Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
€ 4.414,06 bruto aan loon over de periode van 5 november 2018 tot 28 december 2018. Verder is door [verweerder] erkend dat [verzoeker] nog recht heeft op betaling van € 1.334,80 bruto aan vakantiegeld, op € 743,68 bruto aan eindejaarsuitkering, en op € 452,18 bruto aan niet-genoten vakantiedagen. [verweerder] zal dus ook worden veroordeeld tot betaling van deze bedragen.
Stichting Katholieke Scholengroep)). Als in de wettelijke regel al een afweging van belangen door de wetgever besloten ligt, zal een beroep op de genoemde redelijkheid en billijkheid alleen in heel uitzonderlijke gevallen kunnen slagen.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 114).
€ 12.319,00, en dat hij een schuld heeft bij ABN-AMRO van bijna € 50.000,00. Gelet daarop is het verzoek om in termijnen te mogen betalen, gerechtvaardigd.
Stcrt.2015/12685, pag. 29).
5.De beslissing
€ 743,68 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de volledige betaling;
€ 9.137,10 bruto, in termijnen van telkens € 1.827,42 bruto, waarbij de eerste termijn moet worden betaald op 28 maart 2019, de tweede termijn op 28 april 2019, de derde termijn op 28 mei 2019, de vierde termijn op 28 juni 2019, en de vijfde termijn op 28 juli 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 en over het bedrag van de transitievergoeding dat nog niet is betaald;