ECLI:NL:RBNHO:2019:1564

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2019
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
18.009955
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift ex artikel 36 Sv betreffende niet-ontvankelijkheid van verzoeker na sepotbeslissing

Op 11 december 2018 is er een verzoekschrift ingediend door mr. M.F. Wijngaarden, advocaat van verzoeker, bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Het verzoekschrift, gedateerd 12 november 2018, betreft de beëindiging van een strafzaak tegen verzoeker, die verdacht werd van fraude met een geboorteakte. De rechtbank heeft op 18 februari 2019 de zaak behandeld in raadkamer, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn advocaat en de officier van justitie, mr. D. Sarian, aanwezig was.

De officier van justitie had op 7 januari 2019 aan verzoeker laten weten dat hij niet verder zou worden vervolgd wegens onvoldoende bewijs. Verzoeker stelde dat er ten tijde van het indienen van het verzoekschrift nog geen sepotbeslissing was genomen, maar inmiddels was deze wel genomen. De raadsman van verzoeker voerde aan dat een sepotbeslissing niet dezelfde waarborgen biedt als een beslissing van de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat verzoeker geen belang meer had bij de behandeling van het verzoekschrift, aangezien de strafzaak door de onvoorwaardelijke sepotbeslissing was geëindigd. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek, met de opmerking dat alleen nieuwe feiten aanleiding kunnen geven tot vervolging, ook na een beslissing op basis van artikel 36 Sv. De rechtbank concludeerde dat er in deze zaak geen aanleiding was voor een verdere vervolging en dat er geen verwachting bestond dat verzoeker alsnog zou worden vervolgd na een artikel 12 Sv-procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 18.009955
Parketnummer: -
Datum beslissing 18 februari 2019
Beschikking(art. 36 Sv)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 11 december 2018 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. M.F. Wijngaarden, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 12 november 2018, van
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
domicilie kiezende aan de Linnaeusstraat 2 – A te (1092 CK) Amsterdam, ten kantore van mr. M.F. Wijngaarden, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt ertoe, dat de rechtbank de jegens verzoeker bestaande strafzaak betreffende verdenking fraude geboorteakte op 30 mei 2016 geëindigd zal verklaren.
Op 4 februari 2019 is dit verzoekschrift in raadkamer behandeld.
Voor verzoeker is verschenen mr M.F. Wijngaarden, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. D. Sarian.

2.Beoordeling

Verzoeker is op 26 april 2018 door de politie gehoord.
Op 7 januari 2019 heeft de officier van justitie verzoeker schriftelijk laten weten dat verzoeker in deze zaak niet verder zal worden vervolgd wegens onvoldoende bewijs.
Namens
verzoekeris - zakelijk weergegeven – aangevoerd, dat de officier van justitie ten tijde van het indienen van het verzoekschrift nog geen sepotbeslissing had genomen. Inmiddels is dat wel gebeurd. Nu de sepotbeslissing van de officier van justitie niet dezelfde waarborgen voor het einde van de zaak geeft als een beslissing van de rechtbank, wordt het verzoek gehandhaafd, aldus de raadsman.
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat verzoeker niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Een sepotbeslissing van de officier van justitie betekent einde zaak. Alleen nieuwe feiten kunnen aanleiding zijn om te gaan dagvaarden.
De rechtbankoordeelt als volgt.
Vastgesteld moet worden dat bij verzoeker geen onzekerheid meer kan bestaan over de eerder tegen hem aangevangen vervolging. Deze is door het onvoorwaardelijk sepot geëindigd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verzoeker geen belang meer heeft bij een behandeling van zijn verzoekschrift als bedoeld in artikel 36 Sv en zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren. Zoals de officier van justitie terecht aanvoert, kunnen nieuwe feiten aanleiding vormen om alsnog te vervolgen. Dat geldt echter evenzeer, indien de zaak volgens artikel 36 Sv als geëindigd is verklaard.
Onder bepaalde omstandigheden kan er nog een verwachting zijn dat een verdachte toch nog zal worden vervolgd, na een artikel 12 Sv-procedure. In de onderhavige zaak bestaat daartoe geen aanleiding.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

5.Samenstelling raadkamer en dagtekening

Deze beschikking is gegeven op 18 februari 2019 door
mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier.