Uitspraak
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
28 februari 2019 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiseres(gemachtigde: mr. S. Roble-van Deursen),
de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
Zitting
Beslissing
Overwegingen
[A] terecht als toeslagpartner van eiseres is aangemerkt, nu de door eiseres overgelegde bewijsstukken niet aantonen dat [A] vanaf 1 januari 2017 al woonachtig was op het adres [b] .
Voor zover eiseres stelt dat de gevolgen van het wettelijk systeem voor haar onredelijk uitpakken, overweegt de rechtbank dat het haar op grond van artikel 11 van de Wet Algemene bepalingen niet vrijstaat om de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen. Het beroep van eiseres op de hardheidsclausule in artikel 47 van de Awir faalt ook. Er is geen sprake van een situatie waarin volgens die bepaling de bevoegdheid bestaat om aan onbillijkheden van overwegende aard tegemoet te komen.
28 februari 2019.