In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 september 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een woningzoekende, aangeduid als eiser, en de woningstichtingen Kennemer Wonen en Woonwaard, aangeduid als gedaagden. Eiser had een urgentieverklaring verkregen van het College van burgemeester en wethouders te Alkmaar, maar werd door de woningstichtingen geweigerd voor een sociale huurwoning. De weigering was gebaseerd op het beleid van de woningcorporaties, dat voorschrijft dat een huurder die eerder is ontruimd, pas na een periode van drie jaar opnieuw in aanmerking kan komen voor een huurwoning. Eiser had in maart 2019 een kamer moeten ontruimen en was sindsdien dakloos. De kantonrechter oordeelde dat de handelwijze van de woningstichtingen niet onrechtmatig was, omdat hun belang om eiser niet als huurder te aanvaarden zwaarder woog dan het woonbelang van eiser. De kantonrechter benadrukte dat woningcorporaties contractsvrijheid hebben en dat de weigering om eiser een woning toe te wijzen niet in strijd was met de wetgeving. Eiser werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.