ECLI:NL:RBNHO:2019:5312

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
15/146864-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en zonder rijbewijs

Op 20 juni 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 juni 2016 te Purmerend een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die geen rijbewijs had, reed onder invloed van alcohol en negeerde een stopteken van de politie. Tijdens de achtervolging door de politie reed hij met hoge snelheid en verloor de controle over het voertuig, waardoor hij tegen een boom botste. Twee inzittenden van de auto, waaronder zijn ex-vriendin, raakten zwaar lichamelijk gewond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een hoge mate van schuld had aan het ongeval en dat de door de officier van justitie geëiste straffen onvoldoende recht deden aan de ernst van de feiten. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. Voor het rijden zonder rijbewijs werd de verdachte veroordeeld tot 2 weken hechtenis. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat leidde tot een vermindering van de gevangenisstraf met 2 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/146864-18
Uitspraakdatum: 20 juni 2019
Verstek
Verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 juni 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. E. Visser.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 11 juni 2016 te Purmerend, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig ([auto], kenteken [kentekennummer]), daarmede rijdende over de weg, de Hoornselaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met dat door hem bestuurde motorrijtuig,
- met een (veel) te hoge snelheid, althans met een snelheid te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse heeft gereden en/of (vervolgens) naar rechts is afgeslagen en/of
- ( vervolgens) daarbij zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehouden en/of heeft kunnen houden en/of
- vervolgens met dat door hem bestuurde motorrijtuig tegen de trottoirband en/of vervolgens tegen een boom is gebotst en/of gereden
waardoor een ander genaamd
- [slachtoffer 1] (passagier) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hartschudding en/of een (halve) klaplong en/of een gescheurde lever en/of diverse botfracturen en/of gescheurde spieren, en/of
- [slachtoffer 2] (bijrijder) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 juni 2016 te Purmerend als bestuurder van een voertuig ([auto], kenteken [kentekennummer]), daarmee rijdende op de weg, de Hoornselaan,
- met een (veel) te hoge snelheid, althans met een snelheid te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse heeft gereden en/of (vervolgens) naar rechts is afgeslagen en/of
- ( vervolgens) daarbij zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehouden en/of heeft kunnen houden en/of
- Vervolgens met dat door hem bestuurde motorrijtuig tegen de trottoirband en/of vervolgens tegen een boom is gebotst en/of gereden
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Feit 2
hij op of omstreeks 11 juni 2016 te Purmerend als bestuurder van een motorrijtuig ([auto], kenteken [kentekennummer]) heeft gereden op de weg, de Hoornselaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat zij onder 1 primair bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, dat ten aanzien van beide slachtoffers sprake is van zwaar lichamelijk letsel en dat verdachte verkeerde in de toestand van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994).
3.2
Oordeel van de rechtbank
3.2.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.2.2
Bewijsmotivering feit 1 primair
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW 1994 te kunnen komen, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd, moet worden bewezen dat een verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan op het geheel van gedragingen van verdachte – waaronder de vermeende verkeersovertreding(en) – de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Van belang is voorts dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. (Hoge Raad 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen, waaronder ook de verklaring van verdachte bij de politie, volgt dat verdachte op 11 juni 2016 te Purmerend, als bestuurder van een voertuig ([auto], kenteken [kentekennummer]) reed, zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs en onder invloed van alcohol. Terwijl hij werd achtervolgd door de politie, is hij op de Hoornselaan tegen een boom gebotst, waardoor twee (mede)inzittenden van de auto zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (dossierpagina’s 11-13) leidt de rechtbank af dat verdachte toen hij in de auto stapte onder invloed van een zodanige hoeveelheid alcohol was dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Verbalisanten relateren dat verdachte – die rond 03.30 uur de club [naam club] had verlaten – zeer onvast ter been op straat liep, schreeuwde en steeds “opgefokter en drukker” werd. Toen de verbalisanten hem daarop aanspraken zagen zij dat verdachte bloeddoorlopen ogen had en dat zijn adem rook naar alcohol. Verbalisant [verbalisant] zag verdachte korte tijd later achter het stuur van de auto zitten. Verdachte is met deze auto gaan rijden, heeft op de parkeerplaats, zo blijkt ook uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant], bewust een stopteken van de politie genegeerd en is er vervolgens met verhoogde snelheid vandoor gegaan, waarop de politie de achtervolging heeft ingezet. Ook tijdens die achtervolging heeft verdachte bewust het stopteken van de politie genegeerd, zo blijkt uit de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Uit de processen-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (dossierpagina’s 18-20) blijkt dat verbalisant [verbalisant] verdachte wilde doen stoppen door met zijn dienstvoertuig de weg te blokkeren, maar dat gelet op de hoge snelheid waarmee verdachte op dit voertuig af kwam rijden (naar schatting tussen de 70 en 90 km/u), ervoor is gekozen de rijbaan weer vrij te maken. Tijdens de achtervolging heeft verbalisant [verbalisant] er op enig moment voor gekozen ‘het gas eraf te halen’, omdat hij het niet verantwoord vond om met dezelfde snelheid als verdachte een bepaalde bocht in te gaan. Nadat voornoemde verbalisanten uit deze bocht kwamen, zagen zij dat verdachte met het voertuig tegen een boom aan de rechterzijde van de weg botste/was gebotst.
Hoewel de exacte snelheid van het door verdachte bestuurde voertuig op het moment van de aanrijding niet uit de bewijsmiddelen volgt, acht de rechtbank bewezen dat verdachte met een (veel) te hoge snelheid heeft gereden en naar rechts is afgeslagen (de bocht heeft genomen) en daarbij het voertuig niet voldoende onder controle heeft gehouden. Hierbij is het door verdachte bestuurde motorrijtuig tegen de trottoirband en vervolgens tegen een boom gebotst. Door de botsing hebben de twee andere inzittenden van de auto, waaronder zijn toenmalige vriendin, zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, acht de rechtbank met de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dus schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Voorts acht de rechtbank met de officier van justitie ook de strafverzwaringsgrond bewezen dat verdachte verkeerde in de toestand van artikel 8 WVW 1994.
3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
Primair
hij op 11 juni 2016 te Purmerend als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig ([auto], kenteken [kentekennummer]), daarmede rijdende over de weg, de Hoornselaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, met dat door hem bestuurde motorrijtuig,
- met een (veel) te hoge snelheid heeft gereden en naar rechts is afgeslagen en
- vervolgens daarbij zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle heeft gehouden en
- vervolgens met dat door hem bestuurde motorrijtuig tegen de trottoirband en vervolgens tegen een boom is gebotst waardoor een ander genaamd
- [slachtoffer 1] (passagier) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hartschudding en een (halve) klaplong en een gescheurde lever en diverse botfracturen en gescheurde spieren, en
- [slachtoffer 2] (bijrijder) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols werd toegebracht,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2
hij op 11 juni 2016 te Purmerend als bestuurder van een motorrijtuig ([auto], kenteken [kentekennummer]) heeft gereden op de weg, de Hoornselaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair of 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid van deze wet, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bewezen verklaarde is strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straffen

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, gezien de ernst van de feiten enerzijds, en de overschrijding van de redelijk termijn van berechting anderzijds, voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar en voor het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van 450 euro.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een ernstig eenzijdig verkeersongeval veroorzaakt, waarbij de twee andere inzittenden van de door hem bestuurde auto – zijn ex-vriendin respectievelijk een vriend van hem – zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen.
Verdachte heeft een zeer hoge mate van schuld aan dit ongeval. Verdachte had geen rijbewijs en had alleen daarom al niet achter het stuur mogen gaan zitten. Daarbij was hij onder invloed van alcohol en heeft hij een stopteken van de politie genegeerd. Tijdens de daarop volgende achtervolging wilde verdachte koste wat het kost aan de politie ontkomen en heeft hij daarbij op meerdere momenten zo hard gereden dat de politie moest uitwijken of gas moest terug nemen. Door dit onverantwoordelijk handelen heeft hij anderen ernstig in gevaar gebracht, welk gevaar zich ook heeft gerealiseerd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Met behulp van de brandweer – die het dak, de achterklep en de rechter(voor)portier van het voertuig heeft verwijderd – zijn de slachtoffers uit het voertuig gehaald en overgebracht naar het ziekenhuis. Naast de ernstige lichamelijke gevolgen die het ongeval voor hen heeft gehad zullen zij waarschijnlijk nog gedurende lange tijd de nadelige psychische gevolgen hiervan (blijven) ondervinden.
Gelet op de mate van schuld, dat verdachte onder invloed van alcohol reed en het feit dat bij het ongeval twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen, acht de rechtbank in beginsel ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren aangewezen. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte – die een strafblad heeft van 13 pagina’s en meermalen onherroepelijk is veroordeeld, ook ter zake van verschillende overtredingen van de verkeerswetgeving – geen reden om ten voordele van verdachte van dit uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank ziet echter wel in het tijdsverloop in deze zaak aanleiding om ten voordele van verdachte hiervan af te wijken. Verdachte is op 11 juni 2016 aangehouden en in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2578). De redelijke termijn is aangevangen op 11 juni 2016. Nu het eindvonnis thans op 20 juni 2019 wordt gewezen en de rechtbank van oordeel is dat de overschrijding niet aan verdachte valt toe te rekenen of anderszins is gebleken van bijzondere omstandigheden, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt deze overschrijding vast op één jaar. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2578). De overschrijding van de redelijke termijn resulteert in deze zaak erin dat de rechtbank de voornoemde gevangenisstraf zal verminderen met twee maanden.
De rechtbank zal verdachte dus veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren. Naar het oordeel van de rechtbank doen de door de officier van justitie geëiste straffen onvoldoende recht aan de aard en de ernst van feit 1 primair.
Feit 2, het rijden zonder rijbewijs, is een overtreding en daarom moet hiervoor een afzonderlijke straf worden opgelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 april 2019 is verdachte meermalen eerder ter zake van een dergelijke overtreding veroordeeld. Voorts is hij in 2012 nog onherroepelijk veroordeeld voor artikel 9 lid 1 van de Wegenverkeerswet (het rijden tijdens een rijontzegging). Mede gelet hierop acht de rechtbank oplegging van een geldboete niet passend en is zij van oordeel dat voor feit 2 een voorwaardelijke hechtenis van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht,
artikelen 6, 107, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 (drie) jaren.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Veroordeelt verdachte tot hechtenis voor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat deze hechtenis
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Steen, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. S. Jongeling rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A.D. Renshof,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juni 2019.
mr. M. Steen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.