ECLI:NL:RBNHO:2019:3158
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor acteur met betrekking tot kwalificatie van inkomsten als winst uit onderneming
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een acteur, en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser had voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen, berekend op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.803. Eiser was van mening dat de door hem ontvangen inkomsten, die hij had genoten op basis van arbeidsovereenkomsten met verschillende stichtingen, als winst uit onderneming gekwalificeerd dienden te worden, zodat hij recht had op ondernemersfaciliteiten. De inspecteur had de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.
Tijdens de zitting op 20 maart 2019 heeft de gemachtigde van eiser, B. Schoenmaker, zijn standpunt toegelicht, waarbij hij verwees naar beleid van de Belastingdienst voor uitvoerende kunstenaars. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de inspecteur in vergelijkbare gevallen een andere kwalificatie had toegepast. De rechtbank heeft de argumenten van eiser verworpen, onder andere omdat de door hem overgelegde bewijsstukken te globaal waren en niet aantoonden dat andere belastingplichtigen in vergelijkbare omstandigheden een andere behandeling hadden gekregen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam. De uitspraak is openbaar gedaan en de beslissing is in aanwezigheid van de griffier, mr. E.G. van der Laan, uitgesproken.