Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser]
[eiseres]
gemachtigde: mr. F. van der Hoek
1.[gedaagde 1]
[gedaagde 2]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
I. de huurovereenkomst voor het gehuurde aan het Charlotte van Pallandthof 72 te 1628
ZH Hoorn voor beëindigd verklaart tegen 1 juni 2019;
II. het tijdstip van ontruiming van het gehuurde vaststelt op 1 juni 2019;
III. [gedaagden] veroordeelt het gehuurde tegen de datum van de beëindiging van de
huurovereenkomst na betekening van het vonnis met de hunnen en met het hunne te
verlaten en ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Ten
Tusscher c.s. te stellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat
hiermee in strijd handelen met een maximum van € 100.000,00;
IV. [eisers] machtigt om, indien [gedaagden] met die ontruiming in gebreke
mochten blijven, deze zelf op kosten van [gedaagden] te doen bewerkstelligen door een
deurwaarder, zo nodig met behulp van de politie of de gewapende macht;
V. [gedaagden] veroordeelt om aan [eisers] te betalen primair € 1.250,00 ter zake
van huur, subsidiair € 1.014,00 per maand per 1 januari 2018 en € 1.031,24 per 1
januari 2019, vanaf 1 december 2018 tot beëindiging van de huurovereenkomst, onder
aftrek van de bedragen die [gedaagden] over die periode aan huur hebben betaald;
VI. [gedaagden] veroordeelt tot betaling van € 1.250,00, subsidiair € 1.031,24, per maand
als schadevergoeding gelijk aan de maandelijkse huur op grond van de
huurovereenkomst voor iedere maand of gedeelte van een maand dat [gedaagden] na de
beëindigingsdatum in het gehuurde zijn gebleven tot de dag waarop zij het gehuurde
feitelijk hebben ontruimd;
VII. [gedaagden] veroordeelt tot betaling aan [eisers] van € 154,00 ter zake van
onbetaalde huurverhoging over het tijdvak van 1 januari 2018 tot en met 30 november
2018;
VIII. dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart;
IX. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten.
4.Het verweer
terme de grâce.
5.De beoordeling
€ 1.250,00 blijkt. Verder hebben [eisers] onweersproken gesteld dat de huurprijs in 2009 volgens het toen geldende woningwaarderingsstelsel en de vergunning krachtens de Leegstandswet reeds € 1.196,00 bedroeg. Inmiddels zijn tien jaar verstreken, zodat een huurprijs van € 1.250,00 de kantonrechter niet onredelijk voorkomt. Ten slotte acht de kantonrechter een huurprijs van € 1.250,00 redelijk nu [gedaagden] op grond van de huurovereenkomst een jaarlijkse indexatie zijn verschuldigd, waarop nimmer door [eisers] aanspraak is gemaakt. Indien deze indexatie de afgelopen tien jaar wèl zou zijn toegepast, zou de huurprijs niet ver afwijken van het aanbod van [eisers]
[gedaagden] hebben als verweer aangevoerd dat de woningen uit het uitwisselingsoverzicht niet vergelijkbaar zijn en dat slechts een geveltaxatie is uitgevoerd. In het licht van het voorgaande hebben [gedaagden] de redelijkheid van het voorstel onvoldoende gemotiveerd betwist. De door [eisers] voorgestelde nieuwe huurprijs kan daarom als een redelijk aanbod aan [gedaagden] tot het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst worden beschouwd.
terme de grâcevan één maand te gunnen om het aanbod alsnog te aanvaarden, bij gebreke waarvan de huurovereenkomst ten einde zal komen op 1 december 2019.
6.De beslissing
dagvaarding € 99,01
griffierecht € 231,00
salaris gemachtigde € 360,00 ;