ECLI:NL:RBNHO:2019:10990

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
7456002 CV EXPL 19-369
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij bij niet-buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Emirates wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Emirates voor een vlucht van Amsterdam naar Kaapstad via Dubai op 16 en 17 december 2018. Door een vertraging van vlucht EK150, veroorzaakt door een passagier onder invloed van alcohol, misten zij hun aansluitende vlucht naar Kaapstad. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. Emirates betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter oordeelde dat Emirates niet voldoende had aangetoond dat de vertraging volledig het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vertraging van de vlucht was deels te wijten aan de tijd die nodig was voor de ijsbehandeling van het toestel en de beslissingen van de luchtverkeersleiding. De rechter concludeerde dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming waren aangekomen, waardoor Emirates in beginsel gehouden was tot compensatie. De rechter besloot dat Emirates de compensatie met 50% kon verlagen, omdat de passagiers niet meer dan vier uur later op hun eindbestemming waren aangekomen.

Uiteindelijk werd Emirates veroordeeld tot betaling van € 1.063,35 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter W. Aardenburg op 9 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7456002 CV EXPL 19-369
Uitspraakdatum: 9 oktober 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
3.
[passagier sub 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers,
gemachtigde: H. Visser (Green Claim B.V.),
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Emirates
gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,
gedaagde,
hierna te noemen: Emirates,
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 7 december 2018 een vordering tegen Emirates ingesteld. Emirates heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Emirates een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Emirates een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Emirates de passagiers diende te vervoeren op 16 en 17 december 2018 van Amsterdam Schiphol naar Kaapstad (Zuid-Afrika) via Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) met vluchtnummers: EK150/770, hierna: de vlucht. Vlucht EK 150 zou op 16 december 2018 om 22.00 uur lokale tijd vertrekken en om 07.45 lokale tijd in Dubai arriveren. Vlucht EK 770 zou om 8.55 uur lokale tijd uit Dubai vertrekken en om 16.30 uur lokale tijd in Kaapstad arriveren.
2.2.
Emirates heeft vlucht EK150 vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagiers hun aansluitende vlucht naar Kaapstad hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar vlucht EK 778. In een OAG-overzicht dat als productie 16 door de passagiers is overgelegd staat dat vlucht EK 778 om 20:04 lokale tijd bij de gate on Kaapstad is gearriveerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Emirates gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Emirates heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Emirates bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00, althans € 326,70, althans een in goede justitie door de kantonrechter te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Emirates vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Emirates betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert daartoe aan dat vlucht EK150 onderdeel is van de rotatie Amsterdam-Dubai-Amsterdam met vluchtnummers EK149/150. Het toestel waarmee de rotatie zou worden uitgevoerd stond op Amsterdam-Schiphol tijdig gereed voor vertrek. Tijdens het boarden bleek een passagier onder invloed van alcohol. De passagier gaf over en kon niet meer goed staan, waarna de passagier in een rolstoel is geplaatst. Emirates heeft de passagier om veiligheidsredenen de toegang tot de vlucht ontzegd. De door de passagier ingecheckte bagage diende op grond van geldende regelgeving te worden gelost, nu het niet is toegestaan te vertrekken met bagage aan boord van een passagier als deze passagier niet zelf aan boord is gegaan. Hierdoor heeft de vlucht een vertraging van 15 minuten opgelopen. Het toestel kreeg om 22:19 uur lokale tijd toestemming om van de gate te vertrekken, waarna het toestel vanwege restricties van de luchtverkeersleiding pas om 23:05 uur lokale tijd is opgestegen. Het toestel is met een aankomstvertraging van 1 uur om 8:45 uur lokale tijd gearriveerd aan de gate in Dubai. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Kaapstad gemist, waarna zij zijn omgeboekt naar vlucht EK778. Emirates betwist dat vlucht EK778 met vertraging is uitgevoerd.
4.2.
Subsidiair voert Emirates aan dat indien de passagiers daadwerkelijk met een vertraging van 3 uur en 30 minuten in Kaapstad zijn aangekomen, de geplande aankomsttijd niet met meer dan vier uur is overschreden, op grond waarvan Emirates de verschuldigde compensatie met 50% kan verminderen.
4.3.
Emirates betwist voorts de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Emirates betwist dat de vervangende vlucht met vluchtnummer EK778 vertraagd is uitgevoerd. De passagiers hebben als productie 16 een OAG-overzicht van vlucht EK778 overgelegd, waaruit blijkt dat het toestel met een aankomstvertraging van 1 uur en 44 minuten om 20:04 uur UTC bij de gate is gearriveerd. Nu de aankomsttijd van de oorspronkelijke vlucht 16:30 uur UTC was, is hiermee vast komen te staan dat de passagiers met een vertraging van 3 uur en 34 minuten op hun eindbestemming zijn aangekomen, zodat Emirates op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Emirates kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
5.3.
Ten aanzien van het beroep op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. Onder 14 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich – onder meer – kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.4.
De kantonrechter stelt voorop dat de passagiers niet hebben betwist dat Emirates tijdens het boardingproces van vlucht EK150 problemen met een passagier ondervond en de bagage van de desbetreffende passagier van boord moest worden gehaald. De passagiers menen dat de door Emirates aangevoerde buitengewone omstandigheden niet worden gesteund door onafhankelijke bronnen. Emirates heeft ter onderbouwing een vluchtschema en een gate report overgelegd (producties 1 en 2 bij de conclusie van antwoord). Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Emirates met de door haar overgelegde stukken voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een buitengewone omstandigheid tijdens het boarden, hetgeen tot 19 minuten vertraging heeft geleid.
5.5.
Het grootste gedeelte van de vertraging werd echter veroorzaakt door de geruime tijd die was gelegen tussen het vertrek van de gate en het moment van opstijgen van het toestel. Pas bij conclusie van dupliek heeft Emirates aangegeven dat dit “gat” is veroorzaakt doordat het toestel een verplichte ijsbehandeling moest ondergaan, alsmede door de beslissing(en) van de luchtverkeersleiding om te wachten tijdens het taxiën. De kantonrechter overweegt dat, nog afgezien van het feit dat Emirates dit verweer eerder had kunnen en moeten voeren en voorts niet nader heeft onderbouwd hoe lang het toestel moest wachten, de de-icing van dit toestel in de voorliggende zaak geen buitengewone omstandigheid oplevert. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan het bewijsaanbod.
5.6.
Wanneer een vertraging niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden maar ook door andere omstandigheden, dient de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 4 mei 2017 inzake Pešková, ECLI:EU:C:2017:342). De passagiers zijn evenwel alsnog met meer dan 3 uur vertraging op hun eindbestemming gearriveerd.
5.7.
Emirates voert aan dat zij de compensatie op grond van artikel 7, lid 2, sub c van de Verordening met 50% kan verlagen, vanwege het feit dat de passagiers niet meer dan vier uur later op hun eindbestemming zijn aangekomen. Dit wordt door de passagiers niet betwist, zodat Emirates zal worden veroordeeld tot betaling van 50% van de gevorderde bedragen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over het toegewezen bedrag is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Emirates heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 163,35 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen.
5.10.
Nu de vordering slechts deels wordt toegewezen, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, zijnde dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Emirates tot betaling aan de passagiers van € 1.063,35 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in de zin dat ieder partij de eigen kosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter