4.3De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift dat namens de vereniging is ingediend, alleen door de voorzitter van de vereniging is ondertekend. Daarmee voldoet het niet aan artikel 9, derde lid, van de statuten van de vereniging. Het beroep is naar het oordeel van de rechtbank evenwel bevoegd ingesteld nu van de stukken die door verweerder in de zaak met nummer HAA 18/2906 (de kapvergunning) zijn ingezonden onderdeel uitmaakt een machtiging, gedateerd 6 juni 2018, waarin de voorzitter door de vereniging is gemachtigd de vereniging in rechte te vertegenwoordigen inzake de hockeyvelden De Kraaien, Fortuinweg te Zaandijk. De machtiging is ondertekend door de secretaris en de penningmeester en voldoet daarmee aan artikel 9, vierde lid, van de statuten. Omdat de zaken gelijktijdig ter zitting zijn behandeld en de rechtbank derhalve ambtshalve op de hoogte is van de machtiging, ziet de rechtbank aanleiding deze bij de beoordeling in deze zaak te betrekken. Gelet voorts op de omschrijving van het doel van de vereniging, neergelegd in artikel 2 van de statuten, is de rechtbank van oordeel dat de vereniging is aan te merken als belanghebbende bij de ontheffing hier aan de orde.
5. Gelet op het voorgaande resteert de beoordeling van het beroep, voor zover dit is ingesteld door KMZ. Dit beroep zal de rechtbank in het hiernavolgende behandelen, waarbij KMZ zal worden aangeduid als eiseres.
6. Op grond van artikel 3.5, eerste lid, van de Wnb is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, met uitzondering van de soorten, bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen.
Op grond van artikel 3.5, vierde lid van de Wnb is het verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen.
Op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de Wnb kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6, tweede lid, ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten.
Op grond van artikel 3.8, vijfde lid, van de Wnb wordt een ontheffing of een vrijstelling uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing;
b. zij is nodig:
(..)
3°. in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten.
(..)
c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
Omvang ontheffing - soorten
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de ontheffing ten onrechte niet ziet op de noordse woelmuis (8.1 e.v.), de meervleermuis (9.1 e.v.), de rosse vleermuis (10.1 e.v.), de kleine marters (11.1 e.v.) en de broedvogels (12.1 e.v.). Eiseres stelt daartoe – kort gezegd – dat het onderzoek dat de aanvrager aan de – te beperkte – aanvraag ten grondslag heeft gelegd en dat door verweerder in de besluitvorming is betrokken, onvoldoende is geweest.