Op 11 december 2018 is er een verzoekschrift ingediend door mr. M.F. Wijngaarden, advocaat van verzoeker, bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Het verzoekschrift, gedateerd 12 november 2018, betreft de beëindiging van een strafzaak tegen verzoeker, die verdacht werd van fraude met een geboorteakte. De rechtbank heeft op 18 februari 2019 de zaak behandeld in raadkamer, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn advocaat en de officier van justitie, mr. D. Sarian, aanwezig was.
De officier van justitie had op 7 januari 2019 aan verzoeker laten weten dat hij niet verder zou worden vervolgd wegens onvoldoende bewijs. Verzoeker stelde dat er ten tijde van het indienen van het verzoekschrift nog geen sepotbeslissing was genomen, maar inmiddels was deze wel genomen. De raadsman van verzoeker voerde aan dat een sepotbeslissing niet dezelfde waarborgen biedt als een beslissing van de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat verzoeker geen belang meer had bij de behandeling van het verzoekschrift, aangezien de strafzaak door de onvoorwaardelijke sepotbeslissing was geëindigd. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek, met de opmerking dat alleen nieuwe feiten aanleiding kunnen geven tot vervolging, ook na een beslissing op basis van artikel 36 Sv. De rechtbank concludeerde dat er in deze zaak geen aanleiding was voor een verdere vervolging en dat er geen verwachting bestond dat verzoeker alsnog zou worden vervolgd na een artikel 12 Sv-procedure.