ECLI:NL:RBNHO:2019:3574
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en wederzijdse zorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers en het college van burgemeester en wethouders van Purmerend. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Participatiewet (PW) vanwege de veronderstelling dat eiser 1 een gezamenlijke huishouding voerde met eiser 2. Eiser 1 ontving sinds 23 november 2013 bijstand, maar deze werd op 26 april 2018 ingetrokken over de periode van 23 november 2013 tot 1 april 2018, met een terugvordering van € 62.414,13. Eiser 2 werd hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor dit bedrag. Beide eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de claim dat eiser 2 zijn hoofdverblijf had in de woning van eiser 1. Dit werd ondersteund door getuigenverklaringen van buurtbewoners en de resultaten van een buurtonderzoek. De rechtbank oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag boden voor de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, wat betekent dat eiser 1 zijn inlichtingenplicht had geschonden door dit niet te melden. De rechtbank verklaarde de beroepen van eisers ongegrond en bevestigde de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de ten onrechte betaalde bijstand.