Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
ABN AMRO Bank N.V.
1.Het procesverloop
2.De feiten
International Temporary Assignment’ is onder meer opgenomen:
(…)
(…) Het Dochter- en Internationaal Risk (SIR) team bestaat in de bestaande situatie uit 6 FTE (inclusief hoofd) en werkt nauw samen met de 6 CRO’s van de dochterondernemingen en de 12 landen CRO’s. Als gevolg van de uitbreiding van de scope kunnen extra FTE’s nodig zijn. (…)’
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
‘ [werknemer] heeft ten eerste onvoldoende affiniteit en ervaring met innovatie, bijvoorbeeld op het gebied van geautomatiseerde, data gedreven kredietbeoordeling. Daarnaast ontbreekt het [werknemer] aan een academische opleiding en aan het academisch werk- en denkniveau, dat voor de meeste functies op zijn niveau een voorwaarde is. Terugkerende struikelblokken zijn daarnaast een gebrek aan effectiviteit, zelfstandigheid,
vermogen om hoofd- en bijzaken te scheiden en de benodigde ‘soft skills’ op het gebied van samenwerking met andere stakeholders binnen de bank. In de huidige bankomgeving zijn juist deze competenties een voorwaarde om goed te functioneren. Vanwege dit gebrek aan competenties, bestaat er ook sterke twijfel of [werknemer] in de nieuwe structuur van zelfsturende teams afdoende kan functioneren’.De kantonrechter leidt uit deze toelichting van ABN AMRO af dat de functie-eisen voor de functie van (senior) Risk Officer kennelijk zodanig zijn gewijzigd, dat ABN AMRO [werknemer] voor deze functie niet (meer) geschikt acht en dat het deze opvatting van ABN AMRO is die ten grondslag ligt aan de omstandigheid dat geen invulling is gegeven aan het dienstverband van [werknemer] .