ECLI:NL:RBNHO:2019:3860

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
C/15/281244 / HA ZA 18-742
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders in geval van onrechtmatige daad en faillissement

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Greenservice B.V. betaling van een bedrag van € 40.852,72 van de bestuurders van Wesseling Export B.V., [gedaagde1] c.s., op grond van onrechtmatige daad. Greenservice stelde dat de bestuurders, ondanks dat zij wisten dat Wesseling in financiële problemen verkeerde, bestellingen bij hen hadden geplaatst, waardoor Greenservice schade had geleden. De rechtbank beoordeelde of de bestuurders persoonlijk een ernstig verwijt kon worden gemaakt. De feiten wezen uit dat Wesseling in de periode van 11 april 2016 tot en met 22 april 2016 bestellingen had geplaatst, terwijl zij al te maken had met liquiditeitsproblemen en het bericht had ontvangen dat een belangrijk project in Azerbeidzjan niet doorging. De rechtbank oordeelde dat Greenservice onvoldoende had aangetoond dat de bestuurders wisten of hadden moeten begrijpen dat Wesseling haar verplichtingen niet kon nakomen. De rechtbank concludeerde dat de bestuurders adequaat hadden gehandeld na het ontvangen van een telefoontje uit Baku op 22 april 2016, waarin werd meegedeeld dat er geen compensatie zou komen. Hierdoor werd de vordering van Greenservice afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 8 mei 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/281244 / HA ZA 18-742
Vonnis van 8 mei 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GREENSERVICE B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
eiseres,
advocaat mr. M. Franke te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M.M. Kroone te Alkmaar.
Partijen zullen hierna Greenservice en [gedaagde1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 januari 2019
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 maart 2019 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde1] c.s. zijn bestuurders van Wesseling Export B.V. (hierna: Wesseling). Zij bezitten ieder 20% van de geplaatste aandelen in Wesseling. De overige 60% van de aandelen in Wesseling zijn in bezit van Wesseling Beheer B.V. (40%), de heer [A.] (10%) en mevrouw [B.] (10%).
2.2.
Wesseling bestelde snijgroen bij Greenservice voor de daghandel. Over de jaren 2014 en begin 2015 verliepen de bestellingen en betalingen via de veiling Flora Holland, waarbij het debiteurenrisico bij Flora Holland lag en waartegenover Flora Holland aan Greenservice een commissie van 2% in rekening bracht. Vanaf het najaar 2015 verliepen de bestellingen en betalingen niet meer via Flora Holland, maar rechtstreeks via Wesseling, waardoor het debiteurenrisico (weer) bij Greenservice lag. De betalingstermijn met betrekking tot de bestellingen bedroeg 30 dagen. Bestellingen werden in de ochtend gedaan en op diezelfde dag in middag geleverd. De betalingen werden door Wesseling wekelijks gedaan.
2.3.
Mede omdat Wesseling onder bijzonder beheer van haar bank stond, heeft in 2015 een reorganisatie binnen de onderneming plaatsgevonden, waarbij afscheid is genomen van een aantal slecht betalende klanten. Vervolgens is door de aandeelhouders en de accountant van Wesseling een prognose opgesteld voor 2016, welke prognose uitzicht bood op een positief resultaat (van € 201.000,00) en een positieve cashflow.
2.4.
Wesseling leverde sinds circa 10 jaar bloemen, andere materialen en mankracht aan de stad Baku in Azerbeidzjan ten behoeve van het zogenaamde “Flowerfestival Baku”. De levering en uitvoering van het festival door Wesseling zorgde voor een jaarlijkse omzet van circa € 2.300.000,00. Jaarlijks werd door Baku een voorschot van 25% aan Wesseling voldaan voordat de eerste bestellingen werden geleverd. Aansluitend volgde daarop deelbetalingen door Baku.
2.5.
Voor 2016 zou het voorschot van 25% ad circa € 600.000,00 door Baku aan Wesseling worden voldaan in de week vanaf maandag 11 april 2016. In diezelfde week zouden de eerste leveranties aan Baku plaatsvinden door vervoer middels reeds gereedstaande c.q. gereserveerde vrachtwagens.
2.6.
Op 11 april 2016 ontving Wesseling een telefonische mededeling van een van de ambtenaren van de gemeente Baku met het verzoek om de bestellingen op te schorten aangezien het doorgaan van het festival onzeker zou zijn. Op diezelfde dag ontving Wesseling een e-mail van een ambtenaar van de gemeente Baku die als volgt luidt:
“Ik wil je laten weten dat op zaterdagmiddag in het park alle voorbereidingen voor de Gul Bayrami vakantie zijn opgeschort, rekening houdend met de nieuwst bekende gebeurtenissen in de gebieden van ons land die door Armenië worden bezet. In dit verband informeren we u over de beëindiging van al het voorbereidende werk in de parken en vragen u ook om alle in het project voorziene werken op te schorten en een vergadering te organiseren om verdere acties te bespreken.”
2.7.
Wesseling heeft vervolgens haar bank geïnformeerd en besloten de leveranties op te schorten tot er meer duidelijkheid zou zijn over het al dan niet doorgaan of het gewijzigd tijdstip van het festival.
2.8.
Bij brief van 13 april 2016 heeft de burgemeester van Baku, voor zover hier van belang, het volgende aan Wesseling geschreven:
“(…) Dit jaar, rekening houdend met de wensen van het publiek, de verzoeken van individuele initiatiefgroepen, het hoofd van de Baku Executive Power aanpassingen en wijzigingen in het formaat van het bloemenfestival. Daarom werd het bloemenfestival in het Heydar Aliyev park en in het Central Park Garden-complex achter het gebouw Heydar Aliyev Palace geannuleerd.
In dit verband zou ik u willen informeren over de onuitvoerbaarheid van de aankoop van het snijden van verschillende bloemen en struiken, evenals het gebruik van apparatuur voor de vervaardiging van composities.(…)”.
2.9.
Bij e-mail van 13 april 2016 heeft Wesseling, voor zover hier van belang, als volgt gereageerd:
“(…) Op maandag 11 april bereikte ons een bericht van uw medewerker met het verzoek om alle voorbereidingen voor het Bloemenfeest 2016 stop te zetten i.v.m. niet doorgaan van dit evenement (verder werden diverse redenen genoemd).
Uit de massamedia kwamen we er achter dat het Bloemenfeest zal toch doorgaan in dit jaar maar dan in een nieuw formaat. Misschien kan ons bedrijf toch in aanmerking komen voor het organiseren van e.e.a. om ook in dit jaar alles tot een succes te brengen?
Het annuleren van ons contract over samenwerking in voorbereiding van het Bloemenfeest van 10 mei 2016 brengt grote schade aan ons bedrijf. Dit omdat we al in het finale stadium van voorbereiding waren. Zo bijvoorbeeld, op 11 april moest onze eerste vrachtwagen geladen worden om vervolgens op 12 april te kunnen vertrekken richting Baku. Alle andere vrachtwagens waren al besproken en volledig of deels door ons betaald, idem voor de bloemen, planten, gereedschap en tickets voor personeel e.d. In dit project was al veel middelen geïnvesteerd en dit kunnen we helaas niet meer terugdraaien.
In het geval van eenzijdige verbreking van ons contract willen we graag met u overleggen over compensatie van ontstaande schade, juist omdat we geloven in onze goede samenwerking in het verleden, wat u ook benadrukte in uw brief van heden.
We zijn bereid om in de loop van de volgende week (of wanneer u het beter uitkomt) naar Baku te vliegen om samen met u te proberen een wederzijds acceptabele oplossing te vinden.
Verder nog, uw medewerkers hebben ons verzekerd dat de afgesproken aanbetaling op 7 of 8 april naar onze rekening zou worden gestort. Tot nu toe hebben we niks ontvangen. We hebben ook nog geen betalingsbewijs van u ontvangen. Kunt u a.u.b. ook deze situatie verklaren?(…)”
2.10.
Bij brief van 19 april 2016 antwoordt de burgemeester van Baku als volgt:
“(…) We delen u mede dat door het stadsbestuur van Baku het formaat van de bloemendag is veranderd. Daarom zijn alle voorbereidingen in het Heydar Aliyev-park en op het complex park-tuin gelegen achter het gebouw van Heydar Aliyev-paleis gecanceld. Het Bloemenfeest wordt georganiseerd door maatschappelijke initiatieven en groepen en wordt niet betaald door het stadsbestuur.
We achten onze samenwerking zeer hoog en hopen op verdere samenwerking.
Met gevoel van diepe treurnis delen we u mede dat we dit jaar geen financiering van de Staat hebben voor het organiseren van ons evenement. Daarom zijn we niet in staat om u te betalen.
We hopen dat in de toekomst onze samenwerking zonder problemen zal verlopen,(…)”
2.11.
Bij e-mail van 20 april 2016 heeft Wesseling op haar beurt als volgt gereageerd:
“(…) Als onze reactie op uw brief van 19 april jl., benadrukken we het feit dat we onze jarenlange samenwerking met u zeer waarderen en begrijpen we volledig het feit dat het stadsbestuur het formaat van het Bloemenfeest heeft veranderd en hier geen middelen meer beschikbaar voor stelt.
Echter op basis van de overeenkomst en het volle vertrouwen in onze samenwerking hebben we veel geld geïnvesteerd en contracten gesloten met de leveranciers. Eenzijdige verbreking van het contract en nog wel op zo’n laat moment heeft ons grote schade gebracht. We willen graag met u een afspraak maken over de financiële compensaties.
Er zijn al twee betaalmomenten verlopen en vandaag zou al 50% van het totale bedrag betaald moeten zijn. Zelfs het overmaken van geld, mondeling toegezegd begin april heeft tot op heden nog niet plaatsgevonden. In acht nemend van onze goede zakelijke relatie met u, zoals al eerder gezegd, zouden we graag tot een wederzijds acceptabele oplossing willen komen. Inmiddels is dit al ons derde verzoek, op twee vorige verzoeken heeft u nog niet gereageerd.
Mocht u nog gezamenlijk een oplossing van het ontstane probleem met ons willen vinden, zijn we nog steeds bereid om naar Baku te komen in de volgende week. We zijn ons er van bewust dat ons bedrijf ook water bij de wijn zal moeten doen en wij vragen niet meer om het volledige bedrag van het contract als compensatie.(…)”
2.12.
Nadat Wesseling op vrijdagmiddag van 22 april 2016 de telefonische mededeling ontvangt vanuit Baku dat Wesseling op geen enkele wijze hoeft te rekenen op enige compensatie en dat het afreizen naar Baku niet verstandig is, hebben [gedaagde1] c.s. diezelfde middag (de meerderheid van) de aandeelhouders, de accountant en mr. Kroone bijeengeroepen en een bespreking gehouden. Naar aanleiding van deze bespreking hebben [gedaagde1] c.s. besloten om een aandeelhoudersvergadering van Wesseling uit te schrijven op een verkorte termijn, te weten op zondag 24 april 2016. Tijdens voormelde aandeelhoudersvergadering hebben de aandeelhouders besloten over te gaan tot het aanvragen van het faillissement van Wesseling. Vanaf dat besluit zijn de ondernemingsactiviteiten van Wesseling gestaakt.
2.13.
Bij e-mail van 25 april 2016 heeft het bestuur van de stad Baku nog het volgende aan Wesseling geschreven:
“(…) Het bestuur van Bakoe heeft uw schrijve uit 20.04.20 16 met aandacht bekeken.
Zoals u weet, zijn de financiële mogelijkheden van de stad in bepaalde mate afgenomen, dit door de gebeurtenissen op de wereldmarkt, stagnatieprocessen, alsmede het oplaaien van het conflict en begin van de vuurgevechten in Nagorno-Karabach.
Op dit moment neemt het Bestuur van de stad extra maatregelen om de financiële situatie te stabiliseren.
De samenwerking met jullie wat al vele jaren het stand houdt waarderen wij enorm en we hopen op het voortzetten daarvan in de toekomst. De diensten en de goederen die in het kader van onze betrekkingen door jullie geleverd zijn zijn altijd door ons vergoed geweest en er waren geen problemen geweest wat betreft de betalingen.
We hopen het met elkaar op te kunnen lossen tijdens het bereiden van de volgende Flower Festival.
Wat uw komst naar Bakoe betreft, zijn wij altijd blij u hier te verwelkomen, echter in acht nemend het oplaaien van het conflict in Nagorno-Karabach, lijkt het ons niet redelijk of doeltreffend.(…)”
2.14.
Op 26 april 2016 is Wesseling op eigen aangifte failliet verklaard, met benoeming van mr. C.M. Hartsuiker tot curator.
2.15.
In de periode 11 maart 2016 tot en met 22 april 2016 is namens Wesseling snijgroen bij Greenservice besteld. Greenservice heeft in dit verband zeven facturen verzonden, waaronder een factuur met nummer 2016/1531 d.d. 18 maart 2016, waarvan de betalingstermijn verstreek op 18 april 2016, een factuur met nummer 2016/1438 d.d. 15 april 2016 ad € 16.336,96 en een factuur met nummer 2016/1531 d.d. 22 april 2016 ad € 26.977,57 (totaal € 43.314,53). Deze zeven facturen zijn onbetaald gebleven.
2.16.
Greenservice heeft [gedaagde1] c.s. bij brief van 3 mei 2018 aansprakelijk gesteld uit hoofde van onrechtmatige daad en gesommeerd tot betaling van het bedrag van € 114.322,43.
2.17.
Greenservice heeft, na daartoe op 11 oktober 2018 verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, ten laste van [gedaagde1] c.s. op 12 oktober 2018 conservatoir (derden)beslag gelegd op een aantal bankrekeningen en op onroerend goed.

3.Het geschil

3.1.
Greenservice vordert (na vermindering van eis) bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • hoofdelijke veroordeling van [gedaagde1] c.s. tot betaling van € 40.852,72 vermeerderd met rente en de kosten;
  • hoofdelijke veroordeling van [gedaagde1] c.s. tot betaling van de (buitengerechtelijke) kosten begroot op € 1.208,44, de beslagkosten ad € 3.673,45 en de proceskosten, vermeerderd met rente.
3.2.
Greenservice legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde1] c.s. jegens Greenservice een onrechtmatige daad hebben gepleegd ex artikel 6:162 BW. Zij voert hiertoe aan dat [gedaagde1] c.s. in de periode van 11 april 2016 tot en met 22 april 2016 bij Greenservice bestellingen heeft verricht, nadat zij reeds te kampen had met tegenvallende omzetten in januari en februari 2016, liquiditeitsproblemen én het bericht had ontvangen dat een jaarlijks project in Azerbeidzjan geen doorgang zou vinden, hetgeen voor Wesseling een financiële strop opleverde. [gedaagde1] c.s. wisten of behoorden redelijkerwijs te weten dat Wesseling haar financiële verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst met Greenservice niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden. Deze handelwijze kwalificeert als onrechtmatig handelen jegens Greenservice. [gedaagde1] c.s. zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de als gevolg hiervan door Greenservice geleden schade ten belope van € 43.344,53 (het totale bedrag van de facturen d.d. 15 april 2016 en 22 april 2016), te vermeerderen met rente en kosten, aldus Greenservice.
3.3.
[gedaagde1] c.s. voert verweer. Samengevat betwisten zij dat zij de gestelde wetenschap hadden of hadden moeten hebben dat Wesseling haar financiële verplichtingen jegens Greenservice niet meer kon nakomen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens Greenservice zijn [gedaagde1] c.s. als bestuurders van Wesseling hoofdelijk aansprakelijk jegens haar uit hoofde van onrechtmatige daad. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van die aansprakelijkheid is vereist dat de bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en de ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval (HR 5 september 2014, ECLI: NL:HR:2014:2627). Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (ECLI:HR:1989:AB9521 (Beklamel) en ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen)).
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Greenservice onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde1] c.s. in de periode van 11 april 2016 tot en met de ochtend van 22 april 2016, toen Wesseling de bestellingen bij Greenservice deed, wisten of moesten begrijpen dat Wesseling niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden.
Aan Greenservice kan worden toegegeven dat aannemelijk is dat Wesseling in voormelde periode, door de problemen rond het project in Baku, in zwaar weer verkeerde. Deze omstandigheid brengt echter niet zonder meer mee dat het desondanks aangaan van nieuwe verplichtingen als onrechtmatig valt te kwalificeren. Ook de omstandigheid dat Wesseling de betalingstermijn van de factuur van 18 maart 2016 heeft laten verstrijken (maar wel nieuwe bestellingen bleef plaatsen), wat er ook zij van de stelling van [gedaagde1] c.s. dat de betaling van die factuur klaarstond in een batch die bij de bank vertraging heeft opgelopen en uiteindelijk niet meer is uitgevoerd vanwege het faillissement, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Hiervoor is vereist dat Wesseling ten tijde van het aangaan van de verplichtingen in een uitzichtloze situatie bevond en over onvoldoende continuïteitsperspectief beschikte. Daarvan is onvoldoende gebleken. Voldoende aannemelijk is dat [gedaagde1] c.s., vóór het telefoontje uit Baku op vrijdagmiddag 22 april 2016 met de mededeling dat Wesseling op geen enkele wijze hoefde te rekenen op enige compensatie en dat het afreizen naar Baku niet verstandig was, juist bezig waren een faillissement af te wenden middels pogingen tot het krijgen van compensatie vanuit Baku en door de bestellingen en reserveringen die gemaakt waren ten behoeve van het project in Baku te annuleren en aldus kosten te beperken (hetgeen ook blijkt uit de door Greenservice bij producties 9 en 13 overgelegde verklaringen van oud-werknemers van Wesseling). Bij dit alles speelt een rol dat de bestellingen die Wesseling deed bij Greenservice betrekking hadden op de daghandel en niet op het project in Baku en dat op het moment dat die daghandel stil zou vallen, een faillissement van Wesseling onvermijdelijk zou zijn. Wesseling (en daarmee ook de gezamenlijke schuldeisers) had er dus in het kader van haar continuïteit belang bij om de bestellingen bij Greenservice niet op te schorten.
Eerst na voormeld telefoontje uit Baku wisten of moesten [gedaagde1] c.s. begrijpen dat Wesseling niet meer aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. [gedaagde1] c.s. hebben dan ook direct na het telefoontje met (de meerderheid van) de aandeelhouders, de accountant en mr. Kroone een bespreking gehouden en besloten om op zondag 24 april 2016 een aandeelhoudersvergadering te houden. Vervolgens is op die aandeelhoudersvergadering het besluit genomen om aangifte van het faillissement te doen en is het faillissement van Wesseling de dinsdag daarop door de rechtbank uitgesproken. Aldus hebben [gedaagde1] c.s. vanaf het moment van het bewuste telefoontje op vrijdagmiddag 22 april 2016 adequaat gehandeld, hetgeen ook overigens niet door Greenservice weersproken is.
4.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet is gebleken van onrechtmatig handelen door [gedaagde1] c.s. jegens Greenservice, zodat de vorderingen dienaangaande zullen worden afgewezen.
4.4.
Greenservice zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht 895,00
- salaris advocaat
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 3.043,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Greenservice in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde1] c.s. tot op heden begroot op € 3.043,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2019. [1]

Voetnoten

1.type: 299