20.3.Vraag 17 heeft ook betrekking op het ‘ [S] Event’. Deze vraag luidt als volgt:
17. Indien de [P] niet van [X] was, zijn er andere kosten voor haar betaald of heeft zij andere vergoedingen, in welke vorm dan ook, ontvangen in relatie tot het [S] event?
Met betrekking tot deze vraag betoogt eiseres dat zij aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan en dat zij niet meer informatie kan geven dan de informatie die zij al heeft overgelegd. Verweerder stelt dat deze vraag in het geheel niet is beantwoord. De rechtbank komt tot dezelfde conclusie als verweerder. De rechtbank merkt hierbij op dat het niet aannemelijk is dat eiseres niet meer informatie kan overleggen. De rechtbank neemt in aanmerking dat eiseres ter zitting heeft verklaard nog steeds contact te hebben met de heer [F] , die haar heeft gevraagd om deze conferentie in [R] bij te wonen. Bovendien kan niet gezegd worden dat de conferentie zodanig lang geleden heeft plaatsgevonden dat de gevraagde informatie redelijkerwijs niet meer te achterhalen was.
21. De vragen 7, 8, 9 en 18 zijn gedeeltelijk onbeantwoord gebleven. Ook met betrekking tot deze vagen heeft eiseres daarom niet voldaan aan de informatieverplichting. Met betrekking tot vraag 7 stelt de rechtbank vast dat eiseres enkel nog moet overleggen de mutaties van de maand december 2015 van de bankrekening met nummer [# 2] , hetgeen door eiseres overigens ook wordt erkend. De vragen 8 en 9 hebben betrekking op de jaren 2008 tot en met 2010. De rechtbank heeft hiervoor reeds geoordeeld dat de informatie over deze periode van belang kan zijn voor de belastingheffing van eiseres. Eiseres heeft in haar pleitnota erkend dat ook deze vragen slechts gedeeltelijk zijn beantwoord. Eiseres heeft over vraag 18 aangevoerd dat haar ouders haar hebben gesponsord en dat de op haar Nederlandse rekening gestorte bedragen van haar ouders afkomstig zijn (zie onderdelen 5 en 6 van deze uitspraak). Als bewijs hiervan heeft eiseres een brief van haar vader overgelegd (bijlage 4 van het nader stuk van 8 juni 2018). Daarin verklaart de vader van eiseres dat zij (de ouders van eiseres) haar in verband met haar studie vanaf het jaar 2008 voor ongeveer 5 jaar hebben gesponsord. De rechtbank overweegt dat hiermee de vraag voor de jaren na de afronding van de studie van eiseres (2013 en 2014) niet is beantwoord. Volgens de vaststaande feiten heeft eiseres in deze jaren respectievelijk € 350 en € 5.880 contant op de rekening gestort. Wel is de vraag voor wat betreft de jaren 2008 tot en met 2012 met hetgeen eiseres heeft ingebracht, voldoende beantwoord.
22. De rechtbank oordeelt dat eiseres met betrekking tot de vragen 3, 10, 15 en 16 wel aan de informatieverplichting heeft voldaan. Op deze punten is het gelijk derhalve aan eiseres.
Op vraag 3 heeft eiseres te kennen gegeven dat de heer [F] de eigenaar is van [G] . Met betrekking tot vraag 10 heeft eiseres aangevoerd dat zij beschikt over de paypal-account [I] . Over deze rekening heeft zij voorts onbetwist aangevoerd dat het in het jaar 2016 is geopend. Ze heeft ter staving hiervan een screenprint overgelegd (als bijlage van het nader stuk van 8 juni 2018) waarop staat dat de rekening in het jaar 2016 is geopend. De rechtbank merkt op dat informatie over deze rekening daarom ook buiten het bereik van de informatiebeschikking valt. Vraag 15 heeft eiseres ontkennend beantwoord. Het antwoord van eiseres op vraag 16 is dat de [P] eigendom van haar voormalige werkgever ( [L] ) is en dat het hotel daarmee is betaald. Ter staving hiervan heeft eiseres een registratieformulier van het ‘ [U] ’ in [R] ( [..] januari 2015) overgelegd en een brief van haar voormalige werkgever waarin staat dat eiseres haar werkgever op dat event zal vertegenwoordigen en dat de kosten daarvan voor rekening van haar werkgever komen. De rechtbank kan verweerder daarom niet volgen in zijn betoog dat de vragen 15 en 16 niet zijn beantwoord.
Strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
23. De rechtbank stelt voorop dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder met de informatiebeschikking in strijd handelt met enig beginsel van behoorlijk bestuur. Daartoe is de klacht van eiseres over de repeterende wijze van vragen stellen door verweerder niet voldoende, nu eiseres – zoals uit deze uitspraak volgt – niet volledig aan haar informatieplicht heeft voldaan. Voor zover eiseres specifiek ten aanzien van de vragen 3 en 4 in de informatiebeschikking stelt dat verweerder in strijd met het evenredigheidsbeginsel heeft gehandeld, is de rechtbank van oordeel dat in het midden kan blijven of eiseres dit terecht naar voren heeft gebracht. Eiseres heeft het gelijk met betrekking tot deze vragen al aan haar zijde en eiseres heeft niet kenbaar gemaakt welke verdere gevolgen – anders dan hierna zal wordt beslist – verbonden dienen te worden aan de eventuele vaststelling van enig handelen in strijd met de algemene beginselen in zoverre.
24. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de informatiebeschikking voor een deel terecht is vastgesteld. De informatiebeschikking dient met betrekking tot de vragen 3, 4, 10, 15 en 16 te worden vernietigd. De rechtbank zal eiseres op grond van artikel 27e, tweede lid, van de Awr een nieuwe termijn stellen om de overige vragen te beantwoorden.
25. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
26. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.251 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 249, 1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).
27. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht
worden kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar
redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek
van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan
het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De informatiebeschikking wordt voor een deel vernietigd, derhalve vindt voor dat deel herroeping plaats. De rechtbank overweegt voorts dat vernietiging plaatsvindt wegens onrechtmatigheid van verweerder. Immers de informatiebeschikking is met betrekking tot de vragen 4 (geen heffingsbelang aanwezig) en de vragen 3, 10, 15 en 16 (vragen zijn afdoende beantwoord) onterecht vastgesteld.