ECLI:NL:RBNHO:2019:6568

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
7703401 \ AO VERZ 19-52
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en afwijzing ontbindingsverzoek werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over het verzoek van [werkneemster] om het ontslag op staande voet door Securitas Beveiliging B.V. te vernietigen. [werkneemster] heeft een verzoek ingediend om het ontslag te vernietigen, terwijl Securitas een tegenverzoek heeft gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aan het ontslag ten grondslag gelegde verwijten onvoldoende aannemelijk zijn geworden en dat deze, voor zover ze al waar zijn, geen dringende reden voor ontslag op staande voet vormen. De kantonrechter heeft daarbij de persoonlijke omstandigheden van [werkneemster] in aanmerking genomen en geconcludeerd dat Securitas een minder ingrijpende maatregel had moeten kiezen, zoals een officiële waarschuwing.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [werkneemster] was sinds 27 juli 2015 in dienst bij Securitas en heeft een verzoek gedaan om het ontslag op staande voet te vernietigen. Securitas heeft het ontslag gebaseerd op vermeende frauduleuze handelingen van [werkneemster] jegens een collega, [collega A]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verklaringen van beide partijen inconsistent zijn en dat er onvoldoende bewijs is voor de beschuldigingen. Het ontslag op staande voet is daarom vernietigd, en [werkneemster] heeft recht op doorbetaling van haar loon en opbouw van vakantie-uren.

De kantonrechter heeft Securitas veroordeeld tot betaling van het verschuldigde loon, de wettelijke verhoging en rente, en heeft Securitas ook verplicht om [werkneemster] in staat te stellen haar werkzaamheden te hervatten. Het verzoek van Securitas tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is afgewezen, omdat de kantonrechter van oordeel was dat er geen redelijke grond voor ontbinding was. De proceskosten zijn voor rekening van Securitas, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7703401 \ AO VERZ 19-52
Uitspraakdatum: 17 juli 2019
Beschikking in de zaak van:
[werkneemster]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij in de zaak van het verzoek
verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: [werkneemster]
gemachtigde: mr. R. Jethoe
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Securitas Beveiliging B.V.,
gevestigd te Badhoevedorp
verwerende partij in de zaak van het verzoek
verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: Securitas
gemachtigde: mr. A. van der Harst

1.Het procesverloop

1.1.
[werkneemster] heeft een verzoek gedaan om het door Securitas gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. Securitas heeft een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek gedaan tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.2.
Op 26 juni 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [werkneemster] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [werkneemster] bij brieven van 20 en 24 juni 2019 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[werkneemster], geboren [in 1964], is – nadat zij eerst, met diverse onderbrekingen, vanaf 29 november 2010, op basis van diverse uitzendovereenkomsten bij Securitas werkzaam is geweest – op 27 juli 2015 in dienst getreden bij Securitas. Vanaf die datum verrichtte [werkneemster] haar werkzaamheden op de locatie van Unilever. De laatste functie die [werkneemster] vervulde, is die van Beveiliger A, met een salaris van € 1.985,62 bruto per vier weken exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de Cao Particuliere Beveiligingsorganisaties van toepassing (hierna: de Cao).
2.2.
Vanaf 8 augustus 2018 is [naam] (hierna: [collega A]) – op basis van een uitzend- overeenkomst – werkzaam bij Securitas op de locatie van Unilever.
2.3.
[collega A] heeft op enig moment aan [werkneemster] verteld dat zij door een ex-vriend is mishandeld. [werkneemster] heeft aan [collega A] uitgelegd dat het mogelijk is om daarvoor bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het Schadefonds) een vergoeding te vragen.
2.4.
Op 3 oktober 2018 is bij het Schadefonds een aanvraag voor een ‘
Uitkering slachtoffer’ binnengekomen. Hierop staat onder meer:
( i) als ‘
Slachtoffer’ [collega A],
(ii) het rekeningnummer van [werkneemster],
(iii) als ‘
Gemachtigde’ [werkneemster],
(iv) ondertekend op 29 september 2018 door [collega A], en
( v) bij ‘
Aanvulling’ onder meer: ‘
Als er vragen zijn kunnen jullie met mij nicht contact opnemen’, met daarbij het telefoonnummer van [werkneemster].
2.5.
Bij brief van 19 oktober 2018 heeft [werkneemster] aan het Schadefonds geschreven:
‘(…) Ik heb een aanvraag voor mijn nicht ingediend. Alleen heb ik de datum van de mishandeling onjuist doorgegeven. Het is begonnen in 2011 tot 2014. (…) Als u vragen heeft kunt u mij dan een mail sturen. (…)
2.6.
Bij e-mail van 25 oktober 2018 heeft het Schadefonds aan [werkneemster] geschreven: ‘
(…) Ik ben de jurist die de aanvraag van uw nicht in behandeling heeft genomen. Voor de verdere behandeling van de aanvraag heb ik nog aanvullende informatie nodig. (…) Wilt u uw nicht vragen een omschrijving te geven van het geweld dat plaatsvond van 2011 tot en met 2014? (…) Kunt u informatie toesturen over de behandeling die uw nicht krijgt voor haar psychische klachten. (…)
2.7.
[collega A] heeft schriftelijk toestemming gegeven aan het Schadefonds om haar gegevens op te vragen bij de psycholoog, huisarts en politie over de mishandeling. Daarbij schrijft zij: ‘
Mijn nicht mvr:[werkneemster] is de tussenpersoon van mij dus als u nog wat nodig heeft hoor ik het van haar.
2.8.
Bij brief van 31 januari 2019 is aan [werkneemster] door het Schadefonds medegedeeld: ‘
(…) [collega A] krijgt een uitkering. Wilt u dit aan mevrouw [collega A] laten weten? (…)
2.9.
Bij brief van 31 januari 2019 heeft het Schadefonds aan [collega A] geschreven: ‘
(…) U vroeg op 3 oktober 2018 een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdruiven aan. (…)
U krijgt een uitkering van € 2.500,00(…) We storten het bedrag op rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [werkneemster]. (…)
2.10.
Op 4 februari 2019 om 18:28 uur heeft [collega A] per WhatsApp een foto van de door haar ontvangen beschikking van het Schadefonds aan [werkneemster] gestuurd, vergezeld van de volgende berichten: ‘
heb bericht’ ‘
Wordt op joh rekening over gemaakt’.
2.11.
Bij brief, ingekomen bij het Schadefonds op 7 februari 2019, heeft [collega A] te kennen gegeven dat zij de machtiging van [werkneemster] wil intrekken, omdat ‘
Ik denk dat mevrouw via mijn naam het geld op haar rekening wilt hebben (…).
2.12.
Op 13 februari 2019 heeft [collega A] aan Securitas in een gesprek te kennen gegeven dat haar is gebleken dat [werkneemster] jegens haar niet integer heeft gehandeld. In het naar aanleiding daarvan opgemaakte gespreksverslag van 18 februari 2019 staat onder meer:

(…) Toen [werkneemster] hoorde dat jij in het verleden bent mishandeld door jouw ex wees [werkneemster] jou op het schadefonds Gewelds Misdrijven. Vanaf dat moment is [werkneemster] jou gaan helpen met de aanvraag van de schadevergoeding. (…). Jij hebt de voorkant van het aanvraag formulier zelf ingevuld. (…) Op 5 februari 2019 ontving jij thuis de beschikking van het Fonds. Hierin stond vermeld dat jij €2.500,00 euro zou krijgen. Echter stond op de beschikking het rekeningnummer van [werkneemster].
Jij hebt eerst naar [werkneemster] geappt met de mededeling dat je de beschikking binnen had maar dat het geld naar de rekening van [werkneemster] zou gaan. [werkneemster] heeft hierop aangegeven dat jij de brief moest komen brengen. (…) jij kon dit niet omdat jouw zoontje ook bij jou thuis was. Hierop heeft [werkneemster] geregeld dat collega [collega B] de beschikking direct bij jou kwam ophalen. Ook moest je van [werkneemster] de foto van de beschikking verwijderen van je telefoon.
(…) Je hebt daarom de volgende dag contact opgenomen met het schadefonds. (…) Jij bent er op dat moment achter gekomen dat [werkneemster] het aanvraag formulier onjuist heeft ingevuld. [werkneemster] heeft zonder jouw weten haar eigen rekeningnummer ingevuld op het aanvraag formulier. Ook heeft [werkneemster] zich zelf gemachtigd als jouw nicht. Door jouw handelen is het geld alsnog op jouw rekeningnummer gestort.
(…)
Je geeft aan dat [werkneemster] aan Voodoo doet. Jij bent bang dat [werkneemster] zal zorgen voor kwaad in jullie leven als ze door jouw verhaal bijvoorbeeld ontslagen zou worden. Je geeft aan dat [werkneemster] bijvoorbeeld ook hangertjes verkoopt op locatie. Deze hangertjes zouden ervoor zorgen dat de groep bij elkaar zou blijven en je bijvoorbeeld een vast contract zou krijgen. (…)
Securitas heeft [collega A] aangeraden aangifte te doen bij de politie.
2.13.
Op 14 februari 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Securitas en [werkneemster]. In het verslag van dit gesprek gedateerd 18 februari 2019 staat onder meer dat [werkneemster] heeft aangegeven:
(i) dat zij [collega A] met alle juiste bedoelingen heeft willen helpen om een schadevergoeding binnen te halen voor [collega A],
(ii) dat het juist is dat [werkneemster] het aanvraagformulier deels heeft ingevuld en dat [collega A] het andere gedeelte heeft ingevuld,
(iii) dat [collega A] zelf heeft aangegeven dat het rekeningnummer van [werkneemster] op het aanvraagformulier moest worden ingevuld, maar dat [werkneemster] niet wist waarom, en
(iv) dat het niet om de beschikking ging die zij van [collega A] wilde hebben, maar om iets voor haar oom.
Securitas heeft [werkneemster] na het gesprek medegedeeld dat zij hangende het onderzoek is geschorst en haar verzocht geen contact op te nemen met collega’s of de klant.
2.14.
Op 14 februari 2019 heeft ook een gesprek plaatsgevonden tussen Securitas en [collega B], een collega van [werkneemster] (hierna: [collega B]). In het naar aanleiding daarvan opgemaakte gespreksverslag van 18 februari 2019 staat onder meer: ‘
(…) Je geeft aan dat je rond 21.00 uur bent gebeld door [collega A] met de vraag of je een brief wilde ophalen. Deze brief was belangrijk voor [werkneemster]. Omdat [werkneemster] jou altijd helpt heb je deze brief direct opgehaald. (…) Je geeft aan dat echt niet weet wat er zo belangrijk was. (…) Je bent terug naar huis gegaan en hebt de brief de volgende dag mee genomen naar locatie. Op locatie bleek dat [werkneemster] ziek was en ze dus niet aanwezig was. Je hebt [werkneemster] gebeld en gevraagd wat je moet doen met de brief. Je moest de namen en de geboortedata uit de brief voorlezen, de brief moest je daarna weggooien.
(…) vraagt of je zeker weet dat [collega A] degene is die je heeft gebeld. Je geeft aan dat je dit niet meer zo goed weet. Je lag al te slapen en kan je alleen herinneren dat je [collega A] aan de telefoon had. Je was echt niet blij met de situatie. Je bent daarna toch uit bed gegaan en bent de brief gaan halen. Je kon vervolgens het adres van [collega A] niet vinden. [collega A] heeft de brief naar beneden gebracht omdat jij het huis niet kon vinden. (…)
Je geeft aan dat je echt niets van de inhoud hebt gezien of gelezen, je hebt alleen de namen en de geboortedata doorgegeven. Daarna heb je de brief vernietigd. (…)
2.15.
Bij brief van 23 februari 2019 heeft [collega B] aan Securitas een reactie op voornoemd gespreksverslag gegeven. Hierin staat onder meer:
‘(…)
Op de achterkant van de envelop stond de naam: “[voornaam]’. geschreven, [collega B] herinnerde zich dit nog omdat haar broer zo heet. Maar de brief moest naar [werkneemster], dus erg verdacht. (…)
“heb je deze brief direct opgehaald” dit moet vervangen worden door “na manipulatie, blijven aandringen, onder druk te zijn gezet heb je de brief opgehaald”. (…)
[collega B] is misbruikt door [collega A] en slachtoffer geworden van haar eigen goedheid. (…)
2.16.
Op 14 februari 2019 heeft tevens een gesprek plaatsgevonden tussen Securitas en [collega C], een collega van [werkneemster] (hierna: [collega C]). In het naar aanleiding daarvan opgemaakte gespreksverslag van 18 februari 2019 staat onder meer:
‘(…) weet waar het om gaat, ze is namelijk voorafgaand aan dit gesprek door [werkneemster] gebeld, met het specifieke verzoek om aan te gegeven dat zij aanwezig is geweest bij het invullen van de stukken waar het nu om draait. (…)
[collega C] herhaalt na meerdere keren hierop terug te zijn gekomen in het gesprek dat zij niet aanwezig is geweest bij het invullen van de betreffende aanvraag. [werkneemster] vertelt hierover volgens haar niet de waarheid.
(…) Na een korte schorsing en de mogelijkheid om haar man te bellen, komt er het volgende naar voren.
(…) vraagt of [collega C] een hangertje/talisman heeft ontvangen of gekocht van [werkneemster]. [collega C] geeft aan dat ze die van [werkneemster] gratis heeft gekregen. Er zijn meerdere hangertjes op de locatie in omloop. Zo heeft [collega A] er ook 1 maar die heeft ervoor moeten betalen (45,00 euro). [collega C] bekent uiteindelijk dat het hebben van die talisman en het feit dat ze bekend is met de zgn voodoo rituelen die daarmee samen kunnen hangen, zij zich hierover zorgen maakt. Zo zou [werkneemster] nl een keer gezegd hebben over een collega, dat haar oom die de talisman maakt iemand zwart kon maken. Die persoon is uiteindelijk ook van de locatie gemoeten. (…)
Collega [collega B] die bij [collega A] gevraagd is stukken op te halen, is bang van [werkneemster]. (…) [werkneemster] op locatie een bepalende rol heeft wie wel en niet slaagt op locatie. (…)
2.17.
Op 15 februari 2019 heeft [collega A] aangifte van fraude bij de politie gedaan tegen [werkneemster].
2.18.
Op 18 februari 2019 heeft Securitas nogmaals met [collega A] gesproken.
2.19.
Op 19 februari 2019 is [werkneemster] door Securitas op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van die datum staat onder meer:

(…) Het ontslag is – kort samengevat – het gevolg van jouw (frauduleuze) handelingen richting jouw collega [collega A], in combinatie met jouw handelingen en gedrag in de periode daarna en gedurende ons onderzoek.
(…)
We zijn geschokt door jouw handelswijze, op meerdere fronten: allereerst door je frauduleuze handelingen ten aanzien van je collega [collega A], maar daarnaast ook door het feit dat je haar de beschikking afhandig hebt willen maken en haar hebt verzocht de foto daarvan te wissen, door het feit dat je een collega in de avonduren naar haar huis hebt laten rijden om de beschikking voor je op te halen en het feit dat je tegen ons verbod in contact hebt opgenomen met je collega’s en ze hebt gevraagd een valse verklaring voor je af te leggen. Tot slot zijn we ook geschrokken van de verhalen over de talismannen van je oom en het verhaal wat je hierbij hebt verteld en het effect dat dit heeft op sommige van je collega’s.
Wij zijn van mening dat je meerdere malen ernstige een grens bent overschreden, die je als beveiliger, collega, medewerker van Securitas, maar ook als medemens nooit mag overschrijden. Je hebt iemand willens en wetens willen benadelen en getracht mensen voor je te laten liegen. Dat is verre van integer. Dit terwijl integriteit één van de belangrijkste waarden is van Securitas en van een beveiliger. (…)
De bovenstaande feiten en omstandigheden vormen, -ieder afzonderlijk zowel als in onderlinge samenhang bezien-, voor Securitas voldoende dringende reden( en) (…) in de arbeidsovereenkomst met jou met onmiddellijke ingang op te zeggen. (…)
2.2
Bij brief van 11 maart 2019 is namens [werkneemster] aan Securitas kenbaar gemaakt dat het hiervoor bedoelde gespreksverslag van 18 februari 2019 diverse feitelijke onjuistheden bevat. Ook is in de brief bezwaar gemaakt tegen het gegeven ontslag op staande voet.

3.Het verzoek

3.1.
[werkneemster] verzoekt de kantonrechter (I) het ontslag op staande voet te vernietigen en (II) voor recht te verklaren dat zij jegens Securitas aanspraak maakt op opbouw van vakantie-uren over de periode vanaf 19 februari 2019 en dat zij niet geacht kan worden vakantie-uren te hebben genoten in deze periode. Verder verzoekt [werkneemster] de kantonrechter om Securitas te veroordelen tot:
III. doorbetaling aan [werkneemster] van het verschuldigde loon vanaf 19 februari 2019, zolang
de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente over het salaris en de verhoging vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van gehele voldoening;
IV. het in staat stellen van [werkneemster] om binnen drie werkdagen na betekening van de beschikking de tot haar functie behorende werkzaamheden uit te voeren op haar oude werkplek, de tot haar functie behorende bevoegdheden uit te oefenen en haar de daarvoor benodigde faciliteiten ter beschikking te stellen, op straffe van een dwangsom;
V. het binnen een week na betekening van de beschikking aan [werkneemster] verstrekken van deugdelijke bruto/netto salarisspecificaties van de loonbetalingen over de periode van 19 februari 2019 tot en met de maand mei 2019 en voor het loon over de periode vanaf 1 juni 2019 binnen 14 dagen na ommekomst van de maand waarop de loonbetaling betrekking heeft, op straffe van een dwangsom;
VI. het binnen vijf werkdagen na het wijzen, althans betekenen, van de beschikking, rehabiliteren van [werkneemster] conform het bepaalde in artikel 18 lid 3 van de Cao, op straffe van een dwangsom;
VII. het binnen 14 dagen na de beschikking betalen van de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de 15e dag na de beschikking.
3.2.
Aan dit verzoek legt [werkneemster] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Securitas heeft haar oordeel enkel gebaseerd op de verklaring van [collega A], terwijl daartegenover de verklaring van [werkneemster] staat. De aan het ontslag ten grondslag gelegde verwijten zijn onvoldoende aannemelijk geworden. [werkneemster] heeft [collega A] alleen maar willen helpen om een schadevergoeding binnen te halen voor [collega A]. Overigens gaat het hier om een privékwestie.
Securitas heeft verder ook geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [werkneemster]. Securitas had een minder ingrijpend middel moeten kiezen.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
Securitas verweert zich tegen het verzoek en voert – samengevat – aan dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. De verwijten die aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd zijn, gelet op alle stukken, de verklaringen en de gedragingen en het gedraai van [werkneemster], voldoende aannemelijk geworden. Securitas vertrouwt [werkneemster] niet meer. Zij is niet integer, terwijl dit een van de belangrijkste waarden van Securitas is. Het mag weliswaar gaan om een privékwestie, maar de situatie heeft zich afgespeeld op de werkvloer en verschillende collega’s zijn hierbij door toedoen van [werkneemster] betrokken geraakt.
4.2.
In de zaak van het tegenverzoek wordt door Securitas verzocht de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, sub a, BW, primair in verbinding met artikel 7:669 lid 3, sub e, BW en, subsidiair, met artikel 7:669 lid 3, sub g, BW. Daarbij verzoekt Securitas de kantonrechter om bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst geen rekening te houden met de opzegtermijn en te bepalen dat [werkneemster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en derhalve geen recht heeft op de transitievergoeding. Dit alles met veroordeling van [werkneemster] in de proceskosten. Het verzoek is voorwaardelijk, namelijk voor het geval het ontslag op staande voet vernietigd wordt.
4.3.
Voor het geval het ontslag op staande voet geen stand houdt en de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden, verzoekt Securitas de kantonrechter om (i) het verzoek van [werkneemster] tot betaling van het loon alleen toe te wijzen voor de periode waarin zij beschikbaar was voor het verrichten van de werkzaamheden, (ii) de wettelijke verhoging te matigen tot nihil en (iii) het verzoek tot wedertewerkstelling op haar eigen werkplek (Unilever) af te wijzen.
4.4.
[werkneemster] heeft mondeling verweer gevoerd en stelt – kort samengevat – dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen, met veroordeling van Securitas in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na de beschikkings- datum.
4.5.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover relevant, hierna onder de beoordeling verder worden ingegaan.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of Securitas – onder meer – moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon.
5.2.
Ter beantwoording ligt allereerst de vraag voor of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag.
5.3.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van het bepaalde in artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
5.4.
Voor de beoordeling van de vraag of het door Securitas aan [werkneemster] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [werkneemster] op 19 februari 2019 opgegeven redenen maatgevend en wordt het geschil afgebakend door de op die datum aan [werkneemster] medegedeelde verwijten.
5.5.
De kantonrechter stelt voorop dat zij met [werkneemster] van oordeel is dat de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde verwijten in feite betrekking hebben op een privékwestie tussen [werkneemster] en [collega A], maar – zoals Securitas ook aanvoert – is dit een werk gerelateerde kwestie geworden, omdat de kwestie zich grotendeels heeft afgespeeld op de werkvloer en er meerdere collega’s betrokken zijn geraakt.
5.6.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat er omtrent de aanvraag van de vergoeding bij het Schadefonds en de daarmee verband houdende gebeurtenissen (meer in het bijzonder omtrent het rekeningnummer en het ophalen van een brief bij [collega A]) door meerdere personen, verschillende verklaringen zijn afgelegd. Niet alleen de verklaringen van [werkneemster] daaromtrent zijn inconsistent gebleken, maar ook die van [collega A]. Zo had [collega A] in eerste instantie niets verteld over het feit dat zij in de schuldsanering zit, hetgeen de zaak – ook voor Securitas – toch anders gekleurd zou kunnen hebben. Maar hoe dit alles ook zij, naar het oordeel van de kantonrechter zijn de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde verwijten onvoldoende aannemelijk geworden en, voor zover dat wel het geval zou zijn, vormen deze ook geen dringende reden voor ontslag op staande voet. Daartoe wordt als volgt overwogen.
5.7.
Onvoldoende aannemelijk is geworden dat [werkneemster], zonder medeweten van [collega A], haar rekeningnummer op het aanvraagformulier heeft ingevuld. Dat uit de WhatsApp- berichten van [collega A] aan [werkneemster] van 4 februari 2019 (zie onder 2.10.: ‘
heb bericht’ ‘
Wordt op joh rekening over gemaakt’) zou blijken dat [collega A] er niet vanaf wist dat [werkneemster] haar rekeningnummer had ingevuld en niet het rekeningnummer van [collega A], zoals door Securitas is aangevoerd, volgt de kantonrechter niet. De kantonrechter acht onvoldoende aannemelijk geworden dat [collega A] [werkneemster] er met deze WhatsApp berichten niet slechts van op de hoogte wilde stellen dat zij de beschikking van het Schadefonds had ontvangen. Uit de berichten blijkt naar het oordeel van de kantonrechter immers niets anders dan een mededeling van [collega A] aan [werkneemster] dat ze de beschikking heeft ontvangen en dat het geld op de rekening van [werkneemster] zou worden gestort. Nog daargelaten dat [werkneemster], op verzoek van [collega A], het geld uiteindelijk niet op haar rekening heeft ontvangen, blijkt nergens uit dat het de bedoeling van [werkneemster] was om de vergoeding voor haar zelf te houden. Voldoende aannemelijk is geworden dat [werkneemster] [collega A] slechts wilde helpen bij het aanvragen van de vergoeding. Dat [werkneemster] jegens [collega A] frauduleus heeft gehandeld althans haar heeft getracht op te lichten, acht de kantonrechter niet aannemelijk geworden.
5.8.
Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat [werkneemster] [collega A] de beschikking van het Schadefonds afhandig heeft willen maken en dat het [werkneemster] is geweest die [collega B] in de avonduren naar [collega A]’s huis heeft laten rijden om de beschikking, althans een enveloppe met inhoud, op te halen. Vast staat wel dat [werkneemster], ondanks dat Securitas haar heeft verzocht dit niet te doen, na het gesprek van 14 februari 2019 contact heeft opgenomen met haar collega’s. Dat [werkneemster] deze collega’s heeft gevraagd valse verklaringen voor haar af te leggen, acht de kantonrechter onvoldoende aannemelijk geworden. Het valt [werkneemster] wel aan te rekenen dat zij, in ieder geval aanvankelijk, niet transparant heeft willen zijn over het contact met de collega’s. Dit blijkt in ieder geval uit de WhatsAppberichten die zij naar [collega C] heeft gestuurd na het gesprek van 14 februari 2019, waarin zij onder meer schrijft ‘
Wis dit gesprek’ en ‘
Ik heb je niet gesproken’. Dit vormt echter naar het oordeel van de kantonrechter – mede gelet op de overige omstandigheden – geen dringende reden voor een ontslag op staande voet.
5.9.
Uit de brief van 19 februari 2019 blijkt verder naar het oordeel van de kantonrechter – ondanks dat Securitas schrijft ‘
Tot slot zijn we ook geschrokken van de verhalen over de talismannen van je oom en het verhaal wat je hierbij hebt verteld en het effect dat dit heeft op sommige van je collega’s’ – onvoldoende dat aan het ontslag op staande voet ook ten grondslag ligt dat [werkneemster] talismannen op de werkvloer zou verkopen en voor zover dit al het geval zou zijn, acht de kantonrechter dit verwijt onvoldoende aannemelijk gemaakt en vormt dit – alhoewel de kantonrechter begrijpt dat Securitas dergelijke geloofsovertuigingen niet op de werkvloer wil toelaten – ook geen dringende reden voor een ontslag op staande voet.
5.10.
De kantonrechter begrijpt dat het voor een onderneming als Securitas van groot belang is dat haar medewerkers integer zijn en daar ook naar handelen. Echter is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat [werkneemster] – de aan het ontslag ten grondslag gelegde feiten ieder afzonderlijk als ook in onderlinge samenhang in aanmerking genomen – zich niet integer heeft gedragen.
5.11.
Voor zover in de overige processtukken en ter zitting nog andere zaken zijn besproken, acht de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat deze ook aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd, althans volgt dit niet voldoende duidelijk uit de brief van 19 februari 2019, zodat de kantonrechter deze verder onweersproken laat.
5.12.
De kantonrechter is van oordeel dat – mede gelet op het arbeidsverleden van [werkneemster] bij Securitas en haar persoonlijke omstandigheden – van Securitas in de onderhavige situatie tenminste verwacht had mogen worden dat zij een minder verstrekkende maatregel zou hebben opgelegd, zoals een officiële waarschuwing, in plaats van de als ultimum remedium geldende maatregel van ontslag op staande voet.
5.13.
De conclusie is dat de kantonrechter de aan [werkneemster] verweten gedragingen – nog daargelaten dat deze onvoldoende aannemelijk zijn geworden – niet van zodanige aard vindt dat deze een ontslag op staande voet rechtvaardigen. Gelet hierop bestaat er naar het oordeel van de kantonrechter, hoewel dit door Securitas is aangeboden, geen aanleiding tot nadere bewijslevering.
5.14.
Het voorgaande leidt ertoe dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, zodat Securitas de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Het verzoek van [werkneemster] om vernietiging van het ontslag zal dan ook worden toegewezen.
5.15.
Omdat het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [werkneemster] recht op loon. Securitas voert aan dat zij slechts tot betaling van loon is gehouden voor de periode dat [werkneemster] beschikbaar was voor het verrichten van haar werkzaamheden. Securitas is er niet mee bekend of [werkneemster] gedurende de gehele periode vanaf het ontslag op staande voet beschikbaar was en zij vermoedt – gelet op de door [werkneemster] verzochte verklaring voor recht omtrent de vakantie-uren – dat dit niet het geval is geweest. Gelet op de gemotiveerde weerspreking door [werkneemster], volgt de kantonrechter deze stelling van Securitas niet. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat [werkneemster] in de periode vanaf het ontslag op staande voet niet beschikbaar is geweest voor het verrichten van haar werkzaamheden. Het verzoek van [werkneemster] tot veroordeling van Securitas tot betaling van het verschuldigde loon vanaf 19 februari 2019 van € 1.985,62 bruto per vier weken, alsmede het overige dat Securitas uit hoofde van de arbeidsovereenkomst verschuldigd is, zal daarom worden toegewezen, een en ander tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd.
5.16.
De verzochte wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen (vanaf de datum van het opeisbaar worden van de betreffende variabele loonbedragen), omdat Securitas het loon te laat heeft betaald, waarbij de wettelijke verhoging – mede gelet op de duur van de procedure, waarvan niet is gebleken dat dit aan Securitas valt te verwijten – zal worden beperkt tot 10%. De gevorderde wettelijke rente over de wettelijke verhoging zal worden toegewezen als vermeld onder de beslissing.
5.17.
Nu hiervoor is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en [werkneemster] uit hoofde van de arbeidsovereenkomst recht heeft op opbouw van vakantie-uren, en voorts onvoldoende aannemelijk is geworden dat [werkneemster] zich sinds 19 februari 2019 niet beschikbaar heeft gehouden tot het verrichten van haar werkzaamheden, zoals door Securitas is aangevoerd, zal de kantonrechter de door [werkneemster] verzochte verklaring voor recht toewijzen.
5.18.
Het verzoek van [werkneemster] om Securitas te veroordelen om haar in staat te stellen de tot haar functie behorende werkzaamheden uit te voeren, de tot haar functie behorende bevoegdheden uit te oefenen en haar de daarvoor benodigde faciliteiten ter beschikking te stellen zal – gelet op het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst en de daaruit voortvloeiende rechten en plichten – worden toegewezen als vermeld onder de beslissing. Het is aan Securitas om te bepalen waar zij haar werknemers tewerk stelt, zodat de kantonrechter het verzoek van [werkneemster] om Securitas te veroordelen om [werkneemster] op haar oude werkplek, bij Unilever, tewerk te stellen, niet zal toewijzen. Het standpunt van [werkneemster] dat sprake zou zijn van een door haar verworven recht om bij Unilever tewerk te worden gesteld, volgt de kantonrechter niet. Dat [werkneemster] jarenlang op deze locatie heeft gewerkt en aldaar een vertrouwd gezicht is geworden, doet daaraan niet af.
Voor zover [werkneemster] een dwangsom heeft verzocht, oordeelt de kantonrechter dat – naast dat dit verzoek niet is onderbouwd – er geen aanwijzingen zijn dat Securitas niet vrijwillig aan deze veroordeling zal voldoen, zodat dit onderdeel als ongegrond zal worden afgewezen.
5.19.
Het verzoek van [werkneemster] tot het veroordelen van Securitas tot verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties van de loonbetalingen, zal worden toegewezen als vermeld onder de beslissing. Er zijn geen aanwijzingen om aan te nemen dat aan deze veroordeling niet zal worden voldaan, zodat de verzochte dwangsom zal worden afgewezen. Voor zover [werkneemster] heeft bedoeld ook een verzoek te doen tot veroordeling van Securitas tot verstrekking van de betreffende specificaties voor toekomstige loonbetalingen, ziet de kantonrechter – gelet op de wettelijke verplichting die hiertoe rust op Securitas en voorts niet is gebleken dat zij hieraan in de periode van voor het ontslag op staande voet niet voldeed – geen aanleiding dit toe te wijzen.
5.20.
Ten aanzien van door [werkneemster] verzochte schriftelijke rehabilitatie oordeelt de kantonrechter als volgt. Nu uit artikel 18 lid 3 van de Cao volgt dat ‘
Indien blijkt dat het redelijk vermoeden (…) juist is, dan kan de werkgever de arbeidsovereenkomst onmiddellijk opzeggen wegens een dringende reden, zoals bedoeld in artikel 7: 677 Burgerlijk Wetboek.
Indien blijkt dat het redelijk vermoeden (…) onjuist is, dan moet de werkgever de werknemer schriftelijk rehabiliteren.’ en in het voorgaande is overwogen dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, heeft [werkneemster] uit hoofde van de Cao recht op een schriftelijke rehabilitatie. Dit verzoek zal dan ook worden toegewezen. Nu niet is gebleken dat Securitas niet vrijwillig aan deze veroordeling zal voldoen, zal de verzochte dwangsom worden afgewezen.
5.21.
De proceskosten komen voor rekening van Securitas, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Daarbij wordt Securitas ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [werkneemster] worden gemaakt. De verzochte rente over de proceskosten zal worden toegewezen ingaande de 15e dag na de datum van betekening van deze beschikking.
het tegenverzoek
5.22.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW.
5.23.
Hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet moet worden vernietigd. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder Securitas het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, is vervuld, zodat dit verzoek zal worden beoordeeld.
5.24.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werkneemster] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.25.
Securitas voert, primair, aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in (ernstig) verwijtbaar handelen. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Securitas in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, sub e, BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.26.
Securitas legt aan haar ontbindingsverzoek dezelfde feiten ten grondslag als die zij heeft aangevoerd in het kader van het verweer tegen het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet. In het voorgaande is reeds overwogen dat de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde verwijten onvoldoende aannemelijk zijn geworden, zodat dit – ten aanzien van die verwijten – ook geldt in het kader van de beoordeling van het ontbindingsverzoek. Dit betekent dat voor zover Securitas stelt dat [werkneemster] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld in het kader van de aanvraag van de vergoeding bij het Schadefonds en de daarmee samenhangende gebeurtenissen, dit standpunt als ongegrond moet worden beoordeeld.
5.27.
Dat [werkneemster] verschillende, althans inconsistente, verklaringen heeft afgelegd omtrent de in het voorgaande bedoelde gebeurtenissen, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter uit de overgelegde stukken. Echter hebben ook [collega A] en de overige betrokken collega’s inconsistente verklaringen afgelegd. De stelling van Securitas dat [werkneemster] hiermee het vertrouwen van Securitas onwaardig is geworden, volgt de kantonrechter dan ook niet.
5.28.
Dat deze hele situatie voor veel onrust heeft gezorgd op de werkvloer, zoals Securitas stelt, begrijpt de kantonrechter. Dat dit (in overwegende mate) aan [werkneemster] te verwijten valt, acht de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Verder is nergens uit gebleken dat collega’s bang voor [werkneemster] zijn, zoals door Securitas is gesteld. Hetzelfde geldt voor het standpunt van Securitas dat [werkneemster] heeft gezorgd voor een zeer ongezonde werksfeer bij Unilever. De kantonrechter begrijpt overigens wel dat – voor zover aangenomen wordt dat daarvan sprake is – Securitas niet tolereert dat [werkneemster] op de werkvloer met andere zaken, zoals haar geloofsovertuiging, bezig is geweest. Echter was in de gegeven omstandigheden een minder verstrekkende maatregel dan een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst¸ bijvoorbeeld een (officiële) waarschuwing, op zijn plaats geweest.
5.29.
Alhoewel [werkneemster] verweten zou kunnen worden dat zij in sommige opzichten niet handig heeft geopereerd, is geen sprake van gedragingen van [werkneemster] die zodanig verwijtbaar zijn dat van Securitas in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeids- overeenkomst te laten voortduren. Daarbij neemt de kantonrechter ook in aanmerking dat Securitas [werkneemster] niet heeft aangesproken op haar gedragingen, maar direct heeft aangestuurd op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, terwijl het in de gegeven omstandigheden op de weg van Securitas had gelegen om de (tussen de werknemers) ontstane situatie te de-escaleren Daartoe heeft Securitas naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende ondernomen.
5.30.
Securitas voert, subsidiair, aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in een duurzaam en onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Securitas in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, sub g, BW. Gelet op de gemotiveerde weerspreking door [werkneemster] acht de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam verstoord is. Niet gebleken is dat, voor zover de verhouding al verstoord is, deze niet nog hersteld zou kunnen worden, eventueel door middel van bijvoorbeeld mediation.
5.31.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Securitas tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en derhalve ook de daarmee samenhangende verzoeken, zal afwijzen.
5.32.
Gelet op de samenhang tussen het verzoek en het tegenverzoek, alsmede de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten van deze zaak betalen.
5.33.
Nu de overige stellingen van partijen niet tot een ander oordeel kunnen leiden, behoeven deze geen verdere behandeling.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
vernietigt het ontslag op staande voet;
6.2.
verklaart voor recht dat [werkneemster] jegens Securitas aanspraak maakt op de opbouw van vakantie-uren over de periode vanaf 19 februari 2019 en dat zij niet geacht kan worden vakantie-uren te hebben genoten in deze periode;
6.3.
veroordeelt Securitas tot betaling aan [werkneemster] van het verschuldigde loon van € 1.985,62 bruto per vier weken vanaf 19 februari 2019, alsmede al het overige dat Securitas uit hoofde van de arbeidsovereenkomst vanaf die datum aan [werkneemster] verschuldigd is, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% en de wettelijke rente over het achterstallige loon en de wettelijke verhoging vanaf de datum van het opeisbaar worden van de betreffende variabele loonbedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
6.4.
veroordeelt Securitas om [werkneemster] binnen tien werkdagen na betekening van deze beschikking in staat te stellen de tot haar functie behorende werkzaamheden uit te voeren, de tot haar functie behorende bevoegdheden uit te oefenen en haar de daarvoor benodigde faciliteiten ter beschikking te stellen;
6.5.
veroordeelt Securitas om binnen één maand na betekening van deze beschikking aan [werkneemster] deugdelijke bruto/netto specificaties met betrekking tot de loonbetalingen vanaf 19 februari 2019 te verstrekken;
6.6.
veroordeelt Securitas om binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beschikking [werkneemster] schriftelijk te rehabiliteren conform het bepaalde in artikel 18 lid 3 van de Cao;
6.7.
veroordeelt Securitas tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werkneemster] tot en met vandaag vaststelt op € 951,00, te weten:
griffierecht € 231,00
salaris gemachtigde € 720,00 ,
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten ingaande de 15e dag na de datum van betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
6.8.
veroordeelt Securitas tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [werkneemster] worden gemaakt;
6.9.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.10.
wijst het verzoek voor het overige af.
het tegenverzoek
6.11.
wijst de verzochte ontbinding, alsmede de daarmee samenhangende verzoeken, af;
6.12.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op 17 juli 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter