2.17De rechtbank heeft [dochter van de man] als zijnde belanghebbende, in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Vervolgens heeft de rechtbank [dochter van de man] in de gelegenheid gesteld om schriftelijk een aantal vragen van de rechtbank te beantwoorden en haar standpunt nader kenbaar te maken. De rechtbank heeft [dochter van de man] de volgende vragen voorgelegd.
1. Op welk moment heeft u er wetenschap van gekregen dat [verzoeker] mogelijk een broer van u is? Het antwoord toelichten alstublieft.
2. De rechtbank begrijpt dat u altijd samen met uw vader heeft gewoond tot aan zijn dood. Heeft u met uw vader over [verzoeker] gesproken en de mogelijkheid dat hij de zoon van uw vader is? Wat kunt u daarover verklaren?
3. Is er door u met andere mensen dan uw vader over [verzoeker] als zoon van uw vader gesproken? Zo ja, met wie is dat geweest, wanneer was dat, en wat is daarbij besproken?
4. Op de zitting inzake de ontkenning van het vaderschap van [naam] met betrekking tot [verzoeker] , heeft [verzoeker] verklaard dat tussen u en [verzoeker] en diens vrouw een hartelijk contact bestond, waarbij u bij elkaar op bezoek ging en dat hij u ook ontmoette bij [de man] als hij die bezocht. Na de dood van [de man] is [verzoeker] met zijn echtgenote een paar dagen bij u op bezoek geweest.
Klopt dat? Wat kunt u hierover verklaren?
5. De advocaat van [verzoeker] heeft een stuk overgelegd (bijlage 6 van de brief van 23 oktober 2018). Hieruit zou kunnen worden opgemaakt dat u [verzoeker] ook zelf als uw broer aanmerkt.
Klopt dat? Het antwoord toelichten alstublieft.
6. Zijn er nog andere zaken of feiten die in bovengenoemde vragen niet aan de orde zijn gekomen en waarover u wilt verklaren?
Voorts heeft de rechtbank [dochter van de man] verzocht de rechtbank te informeren of de man begraven dan wel gecremeerd is. En indien hij begraven is, of dat alleen is of met anderen in een graf.
[dochter van de man] heeft de vragen niet beantwoord, met uitzondering van de vraag of de man begraven dan wel gecremeerd is. Rechtsanwalt J. Praun heeft in zijn brief van 12 april 2019 namens [dochter van de man] aangegeven dat de man is begraven in een gezamenlijk graf.
De rechtbank is van oordeel dat [dochter van de man] , gelet op het tijdsverloop en de aangeboden mogelijkheden, voldoende in de gelegenheid is gesteld en geweest om haar standpunt nader toe te lichten. De rechtbank zal thans beslissen op grond van de aanwezige stukken, hetgeen verzoeker heeft aangevoerd en hetgeen [dochter van de man] reeds in haar eerdere verweer heeft aangegeven.