ECLI:NL:RBNHO:2019:6841

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
8 augustus 2019
Zaaknummer
15-171954-19 (nieuw) 15/057700-19 (oud) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een vijftienjarig slachtoffer in Haarlem, met geweld en bedreiging

Op 8 augustus 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in 2004 een vijftienjarig meisje in Haarlem heeft verkracht. De verdachte heeft het slachtoffer van haar fiets getrokken en haar naar het stadsbos de Haarlemmerhout gesleept, waar hij haar met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en gedetailleerd beoordeeld, in tegenstelling tot de verklaring van de verdachte, die als ongeloofwaardig werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting, waarbij de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar zijn meegewogen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met inachtneming van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft benadrukt dat de verkrachting een ernstige schending van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer is geweest, met langdurige psychische gevolgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-171954-19 (nieuw) 15/057700-19 (oud) (P)
Uitspraakdatum: 8 augustus 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juli 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortdatum] 1985 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [HVB] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 november 2004 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortdatum] 1988) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht, en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van
die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht, en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina geduwd en/of gehouden, en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] , en/of
- die [slachtoffer] over haar (naakte) lichaam en/of haar (naakte) vagina gelikt, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- terwijl die [slachtoffer] alleen in het donker fietste, die [slachtoffer] met kracht van haar fiets heeft getrokken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] (mee) de bosjes in heeft gesleurd, althans (mee)getrokken en/of over de grond heeft (mee)gesleurd en/of
- driemaal, althans een of meermalen met zijn gebalde vuist(en) op haar hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] aan haar haren heeft meegesleurd en/of getrokken, en/of
- die [slachtoffer] onder haar kaken heeft vastgepakt en/of hierbij haar hoofd omhoog heeft getrokken, en/of
- zijn, verdachtes, vingers in de neus van die [slachtoffer] heeft gestopt en/of hierbij haar hoofd naar achteren heeft getrokken, en/of
- zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer] heeft geslagen en haar (deels) over de grond heeft (mee)gesleurd en/of (mee)getrokken, en/of
- toen die [slachtoffer] kans zag om weg te rennen, achter die [slachtoffer] aan is gerend en/of vervolgens die [slachtoffer] aan haar haren terug heeft gesleurd en/of getrokken, waarbij die [slachtoffer] met haar naakte billen en/of lichaam over de grond werd getrokken, en/of vervolgens
- die [slachtoffer] op de grond heeft (neer)gegooid en/of aan de kleding van die [slachtoffer] heeft gesjord en/of kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, en/of
- met zeer veel kracht meermalen met zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft geduwd, en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een zeer bedreigende situatie heeft doen ontstaan waar zij zich niet aan kon ontrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2004 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortdatum] 1988) te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] ,
- terwijl die [slachtoffer] alleen in het donker fietste, die [slachtoffer] met kracht van haar fiets heeft getrokken en/of (vervolgens) - die [slachtoffer] (mee) de bosjes in heeft gesleurd, althans (mee)getrokken en/of over de grond heeft (mee)gesleurd en/of
- driemaal, althans een of meermalen met zijn gebalde vuist(en) op haar hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] aan haar haren heeft (mee)gesleurd en/of (mee)getrokken, en/of
- die [slachtoffer] onder haar kaken heeft vastgepakt en/of hierbij haar hoofd omhoog heeft getrokken, en/of
- zijn, verdachtes vingers in de neus van die [slachtoffer] heeft gestopt en/of hierbij haar hoofd naar achteren heeft getrokken, en/of
- zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of haar (deels) over de grond heeft (mee)gesleurd en/of (mee)getrokken, en/of
- toen die [slachtoffer] kans zag om weg te rennen, achter die [slachtoffer] aan is gerend en/of vervolgens die [slachtoffer] aan haar haren terug heeft gesleurd en/of getrokken, waarbij die [slachtoffer] met haar naakte billen en/of lichaam over de grond werd getrokken, en/of vervolgens
- die [slachtoffer] op de grond heeft (neer)gegooid en/of aan de kleding van die [slachtoffer] heeft gesjord en/of kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, en/of
- met zeer veel kracht meermalen met zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft geduwd, en/of
- zich heeft laten aftrekken door die [slachtoffer] , en/of
- die [slachtoffer] over haar (naakte) lichaam en/of haar (naakte) vagina heeft gelikt, en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een zeer bedreigende situatie heeft doen ontstaan waar zij zich niet aan kon ontrekken; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, met uitzondering van het duwen of brengen van de penis in de vagina.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem primair ten laste gelegde verkrachting. De raadsman heeft vooropgesteld dat verdachte ter terechtzitting weliswaar een gedeeltelijk bekennende verklaring heeft afgelegd, maar dat voor een bewezenverklaring van verkrachting moet komen vast te staan dat verdachte het lichaam van het slachtoffer is binnengedrongen. Verdachte heeft echter verklaard dat noch orale seks noch penetratie van de vagina hebben plaatsgevonden. Het slachtoffer heeft bovendien zelf ook verklaard dat verdachte niet met zijn penis in haar vagina is geweest. Deze verklaring van verdachte vindt steun in het feit dat geen sperma is aangetroffen in het lichaam van het slachtoffer. Dat wel ander celmateriaal van verdachte is aangetroffen in de mond en in de schede van het slachtoffer maakt dat zowel de lezing van verdachte als de lezing van het slachtoffer kan kloppen. Het aangetroffen celmateriaal van verdachte is immers niet nader omschreven en verdachte heeft verklaard dat hij met zijn tong in de mond van het slachtoffer is geweest en dat hij met zijn vingers rondom haar vagina heeft gezeten; hierdoor kan celmateriaal van verdachte naar het slachtoffer zijn overgedragen. Ook ontkent verdachte dat hij het slachtoffer heeft geslagen, zijn vingers in haar neus heeft gestopt en aan haar haren heeft getrokken. In dat verband is de letselverklaring van belang. Hieruit kan worden afgeleid dat het letsel van het slachtoffer zowel kan zijn ontstaan door een handgemeen als door de omstandigheid dat zij over de grond is gesleept.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsoverweging
Zoals bij zedenzaken vaker het geval is staan de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte in deze zaak lijnrecht tegenover elkaar. Het slachtoffer heeft in essentie verklaard dat verdachte – voorafgegaan door veel geweld – zijn penis in haar mond heeft geduwd en dat zij zijn penis tegen haar vagina heeft gevoeld. Hier tegenover staat de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij weliswaar enkele geweldshandelingen heeft gepleegd, maar zeker niet in de mate waarover het slachtoffer heeft verklaard, en dat hij het slachtoffer bovendien op geen enkele wijze heeft gepenetreerd.
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte over hetgeen op 18 november 2004 is gebeurd als ongeloofwaardig terzijde, gelet op het stadium waarin deze is afgelegd en de inconsistentie met zijn eerder hierover afgelegde verklaringen. Verdachte heeft immers – tot aan het onderzoek ter terechtzitting – in alle toonaarden ontkend ook maar in het geringste iets met het ten laste gelegde feit te maken te hebben. Verdachte heeft eerst ter terechtzitting een deels bekennende verklaring afgelegd. Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank niet anders te kwalificeren dan strategisch en aangepast op het voorhanden zijnde bewijsmateriaal. Verdachte heeft immers slechts die delen van de tenlastelegging bekend die passen binnen de reikwijdte van een poging tot verkrachting en niet binnen die van een voltooid delict. Verdachte blijft weg bij het seksueel binnendringen en diverse ernstige geweldshandelingen.
De rechtbank acht in dit verband van belang dat verdachte tijdens zijn verhoor in Polen op
20 augustus 2018 heeft verklaard dat hij er niets mee te maken heeft en dat wanneer DNA van hem zou worden vergeleken met het in het lichaam van het slachtoffer aangetroffen DNA van de dader, dit niet met elkaar overeen zou komen. Gelet hierop heeft de officier van justitie aanvullend DNA-onderzoek in gang gezet, hetgeen nogmaals een voor verdachte belastend resultaat heeft opgeleverd. Eerst hierna – tijdens het onderzoek ter terechtzitting – heeft verdachte een deels bekennende verklaring afgelegd. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn verklaring lijkt te hebben aangepast toen deze niet langer houdbaar bleek te zijn.
Daar staan tegenover de vanaf het eerste contact met de politie door het slachtoffer afgelegde
consistente en gedetailleerde verklaringen. Verklaringen die bovendien worden ondersteund
door het in het lichaam van het slachtoffer aangetroffen sporenmateriaal van de verdachte en
het bij haar geconstateerde letsel dat blijkt uit de letselverklaring en de foto’s van het letsel.
Om die redenen gaat de rechtbank uit van de door het slachtoffer afgelegde verklaringen.
3.3.2.
De bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen [1] .
De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd:
Het klopt wel dat ik op 18 november 2004 op die plek aanwezig was. Ik was aanwezig op de plek van het incident.
Een proces-verbaal van aangifte van 18 november 2004 inhoudende de verklaring van [aangever] (doorgenummerde pagina’s 000013 t/m 000014), onder andere inhoudende:
Ik doe hierbij mede namens mijn dochter [slachtoffer] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortdatum] 1988, aangifte van verkrachting voorafgegaan door geweld, gepleegd op 18 november 2004, omstreeks 21.30 en 22.00 uur, op de Fonteinlaan en in de Haarlemmerhout te Haarlem.
Een proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2005 (doorgenummerde pagina 000011) onder andere inhoudende de ten overstaan van verbalisant [verbalisant] op 18 november 2004 afgelegde verklaring van [slachtoffer] :
Ik heb zijn piemel tegen mijn vagina gevoeld.
Een schriftelijk bescheid (ongedateerd) inhoudende de verklaring van [slachtoffer] (doorgenummerde pagina 000016), onder andere inhoudende:
Ik fietste langs de hout en van de tegenovergestelde kant kwam een man aangelopen. Hij greep me en sleurde me de bosjes in. Ik werd een tijd lang het pad over, het bos ingesleurd. Toen drukte hij me op de grond en sloeg me een paar keer met zijn vuist op mijn hoofd. Hij pakte mij bij mijn keel en sleurde me mee. Hij pakte mij ook een paar keer aan mijn haar en als ik me probeerde los te worstelen werd hij alleen maar ruwer. Hij tilde mij ook een keer met zijn handen onder mijn kaken op. Hij deed hij zijn wijsvinger en zijn middelvinger in mijn neusgaten en trok mijn hoofd helemaal naar achter aan mijn neus. Hij deed zijn arm om mijn nek en sleurde me mee over de grond. Hij deed zijn rits open en moest ik hem aftrekken. Dit deed ik. Toen wilde hij dat ik hem pijpte. Hij duwde mijn hoofd en dus deed ik dat ook. Toen ik mijn broek en laarzen aan hem gaf en hij deze aanpakte, ben ik hard over het pad weggerend, maar op ongeveer de helft greep hij weer mijn haar vast en sleurde me helemaal mee terug. Daar spreidde hij mijn jas uit en gooide mij hierop. Hij trok mijn bh, het spaghetti pandjes shirtje en mijn zwarte trui tegelijk uit. Daarna likte hij mijn borst, mijn mond, en hij wilde me beffen.
Een schriftelijk bescheid inhoudende een letselbeschrijving opgesteld door D. van Arkel, forensisch arts, op 19 november 2004 (doorgenummerde pagina 000043), onder andere inhoudende:
Datum letsel: 18-11-2004Naam cliënt: [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortdatum] -1988
Datum onderzoek: 19-11-2004 (01.00 uur, enkele uren na trauma)
Letsel:
(zie ook de uitgebreide weergave van het letsel, met tekeningen, in het politie-rapport en met
name de uitvoerige foto-reportage)
Hoofd/aangezicht:
Natte haren van de regen, gehele gezicht besmeurd met moddervegen van zwarte aarde, bloeding uit rechter neusgat, rechter wang rood, rode bult op het voorhoofd boven rechter wenkbrauw, rode plekken in de hals beiderzijds passende bij verwurgende greep met 1 of 2 handen (letsel past niet bij val van fiets, wel bij handgemeen en/of slepen over de grond).Romp:
multipele schaafwonden over de gehele rug met vooral forse schrammen op het stuitje, passend bij slepen over de grond (beslist niet passend bij val van fiets), ook op de bovenbenen (rechts meer dan links) lijken er duidelijke sleepsporen te zijn.Extremiteiten:
bloedende (schaaf-)wond aan achterzijde van rechter elleboog bloedende (schaaf-)wond aan de linker knie schaafwonden aan beide handpalmenMogelijke oorzaak/ontstaanswijze van het letsel:
alle verwondingen passen bij een handgemeen/gevecht waarbij cliënte met geweld overmeesterd en over een forse afstand over de grond (ruw oppervlak) gesleept lijkt te zijn. Zoals gezegd passen de letsels, zeker als geheel, beslist niet bij een accidentele val van de fiets, op wat voor ondergrond dan ook.
Een proces-verbaal van onderzoek van 20 juli 2005 (doorgenummerde pagina's 000001 t/m 000006), onder andere inhoudende:
Door de forensisch arts D. van Arkel is een beschrijving opgemaakt van het bij [slachtoffer] waargenomen letsel. Wat niet in de letselbeschrijving is opgenomen maar wel is waargenomen betreft een kneuzing nabij de vagina van [slachtoffer] .
Een proces-verbaal van sporenonderzoek van 23 december 2004 (doorgenummerde pagina's 000019 t/m 000042), onder andere inhoudende:
De forensisch arts, D van Arkel was aanwezig in het ziekenhuis en aan hem stelde ik de "onderzoeksset zeden slachtoffer" ter beschikking. Deze onderzoeksset was voorzien van het unieke DNA identiteitsnummer ZAD276.
AFNAME ONDERZOEKSSET ZEDEN
Op donderdag 18 november 2004 te 23.50 uur, is door de [gynaecologe] en haar [assistente] , in samenwerking met de forensisch arts, in mijn aanwezigheid, en met toestemming van het slachtoffer, de onderzoeksset zeden slachtoffer afgenomen.
AFNAME WANGSLIJM
Op vrijdag 19 november 2004 te 01.05 uur is door de forensisch arts van het slachtoffer celmateriaal afgenomen in de vorm van wangslijm voor een vergelijkend DNA onderzoek. Dit referentiemonster is voorzien van het unieke DNA identiteitszegelnummer RDU111.
Een schriftelijk bescheid inhoudende een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 7 april 2005 (doorgenummerde pagina’s 000067 t/m 000071), onder andere inhoudende:
Conclusie 1Het celmateriaal in het schede-uitstrijkje [ZAD276]#1 bestaat uit celmateriaal van een onbekende man vermengd met celmateriaal van het slachtoffer [slachtoffer] [RDU111]
Conclusie 2Het celmateriaal in de bemonstering van de binnenzijde van de mond [ZAD276]#4 bestaat uit celmateriaal van een onbekende man vermengd met celmateriaal van het slachtoffer [slachtoffer] [RDU111]. Van dit partiële DNA-mengprofiel kan een hoofdprofiel worden afgeleid dat overeenkomt met het afgeleide DNA-hoofdprofiel van de onder conclusie 1 vermelde onbekende man.
Een schriftelijk bescheid inhoudende een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 28 januari 2013 (pagina’s 025 t/m 026), onder andere inhoudende:
In het kader van de op het verdrag van Prüm gebaseerde EU-raadsbesluiten worden Nederlandse DNA-profielen ook vergeleken met een aantal buitenlandse DNA-databanken. Hierbij is een match gevonden tussen een DNA-profiel van een spoor uit Nederland en een DNA-profiel van een persoon uit Polen. De matchkans van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard. De code van het DNA-profiel uit Polen is: 201136. Met deze code kunnen in Polen door middel van een internationaal
rechtshulpverzoek de bij het DNA-profiel behorende gegevens worden opgevraagd. De code van het DNA-profiel uit Nederland is: 2004.12.10.061 ZAD276#4.
Een schriftelijke bescheid, zijnde een brief van de officier van justitie van het arrondissementsparket te Krakau van 20 april 2018, bevattende een rapport van het Centraal Forensisch Laboratorium van de politie van Warschau van 13 april 2018 (pagina’s 027 t/m 029), onder andere inhoudende:
Onder het referentienummer 201136 een DNA-profiel van het biologisch materiaal afgenomen van [verdachte] .
Een aanvullend proces-verbaal van biologische sporen ZAD276#4 ZAD276#1 ZAD276#2 van 4 juni 2018 (pagina’s 033 t/m 034), onder andere inhoudende:
- Op 26 april 2018 ontving ik een rapportage [aanvraag 002] waarin de bewijskracht van spoor ZAD276#4 werd geformuleerd. Het bewijs is 1: 1.000.000.000 dat de match afkomstig is van een persoon uit Polen met code 201136.
- Op 09 mei 2018 ontving ik een rapportage [aanvraag 003] waarin de locaties van de bemonsteringen ZAD276#1 en ZAD276#2 zijn vermeld. De locaties van de bemonsteringen zijn binnenzijde vulva rechts en binnenzijde vulva links.
- In het onderzoeksrapport zedendelicten slachtoffer, onderdeel van de onderzoeksset zedendelicten voorzien van het nummer ZAD276, opgemaakt door de forensisch arts staat omschreven; 'Zwelling labium majus rechts' en 'Geen tekenen van penetratie'.Bij onderzoek van de objectglaasjes uit deze onderzoeksset zedendelicten slachtoffer waarop de bemonsteringen zijn aangebracht, staat de door mij, verbalisant, handgeschreven tekst '1 bi zijde vulva li' en '2 bi re'. Bij navraag aan de forensisch arts omtrent de locaties van deze genomen bemonsteringen kon deze verklaren dat;
“'1 bi zijde vulva li' betekent dat de binnenzijde van de binnenste schaamlippen aan de linkerkant' is bemonsterd", “'bi vulva re' betekent dat de binnenzijde van de binnenste schaamlippen aan de rechterkant is bemonsterd hetgeen behelst dat 'de binnenzijde van de schede is bemonsterd".- “het is voor mij duidelijk dat de man met veel geweld geprobeerd heeft het slachtoffer te verkrachten.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 november 2004 in de gemeente Haarlem door geweld [slachtoffer] (geboren op [geboortdatum] 1988) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en- zijn, verdachtes, penis tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd en of gebracht en- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en- die [slachtoffer] over haar naakte lichaam en haar vagina gelikt,
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte- terwijl die [slachtoffer] alleen in het donker fietste, die [slachtoffer] met kracht van haar fiets heeft getrokken en vervolgens- die [slachtoffer] het bos in heeft gesleurd en over de grond heeft meegesleurd en- meermalen met zijn gebalde vuist op haar hoofd heeft gestompt en/of geslagen en- die [slachtoffer] aan haar haren heeft meegesleurd, en- die [slachtoffer] onder haar kaken heeft vastgepakt en- zijn, verdachtes, vingers in de neus van die [slachtoffer] heeft gestopt en hierbij haar hoofd naar achteren heeft getrokken, en- zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer] heeft geslagen en haar over de grond heeft gesleurd en- toen die [slachtoffer] kans zag om weg te rennen, achter die [slachtoffer] aan is gerend en vervolgens die [slachtoffer] aan haar haren terug heeft gesleurd, waarbij die [slachtoffer] met haar naakte lichaam over de grond werd getrokken, en vervolgens- die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, en- met zeer veel kracht meermalen met zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft geduwd, en aldus voor die [slachtoffer] een zeer bedreigende situatie heeft doen ontstaan waar zij zich niet aan kon onttrekken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar en het feit is voorafgegaan en vergezeld van geweld.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

5.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat hoewel verdachte ten aanzien van zijn Poolse strafzaken als volledig toerekeningsvatbaar is beschouwd, de omvangrijke problematiek van verdachte – waaronder zijn alcoholverslaving en moeilijke jeugd – van voldoende gewicht is om in ieder geval het vermoeden dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar was te bevestigen.
5.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat uit de in Polen opgemaakte psychologische rapporten volgt dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is verklaard.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de ten aanzien van de persoon van verdachte opgemaakte Poolse psychologische rapporten niet worden gebezigd bij de beantwoording van de vraag of verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard ten aanzien van het ten laste gelegde. Voornoemde rapporten zijn immers niet ten aanzien van het onderhavige ten laste gelegde feit opgemaakt. Wel merkt de rechtbank op dat deze rapporten geenszins het vermoeden rechtvaardigen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar zou moeten worden geacht. De strekking van de rapporten is immers dat verdachte ten aanzien van de Poolse strafbare feiten als volledig toerekeningsvatbaar moest worden beschouwd. Ook overigens is de rechtbank – anders dan de raadsman – van oordeel dat noch uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting een omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is niet in strafmatigende zin van toepassing.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank – in het geval van strafoplegging – verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat geen sprake is geweest van een voltooide verkrachting, maar slechts een poging daartoe. Daarnaast is artikel 63 Sr van toepassing. De raadsman heeft voorts betoogd dat rekening moet worden gehouden met de veroordelingen van verdachte in Polen en zijn nog zeer lang durende detentie aldaar. Verder heeft verdachte verklaard dat hij werkt aan zijn problematiek. Hij heeft zelf het initiatief genomen om zijn drugsverslaving en agressie aan te pakken en hij heeft lessen gevolgd om een vak te leren. Verdachte heeft geen makkelijke jeugd gehad. In zijn kindertijd kwam hij al in aanraking met psychische zorgverlening, waarbij de grootste problemen in de familiaire sfeer lagen. Verder moet rekening worden gehouden met het grote tijdsverloop in deze zaak. Al in 2013 heeft een Prümhit plaatsgevonden, maar verdachte heeft tot 2019 moeten wachten tot zijn strafzaak op zitting werd aangebracht.
Tot slot is van belang dat – hoewel verdachte zich realiseert dat het niet zijn verdienste is – het slachtoffer een buitengewoon sterke vrouw is, die het voorval ziet als een poging tot verkrachting en het voorval inmiddels een plek heeft gegeven. Dat is belangrijk bij de beantwoording van de vraag wat een passende straf is in deze zaak. Het LOVS-oriëntatiepunt voor verkrachting indiceert een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De eis van de officier van justitie is om die reden veel te hoog.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft het toentertijd vijftienjarige slachtoffer, toen zij in het donker naar huis fietste na een avondje winkelen in Haarlem, onverhoeds van haar fiets getrokken. Daarna heeft hij haar het stadsbos de Haarlemmerhout in gesleept, haar met de vuist geslagen, haar bij haar keel gepakt en haar ontkleed. Toen het slachtoffer probeerde te ontsnappen heeft verdachte haar, opnieuw met gebruik van veel geweld – waarbij hij het slachtoffer aan haar haren heeft getrokken, zijn vingers in haar neus heeft gestopt en, blijkens de later geconstateerde verwondingen, het naakte lichaam van het slachtoffer over de grond heeft gesleurd – teruggebracht naar de plek in het bos vanwaar zij had weten te ontsnappen. Daar heeft hij het slachtoffer gedwongen hem – onbeschermd – oraal te bevredigen en heeft hij zijn penis tussen de schaamlippen van het slachtoffer geduwd.
Een verkrachting is in zijn algemeenheid een uitermate traumatische gebeurtenis voor het slachtoffer, met niet zelden langdurige psychische en emotionele gevolggen. In deze zaak is dat zeker ook het geval, zoals blijkt uit de verklaringen van het slachtoffer. De ingrijpende gevolgen die de gebeurtenissen voor haar hebben gehad, heeft het slachtoffer middels het uitoefenen van spreekrecht ter terechtzitting, op indringende wijze onder woorden gebracht.
Uit de ter terechtzitting door het slachtoffer voorgelezen verklaring volgt dat zij tijdens de gebeurtenissen doodsangsten heeft uitgestaan en dat zij haar lichaam heeft gezien als een middel om levend uit het bos te komen. Verder heeft het slachtoffer verklaard dat zij voorafgaand aan de gebeurtenissen nog maagd was en geen enkele seksuele ervaring had.
De rechtbank vindt het buitengewoon ernstig dat de eerste seksuele ervaring van het destijds vijftienjarige slachtoffer er een is geweest tegen haar wil, dat deze bovendien gepaard ging met veel agressie en geweld en dat – zoals het slachtoffer het zelf heeft geformuleerd – de eerste mensen die haar naakt hebben gezien verdachte en kort daarna specialisten in het ziekenhuis zijn geweest. Ook volgt uit de slachtofferverklaring dat het slachtoffer HIV-remmers heeft moeten slikken om infectiegevaar te voorkomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit – zeker destijds – zware medicatie betreft en kan zorgen voor vervelende bijwerkingen. Zoals het slachtoffer zelf heeft verklaard, is zij hier misselijk van geweest.
Tot slot heeft het slachtoffer verklaard dat zij de avond van het ten laste gelegde ziet als de laatste dag waarop zij onbevangen alleen over straat kon in het donker. Tot op de dag van vandaag is zij alert wanneer zij alleen fietst of door de natuur loopt. Dit alles neemt de rechtbank verdachte buitengewoon kwalijk.
Verdachte heeft met zijn handelen enkel en alleen oog gehad voor zijn eigen seksuele gerief en heeft niet stil gestaan bij de grote gevolgen die het op zeer grove en gewelddadige wijze schenden van de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer voor haar zou hebben. Daarnaast brengt een feit zoals het onderhavige niet alleen bij de direct betrokkene angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, maar tevens in de maatschappij. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zeer zwaar aan. Tijdens zijn verhoren heeft verdachte geen enkel inzicht gegeven, verantwoordelijkheid genomen of berouw getoond. Verdachte heeft volhard in zijn onschuld. Ter terechtzitting heeft verdachte een deels bekennende verklaring afgelegd, waarbij verdachte slechts die delen van de tenlastelegging heeft bekend die zien op een onvoltooide verkrachting. Dit is een verklaring die op de rechtbank zeer berekenend overkomt. De bekentenis van verdachte kan de rechtbank niet anders beoordelen dan strategisch en geraffineerd en daarmee zeer pijnlijk voor het slachtoffer. Hiermee heeft verdachte duidelijk gemaakt dat hij zijn eigen belang nog steeds boven dat van het slachtoffer stelt. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen en het volharden in zijn ontkennende verklaring ten aanzien van een voltooide verkrachting ernstig kwalijk.
De rechtbank heeft al het voorgaande in strafverzwarende zin meegenomen bij de beoordeling welke straf aan verdachte dient te worden opgelegd.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 13 juni 2019, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland wel eerder is veroordeeld, maar niet ter zake van een zedendelict. Uit het dossier volgt dat verdachte in Polen tweemaal is veroordeeld voor soortgelijke zedendelicten. De modus operandi van verdachte bij deze bewezenverklaarde feiten vertoont op essentiële punten belangrijke overeenkomsten met de feitelijke toedracht van het onderhavige ten laste gelegde feit. Echter, die feiten en veroordelingen dateren van ná de datum van het onderhavige feit. Om die reden zullen die veroordelingen niet in strafverzwarende zin worden meegewogen. Wel concludeert de rechtbank dat het onderhavige ten laste gelegde feit niet moet worden gezien als incident, maar als een schakel in het patroon van agressie en seksueel geweld van verdachte.
Op te leggen straf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkrachting. De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en daarnaast naar het landelijke oriëntatiepunt voor verkrachting, dat sinds de laatste wijziging op 2 november 2013 een gevangenisstraf van 24 maanden indiceert. Naar het oordeel van de rechtbank moet dit LOVS-oriëntatiepunt worden beschouwd als een absolute ondergrens en niet als oriëntatiepunt voor verkrachting in zijn meest voorkomende verschijningsvorm. Wat hier ook van zij, de rechtbank ziet in de onder de rubriek
ernst van het feitgenoemde strafverzwarende omstandigheden aanleiding om in aanzienlijk mate in strafverhogende zin van het oriëntatiepunt af te wijken.
Gezien de omstandigheid dat verdachte ná het plegen van het onderhavige ten laste gelegde feit, in Nederland tweemaal is veroordeeld, is artikel 63 Sr van toepassing. Anders dan door de raadsman is betoogd, ziet de rechtbank in die omstandigheid geen aanleiding om daar in strafmatigende zin rekening mee te houden. Ten tijde van voornoemde veroordelingen was verdachte immers nog niet in beeld van justitie met betrekking tot het onderhavige feit. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om rekening te houden met de Poolse veroordelingen van verdachte. Het staat de rechtbank weliswaar vrij een eerdere, in een andere lidstaat van de EU uitgesproken veroordeling bij de straftoemeting in aanmerking te nemen, maar indien bij een buitenlandse rechterlijke beslissing aan verdachte straf is opgelegd, levert die strafoplegging niet een veroordeling op als bedoeld in artikel 63 Sr (ECLI:NL:HR:2009:BG9198). Artikel 3 kaderbesluit nr. 2008/675/JBZ, betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de EU noopt, mede op grond van de wetsgeschiedenis, niet tot een ander oordeel indien het een rechterlijke beslissing betreft die in een andere lidstaat van de EU is genomen (ECLI:NL:HR:2018:306).
De rechtbank is – ook anders dan de raadsman heeft betoogd – van oordeel dat het tijdsverloop in deze
cold caseniet strafverlagend mag werken. Daarbij is van belang dat de redelijke termijn in deze zaak pas is gaan lopen vanaf de datum van het politieverhoor van verdachte van 20 augustus 2018 in Polen. Ook overigens ziet de rechtbank onvoldoende grond om het tijdsverloop in het voordeel van verdachte uit te leggen. Dit zou immers in wezen neerkomen op het belonen van het jarenlang stilzwijgen van verdachte. Evenwel is de rechtbank van oordeel dat het feit dat verdachte zich in de afgelopen vijftien jaar niet bij de politie heeft gemeld, ook niet strafverhogend mag werken. Verdachte had weliswaar door zijn stilzwijgen te verbreken een einde kunnen maken aan de jarenlange onzekerheid waarin het slachtoffer verkeerde, maar van het nalaten daarvan kan de verdachte geen strafrechtelijk relevant verwijt worden gemaakt. Het is immers één van de grondbeginselen van ons strafrecht dat niemand verplicht kan worden aan zijn eigen veroordeling mee te werken.
Ook zal de rechtbank de omstandigheid dat verdachte zich – zoals de raadsman heeft gesteld – in detentie behandelbaar heeft opgesteld niet als strafverminderend meenemen in haar oordeel. Met de proceshouding van verdachte heeft hij immers – nu hij geen volledige rekenschap heeft gegeven van zijn handelen – gedemonstreerd niet daadwerkelijk zijn leven te hebben gebeterd.
Tot slot schuift de rechtbank het strafmaatverweer van de raadsman – inhoudende dat in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat het slachtoffer zich krachtig heeft opgesteld ten aanzien van het ten laste gelegde – als onbegrijpelijk terzijde. De omstandigheid dat het slachtoffer zich goed heeft ontwikkeld en weigert zichzelf als slachtoffer te kwalificeren bestaat immers – zoals de raadsman zelf ook heeft opgemerkt – niet dankzij verdachte, maar ondanks (het handelen van) verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 63, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. van der Lelie, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. M.E. Hinskens-van Neck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.I. Robijns, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.