teveel op de hand van het OM is nu conform het standpunt van het OM is beslist.
2.6.
De wrakingskamer leest in het voorgaande geen grond voor wraking. Aangezien het verzoek niet gemotiveerd is, is het daardoor kennelijk niet-ontvankelijk.
De wrakingskamer verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413. Hierin is beslist dat een rechterlijke tussenbeslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking. Wraking is geen verkapt rechtsmiddel.
2.7.
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1. in samenhang met paragraaf 4.1. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank - op internet te vinden onder: www.rechtspraak.nl/Organisatie en contact/Rechtbanken/Rechtbank Noord-Holland/Meer regels en procedures/Regelingen - zal de wrakingskamer het verzoek kennelijk niet­ontvankelijk verklaren.
Dat betekent dat het verzoek zonder mondelinge behandeling wordt afgedaan.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
beveelt dat het proces in de eerste wrakingsprocedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond en beveelt dat de zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team straf van de locatie Alkmaar van de rechtbank Noord­ Holland.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, en
mr. W.C. Oosterbroek en mr. D.D.M. Hazeu, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. P.H. Boersma, griffier, ter openbare terechtzitting van
13 september 2019.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.