Gelet op de verklaringen van veroordeelde personen, bevindingen van de forensisch arts en alle vastgestelde feiten en omstandigheden, concludeert de Ombudsman van Montenegro dat de ambtenaren van de PI op 14 januari na 17:00 en op 15 januari 2015 op de disciplinaire afdeling onterecht geweld en fysieke dwangmiddelen hebben toegepast tegen de volgende veroordeelde personen: [initialen] , [initialen](de rechtbank begrijpt: [betrokkene] )
, [initialen] , [initialen] , [initialen] , [initialen] , [initialen] , [initialen] , [initialen] , [initialen] , [initialen] , [initialen] en [initialen] , dat ze hen mishandeld hebben – dat ze hen op een onmenselijke en onterende manier hebben behandeld en dat ze zodoende hun rechten als mens geschonden hebben.
Namelijk, meerdere PI ambtenaren hebben op 14 januari 2015, na 17:00, fysiek geweld toegepast en een rubberen wapenstok, tegen eerder vermelde veroordeelde personen, die zich op dat moment in de disciplinaire afdeling van de PI Spuz bevonden, waarbij dit geweld bestond uit het schoppen en slaan met handen en wapenstokken, terwijl deze personen vast geboeid waren, met hun handen op de rug, voorover gebogen met het hoofd naar beneden gebogen, kwetsbaar en machteloos.
De Ombudsman is van mening dat de gedragingen van de PI ambtenaren in dit concrete geval in strijd zijn met de bevestigde internationale verdragen en algemeen geaccepteerde regels van internationaal recht die een verbod op foltering/marteling garanderen, alsmede een verbod op onmenselijk en onterend gedrag en bestraffing van alle personen wiens vrijheid werd ontnomen.
Het staat buiten twijfel dat de toepassing van fysiek geweld in dit geval enkele uren na het incident in de PI plaats heeft gevonden, en ook de volgende dag, toen de veroordeelde personen – slachtoffers handgeboeid waren, dus machteloos en kwetsbaar, en het duidt op het motief van gebruik van buitensporig geweld als vergelding (sic), oftewel dat de slachtoffers gestraft zouden worden voor hun deelname en handelingen tijdens het incident dat eerder was gebeurd.
De rechtbank overweegt het volgende. De uitlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht voor de strafexecutie wegens zijn veroordeling voor, kort en zakelijk gezegd, medeplegen van mishandeling van een aantal bewakers van de penitentiaire inrichting waar hij gedetineerd was op 14 januari 2015. Op grond van het hiervoor genoemde rapport van de Ombudsman van Montenegro en de verklaring van de opgeëiste persoon zoals afgelegd tijdens het onderzoek ter zitting, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon door ambtenaren van de Penitentiaire Inrichting Spuz en daarmee functionarissen van de verzoekende staat, is gefolterd direct na en naar aanleiding van het incident waarvoor hij later is veroordeeld. Hiermee staan de folteringen die hebben plaatsgevonden in direct verband met de zaak waarvoor thans zijn uitlevering wordt verzocht. Daarmee is evident sprake van een voltooide inbreuk op het in artikel 3 EVRM neergelegde recht dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, een fundamenteel recht van de opgeëiste persoon. De rechtbank zal de uitlevering van de opgeëiste persoon aan Montenegro dan ook ontoelaatbaar verklaren.