Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
,
Rechtbank Noord-Holland
Op 31 juli 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. Q. Overeijnder. Het verzoek was gericht tegen mr. A.L. Diender, de behandelend rechter in twee aanhangige zaken betreffende de wijziging van omgangsregelingen. De verzoekster stelde dat de rechter partijdig was door het afwijzen van een verzoek tot uitstel van de zitting, dat zij en haar advocaat niet aanwezig konden zijn op de geplande datum. De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden beoordeeld en geconcludeerd dat de afwijzing van het uitstel een procesbeslissing was, die geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De verzoekster had geen zwaarwegende aanwijzingen voor een vooringenomenheid van de rechter kunnen aanvoeren. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen en het proces voortgezet in de stand waarin het zich bevond.