In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen China Eastern Airlines Corporation Limited (hierna: China Airlines) wegens compensatie voor een vertraging van meer dan vier uur van een vlucht van Amsterdam naar Sydney via Shanghai. De passagier had een vervoersovereenkomst met China Airlines voor de vlucht op 4 juli 2016. Na de vertraging heeft de passagier compensatie van € 600,00 gevorderd, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.
China Airlines heeft de vordering betwist en zich beroepen op buitengewone omstandigheden, namelijk vertraging van een eerdere vlucht als gevolg van slechte weersomstandigheden en beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden die China Airlines aanvoert niet kwalificeren als buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening, omdat deze niet specifiek betrekking hebben op de vlucht in kwestie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging van de vlucht van de passagier niet het gevolg was van omstandigheden die buiten de controle van China Airlines lagen.
De kantonrechter heeft de vordering van de passagier toegewezen en China Airlines veroordeeld tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van de passagier toegewezen, omdat China Airlines ongelijk heeft gekregen in deze procedure.