ECLI:NL:RBNHO:2019:7628

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
6287843 \ CV EXPL 17-7926
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging bij aansluitende vluchten en toepasselijkheid van de Europese Verordening

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens compensatie voor vertraging bij aansluitende vluchten. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een reis van Dubai naar Amsterdam met een tussenstop in Zürich. De passagier miste zijn aansluitende vlucht van Zürich naar Amsterdam door een vertraging van 23 minuten van de eerste vlucht, uitgevoerd door Swiss. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier beschikte over één ticket voor de gehele reis en dat de vluchten als rechtstreeks aansluitend moeten worden beschouwd. Echter, de rechter oordeelde dat de Verordening niet van toepassing was, omdat de passagier vanuit een derde land (Verenigde Arabische Emiraten) vertrok en Swiss geen communautaire luchtvaartmaatschappij is. Hierdoor was Swiss niet gehouden om compensatie te betalen.

De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd. De rechter concludeerde dat de passagier ongelijk had en dat de kosten voor de procedure voor zijn rekening kwamen. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter W. Aardenburg op 11 september 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6287843 \ CV EXPL 17-7926
Uitspraakdatum: 11 september 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. R. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines A.G.
gevestigd te Basel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen Swiss
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 9 augustus 2017 een vordering tegen Swiss ingesteld. Swiss heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Swiss een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de passagier vervoerd diende te worden van Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) naar Zürich met vluchtnummer LX243 en aansluitend van Zürich naar Amsterdam met vluchtnummer LX724 op 5 maart 2017.
2.2.
Op de instapkaart van vlucht LX243 staat “operated by: Swiss International Airlines”. Op de instapkaart van vlucht LX724 staat “operated by: Edelweiss Air” (hierna: Edelweiss).
2.3.
Vlucht LX243 is met een vertraging van 23 minuten ten opzichte van de geplande aankomsttijd in Zürich aangekomen. De passagier is door Swiss omgeboekt naar een alternatieve vlucht. De passagier heeft de oorspronkelijk geboekte vlucht LX724 gemist, althans hij is bij de gate geweigerd en is uiteindelijk circa 5 uur later dan oorspronkelijk gepland in Amsterdam aangekomen.
2.4.
De passagier heeft compensatie van Swiss gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Swiss heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Swiss bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 maart 2017, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 maart 2017, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening en de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Volgens de passagier heeft hij zijn aansluitende vlucht gemist doordat Swiss hem ongevraagd heeft omgeboekt. Volgens de passagier had hij nog 32 minuten om de oorspronkelijk geboekte vlucht LX724 te halen. Dit was volgens de passagier voor hem voldoende overstaptijd. De passagier stelt dat hij zich op tijd bij de gate heeft gemeld die nog open was, maar dat hij werd geweigerd doordat Swiss hem voortijdig heeft omgeboekt. Er is dus volgens de passagier sprake van een instapweigering door Swiss zonder redelijke gronden, waardoor Swiss gehouden is de passagier te compenseren tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
Swiss betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat Swiss in het buitenland (Zwitserland) is gevestigd. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Nederland (als onderdeel van de Europese Unie) en Zwitserland zijn partij bij EVEX II (het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken). Swiss is in de procedure verschenen voor de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland en heeft de bevoegdheid van dit gerecht alleen betwist ten aanzien vlucht LX243. Gelet op artikel 24 van EVEX II, is de kantonrechter van deze rechtbank daarom in ieder geval bevoegd ten aanzien van vlucht LX724. De kantonrechter oordeelt dat hieruit voortvloeit dat zij ook bevoegd is te oordelen over vlucht LX243, nu de vordering betrekking heeft op het geheel en/of de combinatie van de vluchten.
4.2.
De kantonrechter zal vervolgens beoordelen of sprake is van twee afzonderlijke vluchten (vlucht LX243 met Dubai als vertrekluchthaven en Zürich als eindbestemming en vlucht LX724 met Zürich als vertrekluchthaven en Amsterdam als eindbestemming) dan wel van twee rechtstreeks aansluitende vluchten (vluchten LX243 en LX724 met Dubai vertrekluchthaven en Amsterdam als eindbestemming). Swiss betoogt dat sprake is van twee afzonderlijke vluchten, terwijl de passagier stelt dat sprake is van twee rechtstreeks aansluitende vluchten.
4.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat de passagier beschikte over één (elektronisch) ticket of bevestigde boeking. De onderhavige vlucht bestaat uit twee delen welke rechtstreeks op elkaar aansluiten, te weten de trajecten Dubai-Zürich en Zürich‑Amsterdam die samen één geheel vormen voor het krachtens de Verordening nr. 261/2004 aan passagiers toekomende recht op compensatie (zie het Wegener-arrest van het Hof van 31 mei 2018, C-537/17). Daarmee is vast komen te staan dat in het onderhavige geval moet worden uitgegaan van twee rechtstreeks aansluitende vluchten, waarbij de passagier is vertrokken vanaf Dubai en waarbij Amsterdam als eindbestemming moet worden aangemerkt.
4.4.
Vervolgens twisten partijen over de vraag wie als uitvoerende luchtvaartmaatschappij moet worden aangemerkt. Vast staat dat bij de onderhavige vlucht drie luchtvaartmaatschappijen betrokken zijn. Lufthansa heeft de tickets verkocht, Swiss heeft het eerste deel van de vlucht onder haar eigen vluchtnummer uitgevoerd en Edelweiss heeft het tweede deel in codeshare onder het vluchtnummer van Swiss uitgevoerd. Swiss heeft betoogd dat Edelweiss als uitvoerende luchtvaartmaatschappij van vlucht LX724 moet worden aangemerkt. Daarbij gaat Swiss er echter vanuit dat sprake is van twee separate vluchten. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is dat een onjuist uitgangspunt. Naar het oordeel van de kantonrechter is hier enkel van belang of Swiss als uitvoerende luchtvaartmaatschappij van de (gehele) vlucht kan worden aangemerkt, nu de passagier ervoor heeft gekozen Swiss aan te spreken. Echter, indien tot dat oordeel wordt gekomen, is de conclusie dat de Verordening niet van toepassing is. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.5.
In artikel 3, lid 1 van de Verordening is het volgende bepaald:
“Deze verordening is van toepassing
a.
a) op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is;
b) op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, tenzij zij bepaalde voordelen of compensatie hebben ontvangen en bijstand hebben gekregen in dat derde land, indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is”.
4.6.
Vast staat dat de passagier is vertrokken vanaf een derde land (Verenigde Arabische Emiraten) en dat Swiss geen communautaire luchtvaartmaatschappij is, zodat - in het geval Swiss wordt aangemerkt als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij - niet wordt voldaan aan artikel 3, lid 1, aanhef en sub a van de Verordening, noch aan artikel 3 lid 1, aanhef en sub b van de Verordening. Dit betekent dat de Verordening in de onderhavige zaak toepassing mist.
4.7.
De kantonrechter concludeert dat Swiss niet gehouden is compensatie aan de passagier te voldoen. De vordering van de passagier zal worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Swiss worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Swiss worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Swiss;
5.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Swiss worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter