ECLI:NL:RBNHO:2018:9304

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
7063778 \ CV FORM 18-5579
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengerechtelijke kosten in luchtvaartzaak

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa AG wegens compensatie na de annulering van haar vlucht LH999 van Amsterdam naar Frankfurt op 12 september 2017. De passagier had aansluitende vluchten naar Addis Abeba en Blantyre, die zij miste door de annulering. Lufthansa heeft de annulering gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van onweer op de luchthaven van Frankfurt, wat leidde tot een beperking van de capaciteit en een latere 'slot'-tijd voor het toestel. De passagier vorderde € 600,00 compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, evenals buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Lufthansa niet heeft aangetoond dat de annulering noodzakelijk was door de buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat Lufthansa de annulering had kunnen voorkomen en dat de passagier recht had op compensatie. De vordering tot betaling van de hoofdsom werd toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten, maar de rente over deze kosten werd afgewezen. De proceskosten werden ook aan Lufthansa opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in deze zaak.

De beslissing van de kantonrechter werd openbaar uitgesproken op 31 oktober 2018, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7063778 \ CV FORM 18-5579
Uitspraakdatum: 31 oktober 2018
Beschikking in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: Aviclaim B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa AG
gevestigd te Keulen (Duitsland)
verwerende partij
verder te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 6 juli 2018;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 28 augustus 2018.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt op 12 september 2017 met vlucht LH999 en aansluitend op dezelfde dag van Frankfurt naar Addis Abeba (Ethiopië) met vlucht ET707 en van Addis Abeba naar Blantyre (Malawi).
2.2.
Vlucht LH999 had als geplande vertrektijd van 19:55 uur (lokale tijd) en als geplande aankomsttijd 21:00 uur (lokale tijd). Vlucht ET707 had een geplande vertrektijd van 22:05 uur. Vlucht LH999 van Amsterdam naar Frankfurt is geannuleerd, waardoor de passagier haar aansluitende vluchten naar Addis Abeba en Blantyre heeft gemist. De passagier is door Lufthansa omgeboekt naar vluchten op 13 september 2017.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt Lufthansa te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 september 2017;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 september 2017.
3.2.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de annulering van het eerste deel van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Lufthansa van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Lufthansa betwist de vordering. Op haar verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat (het eerste deel van) de vlucht van de passagier is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat Lufthansa zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor Lufthansa. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In het voorkomende geval moet de luchtvaartmaatschappij bovendien aantonen dat zij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd, tot annulering van de vlucht leidden.
4.3.
Lufthansa voert aan dat zij niet gehouden is om de compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening aan de passagier te betalen, omdat de onderhavige vlucht is geannuleerd vanwege onweer op de luchthaven van Frankfurt. Dit leidde tot een beperking van de capaciteit op de luchthaven; er konden veel minder vliegtuigen landen dan normaal. Het niet op tijd kunnen landen op Frankfurt is een buitengewone omstandigheid die Lufthansa niet heeft kunnen voorkomen. Dit heeft er volgens Lufthansa toe geleid dat aan het toestel dat vlucht LH999 zou uitvoeren een nieuwe “slot”-tijd is toegekend. Het betreft hier volgens Lufthansa een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het vliegtuig dat vlucht LH999 zou uitvoeren. Hierdoor kon het toestel volgens Lufthansa niet eerder vertrekken dan om 21:15 uur lokale tijd. Het maakt volgens Lufthansa niet uit dat de vlucht is geannuleerd, omdat de passagier - als de vlucht om 21:15 uur was vertrokken - waarschijnlijk rond 22:15 uur in Frankfurt was aangekomen en ook dan haar aansluitende vlucht ET707 had gemist.
4.4.
Ten aanzien van het beroep van Lufthansa op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.5.
Lufthansa heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de luchtverkeersleiding een latere “slot”-tijd heeft opgelegd aan het toestel dat op 12 september 2017 vlucht LH999 zou uitvoeren. Lufthansa heeft echter niet aangetoond dat dit er noodzakelijkerwijs toe heeft geleid dat de onderhavige vlucht geannuleerd moest worden. Lufthansa heeft geen besluit van de luchtverkeersleiding overgelegd waaruit dit volgt. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de latere slottijd alleen tot vertraging en niet tot annulering van vlucht LH999 zou leiden. Lufthansa heeft ook bevestigd dat zij de keuze had om de vlucht wel of niet te annuleren. Er kan dan ook niet worden geoordeeld dat Lufthansa de annulering ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet heeft kunnen voorkomen.
4.6.
Nu Lufthansa voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de onderhavige vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft[heeft / hebben] verricht dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 26 september 2017, omdat Lufthansa ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.9.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen of een gerechtelijke schikking in de Duitse taal aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagier van € 690,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 600,00 vanaf 12 september 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 226,00 aan griffierecht en € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open