ECLI:NL:RBNHO:2019:3130

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
7502094 AO VERZ 19-6 en 7505649 AO VERZ 19-7
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake ontslag op staande voet en bewijslevering in arbeidszaak

In deze zaak heeft [naam 1] een verzoek ingediend om te verklaren dat The Farm Westzaan B.V. (TFW) de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd en om een billijke vergoeding toe te kennen. TFW heeft op zijn beurt een verzoek ingediend om te verklaren dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven en heeft een (voorwaardelijk) verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gedaan. De kantonrechter heeft op 14 maart 2019 een zitting gehouden waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. De feiten van de zaak zijn dat [naam 1] op 2 december 2018 op staande voet is ontslagen door TFW, naar aanleiding van een incident waarbij [naam 1] de bedrijfsleider [naam 2] zou hebben geslagen en een mes naar hem zou hebben gegooid. [naam 1] betwist deze beschuldigingen en stelt dat er geen dringende reden voor ontslag op staande voet was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat TFW onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de dringende reden en heeft TFW toegelaten tot bewijslevering. De beslissing over de verzoeken van beide partijen is aangehouden in afwachting van deze bewijslevering. De kantonrechter heeft ook bepaald dat bewijslevering uiterlijk op 25 april 2019 moet plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 7502094 \ AO VERZ 19-6 en 7505648 \ AO VERZ 19-7
Uitspraakdatum: 28 maart 2019
Beschikking in de zaak van:
met nummer 7505648 / 19-7
[naam 1]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [naam 1]
gemachtigde: mr. S. Kahraman
tegen
de besloten vennootschap
The Farm Westzaan B.V.,
gevestigd te Westzaan
verwerende partij
verder te noemen: TFW
gemachtigde: mr. M. Degelink (DAS)
met nummer 7502094 / 19-6
de besloten vennootschap
The Farm Westzaan B.V.,
gevestigd te Westzaan
verzoekende partij
verder te noemen: TFW
gemachtigde: mr. M. Degelink (DAS)
tegen
[naam 1]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [naam 1]
gemachtigde: mr. S. Kahraman

1.Het procesverloop

1.1.
[naam 1] heeft een verzoek gedaan, onder meer om voor recht te verklaren dat TFW de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd en om ten laste van TFW een billijke vergoeding toe te kennen.
1.2.
TFW heeft ook een verzoek ingediend, onder meer om voor recht te verklaren dat sprake is van een terecht ontslag op staande voet en om [naam 1] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde vergoeding. Daarnaast heeft TFW een (voorwaardelijk) verzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.3.
Partijen hebben een verweerschrift ingediend.
1.4.
Op 14 maart 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft TFW bij brief van 7 maart 2019 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] , geboren op [geboortedatum] 1970, is op 6 april 2018 in dienst getreden bij TFW. De laatste functie die [naam 1] vervulde, is die van (sushi)kok, met een salaris van € 1.833,00 bruto per maand.
2.2.
Op 2 december 2018 is [naam 1] door TFW op staande voet ontslagen. In een brief van dezelfde datum heeft TFW aan [naam 1] daarover het volgende meegedeeld:

Hierbij deel ik u mee dat u vandaag op staande voet bent ontslagen, omdat u vandaag zondag 2-12-18 de heer [naam 2] heeft geslagen en een mes naar hem heeft gegooid. Ik verbied u tevens ingang van ons restaurant en bedrijfsterrein te betreden.
2.3.
Bij brief van 17 december 2018 heeft [naam 1] zich op het standpunt gesteld dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven.

3.Het verzoek van [naam 1] en het tegenverzoek van TFW

3.1.
[naam 1] heeft een verzoek gedaan om voor recht te verklaren dat TFW de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met de wettelijke regels daarvoor en om ten laste van TFW een billijke vergoeding toe te kennen van € 8.314,49 bruto. [naam 1] heeft ook een verzoek gedaan om TFW te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van
€ 1.833,00 bruto.
3.2.
[naam 1] legt aan haar verzoek ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
3.3.
TFW heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en daarbij als tegenverzoek gevraagd om voor recht te verklaren dat sprake is van een terecht ontslag op staande voet. Ook is een (voorwaardelijk) verzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

4.Het verzoek van TFW en het tegenverzoek van [naam 1]

4.1.
TFW verzoekt om voor recht te verklaren dat sprake is van een terecht ontslag op staande voet en om [naam 1] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde vergoeding van
€ 8.172,04.
4.2.
TFW voert aan – samengevat – dat [naam 1] terecht op staande voet is ontslagen.
4.3.
Daarnaast heeft TFW een (voorwaardelijk) verzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [naam 1] heeft daartegen verweer gevoerd en voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden bij wijze van tegenverzoek verzocht om toekenning van een billijke vergoeding in het kader van die ontbinding.

5.De beoordeling

5.1.
De verzoeken en de tegenverzoeken lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het gaat bij al die verzoeken vooral om de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
5.2.
De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Volgens die regels is zo’n ontslag alleen geldig als daarvoor een dringende reden is (artikel 7:677 lid 1 BW). De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen.
5.3.
Als een op staande voet ontslagen werknemer de kantonrechter verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding en daarbij de dringende reden betwist, moet de werkgever in die procedure stellen en zo nodig bewijzen dat de dringende reden op het moment van het ontslag op staande voet aanwezig was (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 18 januari 2019, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2019:55 (
Stichting Mondriaan)).
5.4.
TFW heeft als dringende reden voor het ontslag op staande voet aangevoerd dat [naam 1] op 2 december 2018 bedrijfsleider [naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft geslagen en een mes naar hem heeft gegooid. [naam 1] heeft erkend dat zij die dag boos is geworden, maar heeft ook gemotiveerd betwist dat zij [naam 2] heeft geslagen dan wel een mes naar hem heeft gegooid. Gelet op de betwisting door [naam 1] moet TFW bewijzen dat de dringende reden op 2 december 2018 aanwezig was.
5.5.
TFW heeft ter onderbouwing van de door haar aangevoerde dringende reden een video-opname van het incident op 2 december 2018 overgelegd, door [naam 2] gemaakt met een mobiele telefoon. De kantonrechter heeft die video bekeken, maar kan op basis daarvan niet vaststellen dat [naam 2] door [naam 1] is geslagen en dat zij een mes naar hem heeft gegooid. Op de video is wel te zien dat [naam 1] een slaande beweging maakt, maar de kantonrechter kan daaruit onvoldoende opmaken dat zij [naam 2] slaat of (aan)raakt. Ook te zien is dat [naam 1] een voorwerp van een tafel pakt en daarmee gooit, maar niet goed te zien is waarheen zij dat voorwerp gooit en of dat richting [naam 2] is. Uit de door TFW overgelegde verklaringen van werknemers blijkt evenmin dat [naam 1] [naam 2] heeft geslagen of een mes naar hem heeft gegooid. Een door TFW overgelegde (video-)verklaring van een kok, [naam 3] , kan de kantonrechter (letterlijk) niet volgen, omdat [naam 3] Chinees spreekt en er geen (beëdigde) vertaling is bijgevoegd. Ten aanzien van de vertaling van de verklaring die TWF zelf heeft weergeven in het verzoekschrift van 31 januari 2019 kan niet worden vastgesteld dat deze voldoende deugdelijk is. Bovendien blijkt uit die eigen vertaling dat [naam 3] vooral verklaart over wat er op eerdergenoemde filmbeelden te zien zou zijn, maar daarover heeft de kantonrechter hiervoor al een oordeel gegeven. Bij de huidige stand van zaken heeft TFW dus onvoldoende bewijs geleverd dat zij een dringende reden had voor ontslag op staande voet.
5.6.
TFW heeft een concreet bewijsaanbod gedaan, door het horen van getuigen. De kantonrechter zal TFW dan ook toelaten tot het bewijs van haar stelling dat sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet van [naam 1] rechtvaardigt. Nu de verzoeken van partijen ten aanzien van de gevraagde verklaringen voor recht, de billijke vergoeding, de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de gefixeerde vergoeding allemaal samenhangen met de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal een beslissing op die verzoeken worden aangehouden in afwachting van bewijslevering. Dat geldt ook voor de beslissing over de proceskosten.
5.7.
Het verzoek van TFW om de arbeidsovereenkomst met [naam 1] te ontbinden, is voorwaardelijk gedaan, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst niet blijkt te zijn geëindigd door het ontslag op staande voet. Aan die voorwaarde wordt niet voldaan. [naam 1] vraagt immers niet om vernietiging van het ontslag op staande voet, maar alleen om toekenning van een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Gelet daarop staat vast dat de arbeidsovereenkomst per 2 december 2018 is geëindigd. Dat betekent dat het voorwaardelijke verzoek van TFW om ontbinding niet hoeft te worden behandeld en dat daarop niet hoeft te worden beslist. Dat geldt dus ook voor het voorwaardelijke verzoek van [naam 1] om in geval van ontbinding in dat kader aan haar een billijke vergoeding toe te kennen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
laat TFW toe tot bewijs van haar stelling dat sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet van [naam 1] rechtvaardigt;
6.2.
bepaalt dat bewijslevering door middel van het overleggen van stukken plaatsvindt vóór of uiterlijk 25 april 2019;
6.3.
wanneer TFW voor bewijslevering getuigen wil laten horen, moeten uiterlijk op genoemde datum ook het aantal en de personalia van de getuigen worden opgegeven evenals de verhinderdata van
beidepartijen, de gemachtigden en – voor zover mogelijk – van de getuigen; daarna zal een tijdstip voor het verhoor worden bepaald;
6.4.
uitstel wordt in beginsel niet verleend; bij het ontbreken van tijdig bericht van TFW wordt ervan uitgegaan dat zij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid tot bewijslevering;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 28 maart 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter