ECLI:NL:RBNHO:2019:10991

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
7455478 CV EXPL 19-347
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door luchtvaartmaatschappij zonder buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Airhelp Limited, gevestigd te Hong Kong, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. (KLC) wegens compensatie voor de annulering van vlucht KL1227 op 25 september 2017. De passagier, die oorspronkelijk van Dubai naar Parijs via Amsterdam-Schiphol zou vliegen, is omgeboekt naar een andere vlucht en heeft zijn eindbestemming meer dan twee uur later bereikt. Airhelp, die het vorderingsrecht van de passagier heeft overgenomen, vordert een schadevergoeding van € 300,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen.

KLC heeft de annulering van de vlucht betwist en aangevoerd dat er sprake was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. KLC heeft documenten overgelegd die zouden aantonen dat de luchtverkeersleiding een capaciteitsreductie had afgekondigd vanwege mist. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat KLC niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter concludeert dat de annulering een operationele keuze van KLC was en dat er geen bewijs was dat de annulering noodzakelijk was vanwege buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft de vordering van Airhelp toegewezen en KLC veroordeeld tot betaling van € 300,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de annulering. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van Airhelp toegewezen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat Airhelp niet voldoende heeft aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter W. Aardenburg op 9 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7455478 CV EXPL 19-347
Uitspraakdatum: 9 oktober 2019
Vonnis in de zaak van:
Airhelp Limited,
gevestigd te Hong Kong,
eiser,
hierna te noemen: Airhelp,
gemachtigde H. Yildiz,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.,
gevestigd te Schiphol,
gedaagde,
hierna te noemen: KLC,
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer.

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 7 december 2018 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] , hierna: de passagier, heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de passagier op 25 september 2017 vervoerd diende te worden van Dubai (Verenigde Emiraten) naar Parijs (Frankrijk) via Amsterdam-Schiphol met vluchtnummers KL428 en KL1227.
2.2.
Vlucht KL1227 (hierna: de vlucht) is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar een andere vlucht op 25 september 2017, waarmee hij zijn eindbestemming meer dan 2 uur later heeft bereikt.
2.3.
De passagier heeft haar vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van KLC gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
KLC heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert, na vermindering van eis, dat KLC bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat KLC vanwege de annulering van de vlucht gehouden is Airhelp te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist de vordering en voert aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden. De vlucht (KL 428) uit Dubai is tijdig geland op Amsterdam-Schiphol. KLC heeft de vlucht in kwestie, als gevolg van de slechte weersomstandigheden en de daarop genomen veiligheidsmaatregelen door de luchtverkeersleiding, geannuleerd. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft KLC diverse documenten overgelegd, waaruit blijkt dat slechte zichtbaarheid door mist werd voorspeld op Amsterdam-Schiphol en dat daarop een capaciteitsreductie werd afgekondigd door de luchtverkeersleiding. De passagier is omgeboekt naar een andere vlucht en met een vertraging van 2 uur en 5 minuten op haar eindbestemming aangekomen.
4.2.
KLC betwist voorts buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagier is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat KLC zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor KLC. Dit is anders indien KLC kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
In punt 14 en 15 van de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging veroorzaakt. Een beroep op buitengewone omstandigheden faalt als die omstandigheden door redelijke voorzorgsmaatregelen hadden kunnen worden voorkomen.
5.4.
KLC heeft ter onderbouwing van haar verweer stukken in het geding gebracht, waaronder TAF-data, waaruit blijkt dat voor 25 september 2017 slecht zicht werd voorspeld. Volgens KLC blijkt voorts uit de overgelegde screenshot uit het rapport ‘duty manager operations’ dat de luchtverkeersleiding de inbound capaciteit heeft vastgesteld op 44 vluchten per uur in plaats van de normaliter ruim 70 aankomende vluchten per uur. De verwachting was dat er langere tijd beperkt luchtverkeer mogelijk was, zoals blijkt uit de ‘capacity forecast’ en verklaring van de luchtverkeersleiding (producties 4 en 5 bij antwoord). KLC heeft op basis van de aangekondigde capaciteitsreductie voor 25 september 2017 een berekening gemaakt van de vertragingen die hierdoor zouden ontstaan. Hieruit volgde dat de gemiddelde vertraging 70 minuten zou zijn. KLC heeft op basis van de berekening besloten meerdere vluchten, waaronder de vlucht in kwestie, te annuleren. Omstreeks de geplande vertrektijd van de vlucht (5:15 uur UTC) bedroeg, blijkens de overgelegde METAR (productie 2 bij antwoord), het horizontale zicht meer dan 5 km, maar werd het verticale zicht beperkt door wolken.
5.5.
De vraag die voorligt is of KLC met de door haar overgelegde documenten en haar toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht in kwestie het gevolg is geweest van weersomstandigheden, die de uitvoering van de vlucht in kwestie hebben verhinderd, en dat zij de vertraging heeft kunnen voorkomen. De kantonrechter is van oordeel dat zij daarin niet is geslaagd. KLC heeft aangevoerd dat ten gevolge van de capaciteitsreductie en de gemiddelde vertragingen niet alle geplande vluchten uitgevoerd konden worden, maar het gaat er in deze zaak om dat KLC aantoont waarom nu juist de onderhavige vlucht ten gevolge van de restricties geannuleerd moest worden. Dit heeft KLC nagelaten.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de annulering het directe gevolg is geweest van de weersomstandigheden in combinatie met een besluit van de luchtverkeersleiding. Uitgangspunt is dat de omstandigheden die tot de annulering leiden alleen ‘uitzonderlijk’ zijn in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening indien zij verband houden met omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij en laatstgenoemde hierop geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. In het onderhavige geval is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat er sprake was van een door de luchtverkeersleiding afgegeven capaciteitsreductie, doch is onvoldoende gebleken dat de reductie geleid heeft tot een besluit van de luchtverkeersleiding voor dit specifieke toestel. Er gold een beperking voor het aantal vluchten, hetgeen impliceert dat er ondanks het weer wel vliegtuigen konden vertrekken van en naar Amsterdam-Schiphol. Dat KLC de vlucht in kwestie heeft geannuleerd is dan ook een operationele keuze geweest. Uit het voorgaande volgt dat KLC onvoldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Het verweer op dit punt faalt dan ook. Er wordt om die reden dan ook niet toegekomen aan de beantwoording van de vraag of KLC alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de annulering te voorkomen
5.7.
Nu KLC voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. KLC heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Airhelp heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van KLC, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt KLC tot betaling aan Airhelp van € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2017 tot aan de dag van voldoening dit bedrag;
6.2.
veroordeelt KLC tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,81;
griffierecht € 486,00;
salaris gemachtigde € 144,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter