Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
Op voornoemde zitting heeft de verdediging al verzocht om nader sporenonderzoek. De rechtbank heeft toen beslist dat onderzoek diende plaats te vinden, alleen voor zover het bepaalde sporen betreft. Die sporen zouden moeten worden vergeleken met het DNA van verdachte en van Kaya Gharbaran. Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft echter geen klassiek DNA-onderzoek kunnen verrichten naar de aangetroffen haren, omdat de haarwortels ontbraken. Wel zou mitochondriaal DNA-onderzoek mogelijk zijn, maar dat is nu niet door de meervoudige kamer gelast. Dit terwijl het een belangrijk punt is voor de verdediging omdat zeer aannemelijk is dat de haren in kwestie ongevalssporen zijn en vergelijkend onderzoek van wezenlijk belang is voor de vraag wie als bestuurder heeft opgetreden. De uitkomsten van een dergelijk onderzoek kunnen ontlastend zijn voor verdachte en kunnen iets zeggen over de hypothese waarmee in het dossier gewerkt is. Zonder onderzoek door het NFI kunnen geen conclusies worden getrokken. De conclusies zouden heel anders kunnen zijn als de uitkomst is dat de haren niet van verdachte zijn.
2.2.5. Wat betreft het onderzoek naar de blokkeersporen en de handrem van de Peugeot heeft de meervoudige kamer het verzoek getoetst aan het noodzakelijkheidscriterium. De meervoudige kamer heeft overwogen dat de blokkeersporen reeds in kaart zijn gebracht. Naar de mening van de verdediging is dat uitdrukkelijk niet het geval. Door dit verzoek af te wijzen met de motivering dat de blokkeersporen reeds in kaart zijn gebracht, wordt gezegd dat er geen blokkeersporen zijn aangetroffen voor een bepaald punt, maar dat is niet vastgesteld. In de Verkeers Ongevals Analyse (hierna: VOA) is namelijk uitgelegd dat deze niet zijn onderzocht. Het strafdossier beschikt niet over de ruwe data van de VOA. Door te oordelen dat er wel blokkeersporenonderzoek is geweest, wordt vooruitgelopen op een oordeel in de strafzaak, te weten dat de handrem niet de oorzaak is geweest van het ongeval. Deze motiveringen kunnen in het licht van de omstandigheden van het geval naar objectieve maatstaven niet anders dan verstaan worden dan als blijk van vooringenomenheid.
eerderstartpunt onderzoek wordt gedaan naar voornoemde sporen. De VOA is naar de mening van de raadsman dus onvolledig.
3.Het standpunt van de behandelend rechters
4.De beoordeling
Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
De afwijzing van het verzoek om (nader) onderzoek te doen naar de blokkeersporen en de handrem van de Peugeot betreft een inhoudelijke beslissing van de meervoudige kamer. Een inhoudelijke beslissing is -zoals gezegd- enkel voorbehouden aan de behandelend rechters. De wrakingskamer ziet geen enkel aanknopingspunt voor de juistheid van de conclusie dat de behandelend rechters daarbij de schijn van vooringenomenheid hebben gewekt.
Wat betreft het verzoek van de raadsman om nader (mitochondriaal) DNA-onderzoek naar de aangetroffen haren aan de binnenzijde van de voorruit te laten verrichten, stelt de wrakingskamer vast dat de meervoudige kamer ten tijde van de pro forma zitting van 29 november 2018, in dezelfde samenstelling als heden, het verzoek van de verdediging om vergelijkend DNA-onderzoek te laten verrichten, heeft gehonoreerd. Daarmee staat vast dat er geen basis is voor de conclusie van de raadsman dat er op voorhand geen belangstelling is voor een standpunt, inhoudende dat de haren niet van verdachte zijn en hij niet de bestuurder zou zijn geweest. Het onderzoek heeft ook door het NFI plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat het uitvoeren van een klassiek DNA-onderzoek bij een deel van de haren, niet mogelijk was. De meervoudige kamer heeft thans beoordeeld -in het licht van de huidige feiten en omstandigheden- dat het gelasten van een mitochondriaal DNA-onderzoek door het NFI niet van belang is voor enige in de strafzaak te nemen beslissing. Dat de meervoudige kamer thans tot een ander oordeel komt en dat de raadsman het niet eens is met (de motivering van) dit oordeel, kan geen grond voor wraking opleveren. Voor de verdachte zal hoger beroep open staan, indien de verdediging het niet eens zou blijken te zijn met de in de strafzaak te nemen eindbeslissingen.
5.Beslissing
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S. Nourozi Oranje, en op 7 maart 2019 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.