ECLI:NL:RBNHO:2019:10609
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. de Vries
- E.B. de Vries - van den Heuvel
- J.J. Maarleveld
- Rechtspraak.nl
Planschadevergoeding en waardevermindering van onroerend goed door windturbines
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil over planschade. Eiser, eigenaar van een perceel te Anna Paulowna, had een verzoek ingediend om een tegemoetkoming in planschade naar aanleiding van de plaatsing van windturbines in de nabijheid van zijn woning. De rechtbank stelde vast dat er geen hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van 28 februari 2018, waarin de schade als gevolg van waardevermindering van de woning van eiser was vastgesteld op € 10.000,-. Dit bedrag was gebaseerd op een advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB), die had geconcludeerd dat alleen de vrijstelling voor de windturbine aan de Zwinweg 38 had geleid tot waardevermindering van de woning.
Eiser had in 2015 een verzoek om planschadevergoeding ingediend, dat door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon was afgewezen. Na een procedure bij de rechtbank, waarin het beroep van eiser gegrond werd verklaard, heeft verweerder in een nieuw besluit de planschadevergoeding vastgesteld op € 1.000,-, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser was het niet eens met dit bedrag en stelde dat de waardevermindering van zijn woning veel hoger was, en dat het normaal maatschappelijk risico van 2% onredelijk was.
De rechtbank oordeelde dat de vaststelling van de schade door verweerder correct was, en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herbeoordeling van de schade rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de eerdere vaststelling van de schade op € 10.000,-. De rechtbank benadrukte dat de wet voorschrijft dat een deel van de schade voor rekening van de aanvrager blijft, en dat verweerder niet de vrijheid had om dit percentage te verhogen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 november 2019.