ECLI:NL:RBNHO:2019:10986

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
15-018199-19 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijgen en bezitten van kinderpornografische afbeeldingen via Instagram en het tonen van pornografie aan minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 10 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het verwerven en bezitten van kinderpornografische afbeeldingen via Instagram. De verdachte heeft afbeeldingen in bezit gehad waarop een meisje van 9 jaar oud te zien is in seksueel getinte poses. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verwerven en in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige betrokken is, en het tonen van pornografie aan een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenspraak en heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels gevolgd, met uitzondering van de vrijspraak van het eerste feit, omdat er geen fysiek contact was tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-018199-19 (P)
Uitspraakdatum: 10 december 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 november 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.P. Peters, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. N.O. Vogelaar, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 18 augustus 2016 te Hoofddorp en/of Amsterdam en/of (elders in) Nederland,
met [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum] 2007 en/of gebruikmakend van een Instagram account),
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het door voornoemde [slachtoffer] duwen/brengen van een of meer van haar vinger(s) (gedeeltelijk) in haar vagina,
welke ontuchtige handeling(en) (al dan niet) plaatsvond(en) voor een door die voornoemde [slachtoffer] ingeschakelde camera en/of videobelverbinding en/of (vervolgens) een gemaakte video en/of foto door die [slachtoffer] op verzoek van verdachte naar hem, verdachte, (diens [instagram account] ) is verzonden, (en welke afbeelding(en) aldus geheel of gedeeltelijk zichtbaar waren voor verdachte) en/of bij/gedurende (een) (seksueel geladen en/of prikkelend) chat(gesprek(ken), waarbij/waardoor verdachte zich seksueel heeft
opgewonden;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 18 augustus 2016 te Hoofddorp en/of Amsterdam en/of (elders in) Nederland,
afbeelding(en), te weten foto('s) en/of video(s) - en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende afbeelding(en), te weten foto's en/of video(s),
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt (te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007), is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten
en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
Feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 18 augustus 2016 te Hoofddorp en/of Amsterdam en/of (elders in) Nederland,
één of meer afbeelding(en) waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten afbeelding(en) (foto('s) en/of video('s)/filmpje(s)) waarop verdachtes penis zichtbaar was en/of zichtbaar was dat
verdachte masturbeerde,
(binnen Instagram) heeft verstuurd en/of getoond aan [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, van wie verdachte wist dat zij jonger was dan zestien jaar.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat verdachte onder feit 2 partieel moet worden vrijgesproken van het bezit van afbeeldingen van de billen. Ten aanzien van feit 1 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat sprake is van seksueel binnendringen, nu uit jurisprudentie van onder meer de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2004: AQ0950 en ECLI:NL:HR:2011:BP1379) volgt dat van ontucht met een minderjarige ook sprake kan zijn ingeval geen lichamelijke aanraking tussen de desbetreffende verdachte en minderjarige heeft plaatsgevonden.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde, omdat geen direct fysiek contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en het slachtoffer. De overige ten laste gelegde feiten kunnen naar de mening van de raadsman wel wettig en overtuigend worden bewezen verklaard.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 1
In aansluiting op hetgeen door de raadsman van verdachte naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet kan worden bewezen verklaard. In tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie heeft betoogd, is voor het seksueel binnendringen van het lichaam als bedoeld in artikel 244 Wetboek van Strafrecht (Sr), – anders dan voor ‘ontuchtige handelingen’ in de zin van de artikelen 246, 247 en 249, eerste lid, Sr waarop de voornoemde door de officier van justitie aangehaalde jurisprudentie ziet – vereist dat sprake is van fysiek contact tussen verdachte en het slachtoffer. Uit de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is van dergelijk fysiek contact niet gebleken. Verdachte heeft het slachtoffer immers via Instagram benaderd en vervolgens via dat medium bewogen tot het plegen van seksuele handelingen bij zichzelf. Van seksueel binnendringen in de zin van artikel 244 Sr is dan ook geen sprake, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden feiten 2 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte die feiten heeft bekend en door of namens hem daarvoor geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met bijlage, waarin opgenomen het studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 3 oktober 2016 (dossierpagina’s 95 tot en met 126);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2018, met bijlage (dossierpagina’s 131 tot en met 134);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2018, met bijlage (dossierpagina’s 142 tot en met 159).
3.3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 2:
hij in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 18 augustus 2016 te Hoofddorp en/of Amsterdam,
afbeeldingen, te weten foto's en video’s
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt (te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007), is betrokken,
heeft verworven en in het bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past en waarna door het camerastandpunt, de onnatuurlijke pose en de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of de borsten in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
Feit 3:
hij in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 18 augustus 2016 te Hoofddorp en Amsterdam,
meer afbeeldingen waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten foto’s waarop verdachtes penis zichtbaar was en een filmpje/video waarop zichtbaar was dat verdachte masturbeerde,
(binnen Instagram) heeft verstuurd en/of getoond aan [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2007, van wie verdachte wist dat zij jonger was dan zestien jaar.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verwerven en in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen.
Ten aanzien van feit 3:
Een afbeelding, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet, dat deze jonger is dan zestien jaar.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest en met aan de proeftijd verbonden de in het reclasseringsrapport van 27 februari 2019 genoemde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een taakstraf op te leggen voor de duur van 180 uren en verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, waarbij ter compensatie een langere taakstraf zou kunnen worden opgelegd. Ten aanzien van de opheffing van de voorlopige hechtenis en het aan de proeftijd verbinden van bijzondere voorwaarden sluit de raadsman zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (via Instagram) verwerven en bezitten van kinderpornografische afbeeldingen. Op deze afbeeldingen, is [slachtoffer] , een meisje van destijds slechts 9 jaar oud, te zien die seksueel getinte poses aanneemt, terwijl op de afbeeldingen haar geslachtsdeel en borsten zichtbaar zijn. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong meisje en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij in hem had. Daarnaast heeft verdachte een foto van zijn geslachtsdeel, alsmede een filmpje waarop is te zien dat hij masturbeert, verstuurd naar voornoemd slachtoffer. Confrontatie met dergelijke beelden kan een ongewenste beïnvloeding van jeugdige personen tot gevolg hebben en kan schadelijk zijn voor hun ontwikkeling.
Zeker op een dergelijke jeugdige leeftijd is het van belang dat een kind in eigen tempo leert omgaan met de ontwikkelende seksualiteit. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij dit heeft verhinderd en enkel voor zijn eigen bevrediging misbruik heeft gemaakt van het grote leeftijdsverschil tussen hem en het slachtoffer en van het overwicht dat hij daarom op het slachtoffer had.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het reclasseringsadvies van 27 februari 2019. Dit rapport houdt onder meer in:
Het delictgedrag is niet goed te verklaren. [verdachte] is niet eerder met justitie in aanraking gekomen. Hij heeft zijn leven goed op orde, hij heeft een vaste relatie, sociaal netwerk en (vooralsnog) vast werk. Er zijn geen psychische problemen en betrokkene ontkent pedoseksuele gevoelens te hebben. Het internetgedrag waarbij betrokkene contact zoekt met meisjes of vrouwen is een risicofactor. Op dit moment heeft betrokkene geen computer of smartphone thuis. Wij achten een reclasseringscontact waarbij betrokkene naast een meldplichtcontact verplicht wordt om de behandeling bij de Waag te volgen, geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op het verkrijgen van inzicht in de achtergronden van zijn delictgedrag, de impact van zijn handelen op het slachtoffer en op het voorkomen van herhaling van het delictgedrag. Bij een veroordeling adviseren wij een deels voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht bij de reclassering- Ambulante behandeling- Vermijden kinderporno.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie een passende reactie vormt op hetgeen bewezen is verklaard. De rechtbank zal derhalve de strafeis volgen, ook al wordt verdachte – anders dan waar de officier van justitie bij het formuleren van de strafeis van uit is gegaan – vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Een lagere straf doet onvoldoende recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten.

7.Het beslag: verbeurdverklaring

De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon verbeurd te verklaren. De raadsman heeft zich aangesloten bij het oordeel van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een mobiele telefoon (Apple Iphone), dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, zijn begaan of voorbereid.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[Wettelijk vertegenwoordiger] , in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer] , heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.359,40 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade van € 359,40 bestaat uit de dagwaarde van de mobiele telefoon van de benadeelde partij die als gevolg van de strafzaak in beslag is genomen en die zij nog niet heeft teruggekregen. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien deze schade niet rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank komt echter vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 750,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. In het overige deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 en 3 bewezen verklaarde handelen [
kort gezegd: kinderpornografie vervaardigen en in het bezit hebben en pornografie tonen aan personen onder de 16 jaar] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 240a, 240b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
100 (zegge: honderd) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 90 dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich wanneer hij hiertoe wordt opgeroepen meldt bij Reclassering Nederland, Zijlweg 148c te Haarlem, en zich blijft melden op afspraken met de reclassering zo lang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • verdachte zich laat behandelen door de Forensische Polikliniek de Waag te Haarlem of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering en zo lang de reclassering dit nodig vindt Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de instelling geeft
voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de
behandeling.
- verdachte zich op welke wijze dan ook onthoudt van:
• het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
• gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
• gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur. Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Stelt dat verdachte is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (zegge: honderdtachtig)uren, bij het niet verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 750,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
15 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart verbeurd:
- een mobiele telefoon (Apple Iphone).
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. J. van Beek, voorzitter,
mrs. K.I. de Jong en C.A.J. van Yperen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.J. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2019.