ECLI:NL:RBNHO:2019:7054

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
15.170804.18 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van mobiele telefoons en deelname aan een criminele organisatie op festival Mysteryland

Op 15 augustus 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij de diefstal van 59 mobiele telefoons en een geldbedrag op het festival Mysteryland. De diefstallen vonden plaats op brutale wijze, waarbij festivalgangers op een ongepaste manier van hun persoonlijke bezittingen werden beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de materiële schade aanzienlijk was, en dat er ook immateriële schade was door het verlies van honderden gigabytes aan persoonlijke data van de gedupeerden. De verdachte was niet alleen verantwoordelijk voor de diefstallen, maar maakte ook deel uit van een criminele organisatie die met een vooropgezet plan naar Nederland was gekomen om deze misdrijven te plegen. De rechtbank heeft meegewogen dat de verdachte een leidende rol binnen deze organisatie had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de relatief jonge leeftijd van de verdachte en haar inspanningen om een delictvrij leven te leiden in haar voordeel zijn meegewogen. De benadeelde partij, die een schadevergoeding had ingediend, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat het geldbedrag al was terugbetaald. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de feiten en omstandigheden zorgvuldig heeft afgewogen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.170804.18 (P)
Uitspraakdatum: 15 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 augustus 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
thans gedetineerd in [detentieadres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Beun en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 26 augustus 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (van
85 euro), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geld, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2018 tot en met 26
augustus 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, 59 mobiele telefoons (zie pagina 277 proces-
verbaal), althans een groot aantal mobiele telefoons, in elk geval enig(e) goed(eren), die
geheel of ten dele aan anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s)
toebehoorde, te weten aan diverse bezoekers van het festival Mysteryland, heeft
weggenomen telkens met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en / of
zij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2018 tot en met 26
augustus 2018, te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer
voorwerpen, te weten 59 mobiele telefoons (zie pagina 277 proces-verbaal), althans een
groot aantal mobiele telefoons, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of
omgezet, terwijl zij telkens wist dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
zij in of omstreeks de periode van 20 juli 2018 tot en met 26 augustus 2018 in Nederland
en/of Frankrijk en/of België en/of Spanje, althans in landen in Europa, heeft
deelgenomen aan een organisatie bestaande uit een samenwerkingsverband van
natuurlijke personen, te weten (onder andere) [verdachte] , [medeverdachte]
, [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4]
, [persoon 5] , [persoon 6] , [persoon 7] , [persoon 8] en
/of [persoon 9] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te
weten zakkenrollen / diefstallen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.
Bevoegdheid rechtbank
De raadsman heeft aangevoerd dat op grond van artikel 2 Sr in verbinding met artikel 5 Sr er voor de Nederlandse strafrechter geen rechtsmacht bestaat voor strafbare feiten die in Frankrijk respectievelijk België gepleegd zijn door een onderdaan van de Republiek Colombia. Volgens de verdediging moet het Openbaar Ministerie daarom ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde deels niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank beoordeelt dit verweer in het kader van de bevoegdheid van de rechtbank en overweegt daaromtrent het volgende. Onderzocht dient te worden of rechtsmacht bestaat op grond van artikel 2 Sr. Ingevolge voornoemd artikel is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Volgens vaste jurisprudentie en op grond van de hiervoor genoemde wetsbepaling is naast vervolging van een strafbaar feit in Nederland ook ten aanzien van de van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden vervolging mogelijk, mits deze gedragingen deel uitmaken van een strafbaar feit dat zowel in Nederland als in het buitenland is gepleegd. (HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6328). De rechtsmacht geldt in dat geval voor het gehele feitencomplex.
Aan verdachte is onder 3 ten laste gelegd dat zij zich in Nederland en/of Frankrijk en/of België en/of Spanje, althans in landen in Europa, heeft schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de Nederlandse strafwet op het geheel van het onder 3 aan verdachte ten laste gelegde van toepassing.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van de feiten 1 en 3 bepleit.
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Door de raadsman is – kort samengevat – aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 5] grotendeels niet te verifiëren valt en onbruikbaar is voor het bewijs.
Voorts stelt de raadsman dat niet voldaan is aan de maatstaven van de Hoge Raad voor het aantonen van een criminele organisatie. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar de uitspraken van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) en 15 maart 2016 (ECLI:NL:HR:2016:400 en ECLI:NL:HR:2016:401). Uit het proces-verbaal blijkt niet dat sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband. Het hebben van onderlinge telefonische contacten is niet redengevend voor het bestaan van een groep in criminele zin.
[getuige 5]
Aangaande de getuigenverklaringen afgelegd door [getuige 5] overweegt de rechtbank dat deze gedetailleerd en consistent zijn én op essentiële onderdelen ondersteund worden door onderzoeksgegevens in het dossier. Niet gebleken is dat de verklaringen ingegeven zouden zijn door het motief bepaalde personen op onjuiste wijze strafrechtelijk te belasten. De rechtbank zal de verklaringen dan ook bezigen voor het bewijs.
Criminele organisatie
Voor wat betreft de vraag of de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie bewezen kan worden, geldt het volgende. Vooropgesteld wordt dat onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378).
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die – kort gezegd – in het bijzonder tot oogmerk had het plegen van diefstallen en zakkenrollen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met anderen vanuit Spanje naar Nederland is afgereisd, enkel met het doel genoemde misdrijven te plegen. De aard en de duur van de contacten tussen verdachte en haar medeverdachten, alsmede de omstandigheid dat een administratie van de gestolen telefoons werd gevoerd en de professionaliteit van de uitgevoerde diefstallen, waarbij in korte tijd zeer grote hoeveelheden mobiele telefoons werden buitgemaakt, deze vervolgens naar het buitenland werden overgebracht, niet traceerbaar werden gemaakt en uiteindelijk werden verkocht, waren zodanig dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr.
De rechtbank komt daarom tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.
3.3.3
Partiële vrijspraak feit 2
Omdat de rechtbank tot bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging komt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 2 cumulatief/alternatief ten laste gelegde heling van de telefoons.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 26 augustus 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag (van 85 euro), dat toebehoorde aan [aangever 1] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij in de periode van 23 augustus 2018 tot en met 26 augustus 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, 59 mobiele telefoons, die toebehoorden aan diverse bezoekers van het festival Mysteryland, heeft
weggenomen telkens met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
zij in de periode van 20 juli 2018 tot en met 26 augustus 2018 in Nederland en Frankrijk en Spanje, heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [verdachte] , [medeverdachte] , [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] , [persoon 6] , [persoon 7] , [persoon 8] en [persoon 9] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten zakkenrollen / diefstallen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan diefstal van 59 mobiele telefoons en een geldbedrag. Al deze diefstallen hebben plaatsgevonden op het festival Mysteryland. De gedupeerden zijn op dat festival op een brutale wijze van hun spullen beroofd die zich in hun broekzak of tas bevonden. De aangerichte materiële schade is aanzienlijk. Daarnaast is sprake van immateriële schade. Bij de gedupeerden is immers voor honderden gigabytes aan foto’s, filmmateriaal en andere persoonlijke data verloren gegaan.
In dat verband heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie, welke organisatie zich schuldig maakte aan voornoemde misdrijven. Uit de inhoud van het strafdossier is gebleken dat verdachte en de medeverdachten – vanuit het buitenland – met een vooropgezet plan naar het festival in Nederland zijn gekomen, om aldaar festivalgangers van hun spullen te beroven. Zij hebben hun belang van puur financieel gewin boven de belangen gesteld van alle personen die zij (onherstelbare) schade hebben berokkend. Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank mee, dat zij binnen de criminele organisatie een leidende rol heeft gehad.
Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank de relatief jonge leeftijd van verdachte in ogenschouw. Verdachte koestert de wens een delictvrij bestaan te leiden. Zij heeft zich daarvoor ingezet door in detentie verschillende certificaten van cursussen te behalen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf dan een straf die de vrijheidsbeneming van verdachte meebrengt passend en geboden is. De rechtbank zal evenwel een lichtere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, waarmee naar het oordeel van de rechtbank de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking wordt gebracht.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 85,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Uit het dossier is gebleken dat het geldbedrag reeds aan de benadeelde partij is geretourneerd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
57, 140 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
DERTIG [30] MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. ten Bos, voorzitter,
mr. R.A. Otter en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Zeeman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2019.
Zie voor de bewijsmiddelen het vonnis van de medeverdachte onder ECLI:NL:RBNHO:2019:7047.