ECLI:NL:RBNHO:2019:3549

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
6728789 \ CV FORM 18-1922
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht en aankomstvertraging onder Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa A.G. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam naar Frankfurt en vervolgens van Frankfurt naar Cairo. De vlucht van Frankfurt naar Cairo (LH584) werd geannuleerd, en de passagier werd omgeboekt naar alternatieve vluchten. De passagier arriveerde uiteindelijk met een vertraging van 2 uur en 5 minuten in Cairo en vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. Lufthansa betwistte de vordering en stelde dat de passagier geen recht had op compensatie omdat de vertraging minder dan drie uur was.

De kantonrechter oordeelde dat de passagier recht had op compensatie, omdat de annulering van de vlucht niet was onderbouwd door Lufthansa met bewijs van buitengewone omstandigheden. De rechter volgde de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie, die stelt dat geannuleerde en vertraagde vluchten als verschillende categorieën moeten worden behandeld. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe, maar verlaagde het compensatiebedrag tot € 200,00, omdat Lufthansa een alternatieve vlucht had aangeboden die aan de voorwaarden van de Verordening voldeed. Daarnaast werden buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar de gevorderde rente over deze kosten werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en er stond geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6728789 \ CV FORM 18-1922
Uitspraakdatum: 1 mei 2019
Beschikking in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R. Bos (Aviclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
Deutsche Lufthansa A.G.
gevestigd te Keulen (Duitsland)
verwerende partij
verder te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 14 maart 2018;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 24 april 2018.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt (Duitsland) met vluchtnummer LH999 en vervolgens van Frankfurt naar Cairo (Egypte) met vluchtnummer LH584 op 10 oktober 2017. De vluchtafstand bedroeg 2.923 kilometer.
2.2.
Vlucht LH584 is geannuleerd. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar de vervangende vluchten van Amsterdam naar Londen met vluchtnummer KL1033 en van Londen naar Cairo met vluchtnummer MS780.
2.3.
Vlucht LH999 had als geplande vertrektijd 19:50 uur. Vlucht KL1033 is vertrokken om 20:30 uur.
2.4.
De oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming te Cairo was op 11 oktober 2017 om 02:15 uur. De passagier is met de vervangende vlucht op 11 oktober 2017 om 04:20 uur te Cairo aangekomen, zijnde 2 uur en 5 minuten later dan oorspronkelijk gepland.
2.5.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.6.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt Lufthansa te veroordelen tot betaling van:
- € 400,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Lufthansa van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.3.
Lufthansa betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Lufthansa voert aan dat de passagier geen aanspraak kan maken op compensatie, omdat de vlucht is geannuleerd en de passagier slechts met een aankomstvertraging van 2 uur en 5 minuten in Cairo is aangekomen. Volgens Lufthansa betekent het enkele feit dat de vlucht is geannuleerd niet dat de passagier tot compensatie gerechtigd is. Toekenning van compensatie zou in dit geval volgens Lufthansa leiden tot een onterecht onderscheid tussen annuleringen en aankomstvertragingen. Volgens Lufthansa volgt uit het Sturgeon-arrest van het Hof van 19 november 2009 dat passagiers met een aankomstvertraging van meer dan drie uren recht hebben op compensatie. Lufthansa voert aan dat indien een vertraging bij aankomst van minder dan drie uren bij een vlucht met aankomstvertraging geen recht op compensatie oplevert, ook een vertraging bij aankomst van minder dan drie uren in geval van annulering en omboeking geen recht op compensatie oplevert. Er is volgens Lufthansa geen rechtvaardiging te vinden voor het feit dat de Verordening de passagier vanwege de enkele annulering recht geeft op compensatie, zonder dat wordt bekeken hoe groot het tijdsverlies daadwerkelijk is. Dit is volgens Lufthansa geen maatregel die met de Verordening wordt beoogd. Volgens Lufthansa moet de letterlijke tekst van de Verordening worden losgelaten.
De kantonrechter volgt dit verweer niet. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat op grond van het Sturgeon-arrest niet kan worden geoordeeld dat er geen onderscheid bestaat dan wel dient te worden gemaakt tussen geannuleerde en vertraagde vluchten. In voormeld arrest is immers voor recht verklaard dat de artikelen 2, sub l, 5 en 6 van de Verordening aldus moeten worden uitgelegd dat een vertraagde vlucht, ongeacht de duur van de vertraging, ook al is deze lang, niet als geannuleerd kan worden beschouwd wanneer zij overeenkomstig de oorspronkelijke planning van de luchtvaartmaatschappij wordt uitgevoerd. In overweging 33 van voormeld arrest staat voorts het volgende:

In de tweede plaats wordt volgens artikel 2, sub l, van verordening nr. 261/2004 bij de annulering van een vlucht, anders dan bij de vertraging ervan, een oorspronkelijk geplande vlucht niet uitgevoerd. Geannuleerde en vertraagde vluchten vormen dus twee duidelijk onderscheiden categorieën van vluchten. Uit deze verordening kan dus niet worden afgeleid dat een vertraagde vlucht als een „geannuleerde vlucht” kan worden gekwalificeerd op de loutere grond dat de vertraging enige tijd of zelfs lang heeft geduurd”.
4.3.
De kantonrechter oordeelt voorts dat uit de Verordening niet volgt dat een annulering van de vlucht per definitie tot compensatie leidt. In artikel 5, eerste lid, onder c, sub iii van de Verordening is immers bepaald dat passagiers recht hebben op compensatie, tenzij aan de passagiers een andere vlucht wordt aangeboden die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt. Vast staat dat Lufthansa de passagier geen vlucht heeft aangeboden als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, sub iii van de Verordening. De passagier is immers meer dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming aangekomen. Dat dit minder is dan drie uren, doet niet ter zake.
4.4.
Gelet op het voorgaande geldt er in beginsel een compensatieplicht voor Lufthansa. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Lufthansa heeft in dit verband aangevoerd dat de vlucht is geannuleerd vanwege een staking van de Franse luchtverkeersleiding. Dat heeft er volgens Lufthansa toe geleid dat vliegtuigen en bemanningen van Lufthansa vast zaten in Frankrijk, waardoor onder andere de vlucht LH584 niet uitgevoerd kon worden. Lufthansa heeft dit echter in het geheel niet onderbouwd. Zij heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat er op 10 oktober 2017 sprake was van een staking van de Franse luchtverkeersleiding. Aangenomen dat daarvan inderdaad sprake was, dan zijn er geen stukken overgelegd waaruit volgt dat ten gevolge van deze staking het toestel en de bemanning waarmee vlucht LH584 (vanaf Frankfurt) uitgevoerd moest worden in Frankrijk “vast zat”. Daarbij is voorts onduidelijk of dit “vast zitten” betrekking had op een voorgaande vlucht of nog verder daaraan voorafgaand.
4.5.
Lufthansa heeft al met al onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om haar toe te laten tot het leveren van bewijs van haar stelling dat de annulering het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid. Het ter zake gedane bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd en het verweer van Lufthansa wordt verworpen.
4.6.
Lufthansa heeft een beroep gedaan op artikel 7 lid 2 sub b van de Verordening. Vast staat dat het hier een vlucht betreft die niet binnen de Gemeenschap is uitgevoerd met een afstand tussen 1.500 en 3.500 kilometer. Voorts staat vast dat aan de passagier een andere vlucht naar zijn eindbestemming is aangeboden overeenkomstig artikel 8 van de Verordening en dat de aankomsttijd niet meer afwijkt dan drie uur. Gelet hierop is voldaan aan artikel 7 lid 2 aanhef en sub b van de Verordening, zodat de hoogte van de compensatie met 50% moet worden verlaagd. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van de passagier kan worden toegewezen tot een bedrag van € 200,00. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Omdat de vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagier kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden gebaseerd op de in deze procedure toe te wijzen hoofdsom, zodat € 40,00 toegewezen zal worden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.8.
Nu beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.9.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen of een gerechtelijke schikking aan deze beschikking in de Duitse taal worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagier van € 240,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 200,00 vanaf 10 oktober 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open