In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Amsterdam, over de vergoeding van immateriële schade. De eiseres, [X] B.V., had een uitnodiging tot betaling ontvangen van € 120.000 aan douanerechten op landbouwproducten, welke door de inspecteur was gehandhaafd na een bezwaar. Eiseres heeft beroep ingesteld, waarbij zij ook vergoeding van immateriële schade heeft verzocht wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is aangevangen op 7 oktober 2005 en dat deze met 11 jaren en 1 maand is overschreden. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 11.500, waarbij verweerder € 9.684 en de Minister € 1.816 dient te vergoeden. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres toegewezen, die op € 321,48 zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.