ECLI:NL:RBNHO:2019:10031

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
7793923 \ CV EXPL 19-2653
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende transparantie van het rentewijzigingsbeding in consumentenkrediet leidt tot afwijzing restitutievordering

In deze zaak hebben eisers, consumenten die een doorlopend krediet hebben afgesloten bij Eurofintus Financieringen B.V., een vordering ingesteld tot restitutie van onverschuldigd betaalde rente. De eisers stellen dat het rentewijzigingsbeding in de kredietovereenkomst onduidelijk is en dat de meest gunstige uitleg van dat beding zou moeten leiden tot toepassing van het Euribor-tarief. De kantonrechter heeft op 5 december 2019 uitspraak gedaan en de vordering afgewezen. De rechter oordeelde dat de eisers de rente op basis van de kredietovereenkomst hebben betaald, wat betekent dat er geen sprake is van onverschuldigde betaling. De kantonrechter benadrukte dat de eisers geen verzoek hebben gedaan om de kredietovereenkomst te wijzigen of te vernietigen, en dat de rechtsgrond voor de betalingen dus intact blijft. Bovendien werd vastgesteld dat het rentewijzigingsbeding niet duidelijk en begrijpelijk was, maar dat dit niet leidde tot de conclusie dat het Euribor-tarief van toepassing zou zijn. De kantonrechter concludeerde dat de eisers niet redelijkerwijs mochten verwachten dat het Euribor-tarief zou gelden voor hun kredietovereenkomst, en dat de vordering om restitutie van de betaalde rente niet kon worden toegewezen. De proceskosten werden aan de eisers opgelegd, omdat zij ongelijk kregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 7793923 \ CV EXPL 19-2653
Uitspraakdatum: 5 december 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]en
[eiseres]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: [eisers]
gemachtigde: K&B Finance B.V.
tegen
de besloten vennootschap
Eurofintus Financieringen B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
verder te noemen: Eurofintus
gemachtigde: mr. V.H. Affourtit en mr. M.J.C. van der Vegte

1.Het procesverloop

1.1.
[eisers] hebben bij dagvaarding van 15 mei 2019 een vordering tegen Eurofintus ingesteld. Eurofintus heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 6 november 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben [eisers] bij brief van 6 november 2019 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Eurofintus is een onderneming die sinds 2003 consumptief krediet aanbiedt.
2.2.
Ondernemingen als Eurofintus, die een krediet verstrekken in de vorm van een doorlopend krediet, financieren dat krediet via een andere bank. Het tarief dat banken elkaar in rekening brengen voor het financieren van een doorlopend krediet is gebaseerd op het zogenoemde Euribor-tarief voor leningen van één, twee of drie maanden. Dit tarief wordt door banken vervolgens nog verhoogd met een zogeheten liquiditeitsopslag. Het Euribor-tarief lag in de periode van 2008 tot 2014 op percentages tussen 4,448 en 0,235.
2.3.
[eisers] hebben op 1 juli 2008 een overeenkomst gesloten met Eurofintus voor een doorlopend krediet (hierna: de kredietovereenkomst). Die kredietovereenkomst is tot stand gekomen door bemiddeling van CKB Finance. In de kredietovereenkomst is krediet verleend tot een limiet van € 35.000,00, met de verplichting om maandelijks een bedrag van € 350,00 af te lossen.
2.4.
Volgens de kredietovereenkomst is de maandelijkse kredietvergoeding op 1 juli 2008 0,561% en effectief op jaarbasis 6,9%.
2.5.
In artikel 3, onderdeel b, van de bij de kredietovereenkomst behorende algemene voorwaarden is de mogelijkheid opgenomen om de kredietvergoeding te wijzigen (hierna: het rentewijzigingsbeding) en in dat artikel staat het volgende:
“De kredietvergoeding wordt van dag tot dag berekend over het uitstaande saldo en kan door Kredietgever, met inachtneming van de krachtens de wet gestelde maxima, worden gewijzigd. Kredietgever zal Client van iedere wijziging schriftelijk in kennis stellen.”
2.6.
[eisers] hebben bij aanvang van de kredietovereenkomst € 34.898,00 opgenomen. [eisers] hebben de verschuldigde maandtermijnen voldaan. Na een aflossing op 8 december 2015 van € 15.811,28 kwam het uitstaande saldo op nul en is de kredietovereenkomst beëindigd.
2.7.
In 2008 was het kredietvergoedingstarief effectief op jaarbasis gelegen tussen 6,9% en 8,5%, in de jaren 2009 tot 2015 tussen 6,2% en 6,7%. Het kredietvergoedingstarief is in 2009 en daarna dus steeds lager geweest dan het tarief bij het aangaan van de overeenkomst in 2008.

3.De vordering

3.1.
[eisers] vorderen dat de kantonrechter Eurofintus veroordeelt tot restitutie van de
door [eisers] onverschuldigd betaalde rente aan Eurofintus, bestaande uit het verschil tussen de door [eisers] vanaf 1 juli 2008 feitelijk betaalde rente enerzijds, en de (lagere) rente die [eisers] verschuldigd zouden zijn indien door Eurofintus gedurende de hele looptijd van de kredietovereenkomst het Euribor-tarief voor leningen van één maand was gehanteerd anderzijds. [eisers] hebben daarnaast verschillende subsidiaire vorderingen geformuleerd.
3.2.
[eisers] leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat het rentewijzigingsbeding van artikel 3, onderdeel b, van de algemene voorwaarden niet transparant is, omdat onduidelijk is welke gevolgen dat beding heeft. Om die reden moet de voor [eisers] meest gunstige uitleg van dat beding prevaleren en dat moet ertoe leiden dat de rente volgens het Euribor-tarief geldt, aldus [eisers] Uitgaande van dat Euribor-tarief hebben [eisers] gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst te veel rente betaald, zo stellen [eisers] Verder vinden [eisers] dat zij ook mochten verwachten dat de rente van het Euribor-tarief zou gelden, mede gelet op de informatie die is verstrekt in de prospectus bij het aangaan van de kredietovereenkomst.

4.Het verweer

4.1.
Eurofintus betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat de betalingen die [eisers] hebben gedaan niet onverschuldigd zijn verricht, omdat [eisers] hebben betaald op basis van een rechtsgrond, te weten de kredietovereenkomst. Volgens Eurofintus was de afspraak tussen partijen ook helder, omdat in artikel 3, onderdeel b, van de algemene voorwaarden is overeengekomen dat de kredietvergoeding gewijzigd kan worden, steeds met inachtneming van de wettelijke maxima.
4.2.
Voor zover het rentewijzigingsbeding al onduidelijk zou zijn, stelt Eurofintus dat [eisers] in ieder geval niet mochten verwachten dat de kredietvergoeding zou worden gekoppeld aan een externe rentevoet, zoals het Euribor-tarief, omdat voor die verwachting geen aanknopingspunt bestaat. Als in het rentewijzigingsbeding al een verwijzing kan worden gelezen naar een externe rente, dat moet volgens Eurofintus aansluiting worden gezocht bij de gemiddelde rente voor doorlopende kredieten voor consumenten die feitelijk in de markt werd gehanteerd, zoals deze bijvoorbeeld vanaf juni 2010 door De Nederlandsche Bank is geregistreerd.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Eurofintus moet worden veroordeeld tot terugbetaling (restitutie) van de volgens [eisers] onverschuldigd betaalde rente.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat [eisers] in de dagvaarding hebben benadrukt dat zij geen toetsing wensen van het al dan niet oneerlijke en niet-bindende karakter van het door Eurofintus gehanteerde rentewijzigingsbeding. Dat is door hun gemachtigde op de zitting herhaald en bevestigd. Dit betekent dat de kantonrechter niet mag en niet zal beoordelen of het rentewijzigingsbeding van artikel 3, onderdeel b, van de algemene voorwaarden geheel dan wel gedeeltelijk moet worden vernietigd vanwege het mogelijk oneerlijke of onredelijk bezwarende karakter daarvan. De vraag of dat beding oneerlijk of onredelijk bezwarend is, moet daarom buiten beschouwing blijven.
5.3.
Naar de kantonrechter begrijpt, berust de vordering van [eisers] op de stelling dat er te veel rente door Eurofintus in rekening is gebracht, en op de grondslag dat zij daarom onverschuldigd rente hebben betaald. Op die grondslag kan de vordering van [eisers] echter niet worden toegewezen, vanwege het volgende.
5.4.
In de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald dat degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd is dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen (artikel 6:203 lid 1 BW). Als de onverschuldigde betaling een geldsom betreft, dan strekt de vordering tot teruggave van een gelijk bedrag (artikel 6:203 lid 2 BW).
5.5.
[eisers] hebben de kredietvergoeding en de rente aan Eurofintus betaald op grond van de kredietovereenkomst. Daarmee is die betaling dus gedaan op basis van een duidelijke rechtsgrond, te weten de kredietovereenkomst. [eisers] vorderen in deze zaak geen vernietiging, nietigverklaring of wijziging van die kredietovereenkomst. Ook vorderen zij geen verklaring voor recht met de strekking dat die kredietovereenkomst gewijzigd zou moeten worden, in die zin dat een lagere kredietvergoeding of rente geldt en verschuldigd is. Uitgaande van de vordering van [eisers] kan de kredietovereenkomst dus niet worden gewijzigd of aangetast. Omdat de kredietovereenkomst niet kan worden gewijzigd of aangetast, blijft die kredietovereenkomst en de rechtsgrond voor de betaling van de kredietvergoeding rente dus ongewijzigd in stand, zodat die vergoeding en de rente niet onverschuldigd is betaald door [eisers] De door [eisers] ook genoemde grondslag van de redelijkheid en billijkheid kan daaraan niet afdoen en levert geen op zichzelf staande grond of vordering op om de kredietovereenkomst aan te tasten.
5.6.
De conclusie is dat de primaire vordering van [eisers] wordt afgewezen. Dat geldt eveneens voor alle subsdiaire vorderingen van [eisers] , omdat ook voor al die vorderingen alleen onverschuldigde betaling als grondslag is gesteld en geen van die vorderingen ertoe strekt de kredietovereenkomst aan te tasten of te wijzigen.
5.7.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende.
5.8.
Bij een kredietovereenkomst als hier aan de orde, moeten de bedingen in algemene voorwaarden duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de wederpartij gunstigste uitleg (artikel 6:238 lid 2 BW).
5.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het rentewijzigingsbeding van artikel 3, onderdeel b, van de algemene voorwaarden niet duidelijk en begrijpelijk opgesteld, en voldoet dit beding niet aan het zogenoemde transparantievereiste. Het beding maakt immers niet duidelijk hoe de kredietvergoeding en de rente is vastgesteld, en evenmin onder welke omstandigheden en volgens welke mechanismen die vergoeding en de rente kunnen worden gewijzigd. Eurofintus had daarover ten tijde van het aangaan van de overeenkomst meer informatie kunnen geven, zodat [eisers] beter in staat zouden zijn geweest de economische gevolgen te voorzien die voor hen uit het rentewijzigingsbeding voortvloeien (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 22 november 2019, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2019:1830).
5.10.
Omdat het rentewijzigingsbeding niet duidelijk en niet begrijpelijk is, moet worden beoordeeld wat de voor [eisers] meest gunstige uitleg van dat beding is. Een dergelijke uitleg kan er echter hoe dan ook niet toe leiden dat een rente volgens het Euribor-tarief heeft te gelden, zoals [eisers] willen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.11.
De kantonrechter kan [eisers] op zichzelf wel volgen in hun stelling dat voor de vraag wat de voor [eisers] gunstigste uitleg is, bepalend moet worden geacht wat [eisers] op grond van het rentewijzigingsbeding redelijkerwijs hadden mogen verwachten. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarbij vooral van belang wat een normaal geïnformeerde, redelijk oplettende en gemiddelde consument had kunnen verwachten en voorzien van een rentewijzigingsbeding als hier aan de orde, en van de economische gevolgen die daaruit voortvloeien, en wat die consument naar redelijke verwachting zou hebben aanvaard indien over dat beding was onderhandeld.
5.12.
Er is geen goede reden om aan te nemen dat [eisers] redelijkerwijs mochten verwachten dat voor hun doorlopend krediet een rente zou (gaan) gelden volgens het Euribor-tarief. Dit is immers een rentetarief dat over het algemeen alleen geldt en wordt gehanteerd tussen banken en voor het financieren van doorlopende kredieten. Daaraan hebben [eisers] als consumenten dus geen redelijke verwachtingen kunnen ontlenen.
5.13.
In de kredietovereenkomst, de algemene voorwaarden en de door [eisers] genoemde prospectus wordt geen melding gemaakt van het Euribor-tarief. Er is door [eisers] verder niet gesteld dat er andere informatie aan hen is verstrekt of bekend geworden waaruit zou moeten worden afgeleid dat een Euribor-tarief zou kunnen (gaan) gelden voor een consumentenkrediet. Ook hieraan kan dus geen redelijke verwachting of inschatting zijn ontleend dat dit tarief van toepassing is.
5.14.
Verder is niet gebleken dat [eisers] op de hoogte waren van het bestaan van het Euribor-tarief. [eisers] hebben in ieder geval niet gesteld dat zij dat tarief kenden. [eisers] zijn ook niet zelf op de zitting verschenen om daarover vragen te beantwoorden, hoewel zij daartoe wel verplicht waren. De kantonrechter verbindt daaraan het gevolg dat als vaststaand moet worden aangenomen dat zij niet bekend waren met het Euribor-tarief. Dat is temeer reden om te oordelen dat [eisers] niet als redelijke verwachting konden hebben dat het Euribor-tarief van toepassing zou zijn.
5.15.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan een meest gunstige uitleg er mogelijk wel toe leiden dat aansluiting moet worden gezocht bij de gemiddelde rente voor doorlopende kredieten voor consumenten die feitelijk in de markt werd gehanteerd. Een redelijke verwachting is ook dat [eisers] een dergelijk beding zouden hebben aanvaard indien daarover was onderhandeld. [eisers] hebben echter geen daarop gerichte vordering geformuleerd, ook niet subsidiair, zodat de kantonrechter aan een beoordeling daarvan niet kan toekomen.
5.16.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eisers] zal afwijzen.
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van [eisers] , omdat zij ongelijk krijgen. Daarbij worden [eisers] ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Eurofintus worden gemaakt. De gevorderde rente over de kosten zal worden toegewezen zoals gevorderd.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eisers] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Eurofintus worden vastgesteld op een bedrag van € 480,00 aan salaris van de gemachtigde van Eurofintus, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [eisers] tot betaling van € 120,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door Eurofintus worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter