Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
geklede en met noodsurveillance belaste brigadier van de politie-eenheid Noord-Holland, [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linkerjukbeen en/of een gebroken linkeroogkasbodem (een comminutieve zygomafractuur), heeft toegebracht door die [slachtoffer] met kracht (en met een sprong) met (een van) zijn tot vuist gebalde handen tegen zijn kaak, althans tegen/op zijn hoofd te stompen/slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2018 te Den Helder aan een ambtenaar, te weten de in uniform
geklede en met noodsurveillance belaste brigadier van de politie-eenheid Noord-Holland, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] met kracht (en met een sprong) met (een van) zijn tot vuist gebalde handen tegen zijn kaak, althans tegen/op zijn hoofd te stompen/slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linkerjukbeen en/of een gebroken linkeroogkasbodem (een comminutieve zygomafractuur) ten gevolge heeft gehad.
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- € 436,27 eigen risico ziektekostenverzekering, oogdruppels en kilometervergoeding
- € 1.750,00 immateriële schade
8.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank redenen om slechts een deel van de door de officier van justitie gevorderde herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen, zodat verdachte een aanzienlijke stok achter de deur houdt als hij zijn leven buiten detentie weer oppakt. De rechtbank zal daarom de vordering deels toewijzen en de VI-periode herroepen voor een periode van 300 dagen.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
8 (acht) maanden.
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.186,27(zegge: tweeduizend honderdzesentachtig euro en zevenentwintig cent), bestaande uit € 436,27 (zegge: vierhonderdzesendertig euro en zevenentwintig cent) als vergoeding voor de materiële en € 1.750,00 (zegge: eenduizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
31 (eenendertig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
300 (driehonderd) dagen.