ECLI:NL:RBNHO:2018:6181

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
15/860257-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en witwassen door een lid van de Hells Angels Haarlem

Op 18 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie, de Hells Angels Haarlem, en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als partner van de president van de Hells Angels, een cruciale rol speelde binnen de organisatie. Gedurende de periode van 1 mei 2014 tot en met 26 januari 2017 heeft zij actief deelgenomen aan de criminele activiteiten van de organisatie, die gericht waren op het plegen van geweldsmisdrijven en intimidatie van leden van andere motorclubs. De verdachte heeft ook een rol gespeeld bij het doorgeven van opdrachten voor brandstichting en het witwassen van een horloge dat met crimineel vermogen was aangeschaft. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist van de criminele activiteiten en dat haar bijdrage aan de organisatie substantieel was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met haar rol binnen de organisatie en de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Amsterdam Osdorp (Bunker)
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860257-16
Uitspraakdatum: 18 juli 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 april 2018, 25 april 2018, 3 mei 2018, 17 mei 2018 en 4 juli 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
[geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. J. van der Putte en mr. S.M. de Vries en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte (hierna ook: [verdachte] ) is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1.
[ZD C-27: Deelneming aan een criminele organisatie met geweldsoogmerk]
zij in of omstreeks de periode van 01 mei 2014 tot en met 26 januari 2017 te Haarlem en/of elders in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie (al dan niet in wisselende samenstellingen) bestond uit (onder meer)
- verdachte, en/of
  • Hells Angels, charter Haarlem (gevormd door: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] ) en/of
  • [medeverdachte 10] Haarlem,
welke organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, te weten één of meer misdrijven omschreven in:
  • artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen) en/of
  • artikel 141a van het Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen) en/of
  • artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk brand stichten of een ontploffing te weeg brengen) en/of
  • artikel 170 van het Wetboek van Strafrecht (een gebouw of een voor het publiek toegankelijke plaats opzettelijk vernielen of beschadigen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen is te duchten) en/of
  • artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander of tegen een derde wederrechtelijk dwingen iets te doen of niet te doen of te dulden) en/of
  • artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling of brandstichting) en/of
  • artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht (doodslag) en/of
  • artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht (moord) en/of
  • artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling) en/of
  • artikel 301 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en/of
  • artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling) en/of
  • artikel 303 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en/of
  • artikel 304 aanhef en onder sub 2 van het wetboek van strafrecht (mishandeling, mishandeling met voorbedachte raad en/of zware mishandeling van een of meer ambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn / hun bediening)
  • artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (diefstal met geweld) en/of
  • artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (afpersing) en/of
  • artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (voorhanden hebben van (een) wapen(s) en munitie van de categorie(ën) II en III van de Wet wapens en munitie);
Feit 2.
[ZD C-05: Bornrif, brandstichting]
PRIMAIR:
zij op of omstreeks 26 september 2015 te Hoogwoud, gemeente Opmeer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een gebouw, zijnde een sporthal aan de [adres 2] te Hoogwoud,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen en aldaar opzettelijk op een of meer plekken bij bovengenoemd gebouw (motor)benzine, althans een brandbare stof, met open vuur in aanraking gebracht,
ten gevolge waarvan voornoemd gebouw gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat gebouw en/of in de directe nabijheid gelegen bedrijfspand(en) / voertuig(en) en/of zich in die bedrijfspand(en) / voertuig(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
SUBSIDIAIR:
een of meer (onbekend gebleven) persoon/personen op of omstreeks 26 september 2015 te Hoogwoud, gemeente Opmeer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in/aan een gebouw, zijnde een sporthal aan de [adres 2] te Hoogwoud,
immers heeft/hebben deze persoon/personen toen en aldaar opzettelijk op een of meer plekken bij bovengenoemd gebouw (motor)benzine, althans een brandbare stof, met open vuur in aanraking gebracht,
ten gevolge waarvan voornoemd gebouw gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat gebouw en/of in de directe nabijheid gelegen bedrijfspand(en) / voertuig(en) en/of zich in die bedrijfspand(en) / voertuig(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
welk bovenomschreven misdrijf zij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in of omstreeks in of omstreeks de periode van 22 september 2015 tot en met 26 september 2015 te Zwaag en/of te Alkmaar en/of te Haarlem en/of te Hoogwoud, gemeente Opmeer, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft uitgelokt
door het doen van giften en/of beloften en/of door misbruik van gezag en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s), opzettelijk, als president, danwel lid/leden van (motor)club Hells Angels MC (charter Haarlem), zijnde een (motor)club met een bedreigend(e) en/of gewelddadig(e) imago/reputatie, aan die (onbekend gebleven) dader(s) de opdracht en/of instructies gegeven en/of (laten) (door)geven, met betrekking tot de locatie(s) waar de brand gesticht moest worden en/of het object dat in brand gestoken moest worden;
en/of (vervolgens)
[ZD C-06: Champigny, brandstichting]
PRIMAIR:
zij op of omstreeks 04 november 2015 te Hoogwoud, gemeente Opmeer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een personenauto (merk Volkswagen, type Caddy, [kenteken], toebehorend aan [slachtoffer 1] - zijnde de eigenaar van sporthal [naam] ) aan de [adres 3], zijnde het woonadres van voornoemde [slachtoffer 1] ,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen en aldaar opzettelijk op een of meer plekken bij bovengenoemd voertuig (motor)benzine, althans een brandbare stof, met open vuur in aanraking gebracht,
ten gevolge waarvan voornoemde personenauto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in (in de directe nabijheid gelegen) woning(en) / bedrijfspand(en) / voertuig(en) bevindende personen, en/of
- gemeen gevaar voor dat voertuig en/of voor in de directe nabijheid gelegen woning(en) / bedrijfspand(en) / voertuig(en) en/of zich in die woning(en) / bedrijfspand(en) / voertuig(en) bevindende goederen,
in elk geval levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
SUBSIDIAIR:
[betrokkene 3] en/of [betrokkene 4], althans een of meer (onbekend gebleven) persoon/personen op of omstreeks 04 november 2015 te Hoogwoud, gemeente Opmeer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in/aan een personenauto (merk Volkswagen, type Caddy, [kenteken] toebehorend aan [slachtoffer 1] -zijnde de eigenaar van sporthal [naam] ) aan de [adres 3], zijnde het woonadres van voornoemde [slachtoffer 1] ,
immers heeft/hebben deze persoon/personen toen en aldaar opzettelijk op een of meer plekken bij bovengenoemd voertuig (motor)benzine, althans een brandbare stof, met open vuur in aanraking gebracht,
ten gevolge waarvan voornoemde personenauto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in (in de directe nabijheid gelegen) woning(en) / bedrijfspand(en) / voertuig(en) bevindende personen, en/of
- gemeen gevaar voor dat voertuig en/of voor in de directe nabijheid gelegen woning(en) / bedrijfspand(en) / voertuig(en) en/of zich in die woning(en) / bedrijfspand(en) / voertuig(en) bevindende goederen,
in elk geval levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
welk bovenomschreven misdrijf zij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in of omstreeks de periode van 30 oktober 2015 tot en met 04 november 2015 te Zwaag en/of te Akersloot, gemeente Castricum, en/of te Haarlem, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft uitgelokt
door het doen van giften en/of beloften en/of door misbruik van gezag en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s), opzettelijk, als president, danwel lid/leden van (motor)club Hells Angels MC (charter Haarlem), zijnde een (motor)club met een bedreigend(e) en/of gewelddadig(e) imago/reputatie, aan die (onbekend gebleven) dader(s) de opdracht en/of instructies gegeven en/of (laten) (door)geven, met betrekking tot de locatie(s) waar de brand gesticht moest worden en/of het object dat in brand gestoken moest worden;
Feit 3.
[ZD C-31: Weer]
zij in of omstreeks de periode van 01 november 2013 tot en met 26 januari 2017 te Haarlem en/of te Zandvoort, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer voorwerp(en), te weten
- een horloge, merk Rolex (Datejust II), en/of
- een horloge, merk Rolex (Yacht Master), en/of
- een horloge, merk Cartier (Santos), en/of
- een ring (beslagnummer “woning 07.01.017”), en/of
- een motorfiets, merk Harley Davidson (FXDB Street Bob), [kenteken]
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten voornoemd(e) horloge(s) en/of ring en/of motorfiets gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 17 maart 2015 is onder leiding van de officier van justitie te Noord-Holland onderzoek Toren opgestart. Het onderzoek heeft zich bij aanvang gericht op drie leden van de Hells Angels Haarlem: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Gedurende het onderzoek heeft het onderzoek zich uitgebreid met de overige leden van de [medeverdachte 9] : [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] . Naast deze personen zijn op enig moment tijdens het opsporingsonderzoek ook [verdachte] en de [medeverdachte 10] Haarlem (hierna ook: de Stichting) als verdachten aangemerkt.
Het opsporingsonderzoek heeft geresulteerd in een omvangrijk dossier, dat bestaat uit 32 afzonderlijke zaaksdossiers, waarvan enkele aan [verdachte] ten laste zijn gelegd. De rechtbank zal hieronder per ten laste gelegd feit aangeven of zij dit bewezen acht. Ten behoeve van de overzichtelijkheid zal de rechtbank ook per feit aangeven indien daar tot (partiële) vrijspraak wordt gekomen.
Vervolgens zal de rechtbank de vraag beantwoorden of [verdachte] samen met het charter Hells Angels Haarlem, gevormd door negen full colour leden, en de Stichting heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder feit 1, onder feit 2 primair ten aanzien van zaaksdossier
C-05 Bornrif en onder feit 3 (ten aanzien van de Harley Davidson en het Rolex Datejust II horloge) tenlastegelegde;
- vrijspraak van het onder feit 2 primair en subsidiair ten aanzien van zaaksdossier C-06 Champigny en feit 3 (ten aanzien van het Rolex Yacht Master horloge, het Cartier Santos horloge en de ring) tenlastegelegde.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat [verdachte] van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Ten aanzien van feit 2 (ZD C-05 Bornrif en ZD C-06 Champigny)
4.3.1.1. ZD C-05 Bornrif
Vrijspraak
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende feiten vast. Op 29 maart 2015 omstreeks 21.30 uur is door onbekend gebleven daders brand gesticht aan de vroegere entree van het pand aan [adres 2] te Hoogwoud (zaaksdossier C-04, Begles). Dit pand maakt deel uit van sportcomplex [naam] . Op 22 september 2015 vindt er in de P.I. in Zwaag een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . [medeverdachte 1] zegt daarin tegen [verdachte] : ‘Weet je nog die ene dag..’, ‘Dat moet weer, maar dan aan de zijkant’, ‘Snap je wat ik bedoel wat er moet gebeuren?’, ‘Kankersportzaal weet je nog?’, ‘De fik d’r in’, ‘Niet waar we de eerste keer waren, maar bij dat andere, het interesseert me niet, het moet snel gebeuren’. [verdachte] antwoordt hierop: ‘Ik ga het zeggen, hier niet praten’, ‘Iets cryptischer was ook mogelijk geweest’. [medeverdachte 1] zegt dan: ‘Het is heel belangrijk’. [verdachte] zegt dat zij het zal doorgeven, zegt dat ze hier niet wil praten en dat ze genoeg weet. Later in dit gesprek zegt [medeverdachte 1] : ‘Vergeet je [medeverdachte 3] niet?’ en ‘Zeg dat het heel belangrijk is, zodat het voor de nieuwe week..’.
[verdachte] belt vlak na het bezoek [medeverdachte 3] op en gaat bij hem langs. Vervolgens gaat [medeverdachte 3] – terwijl hij ziek thuis is – naar het clubhuis, alwaar hij [betrokkene 1] spreekt. De volgende dag belt [verdachte] met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt of zij [medeverdachte 3] nog heeft gezien. [verdachte] antwoordt daarop dat zij hem heeft gezien en dat alles goed is. Op 25 september 2015 belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] en zegt dat hij [medeverdachte 3] niet meer belt totdat hij blij is.
Die nacht wordt er (op 26 september 2015 om 1.40 uur) voor de tweede keer brand gesticht bij de sporthal, dit keer aan de zijkant van het pand. De ochtend erna wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zegt dat ze vanavond een feestje hebben. [medeverdachte 1] antwoordt daarop: ‘Draai dan maar een keertje voor mij ‘the roof is on fire’’.
Met betrekking tot de betekenis van de inhoud van het OVC gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] van 22 september 2015 overweegt de rechtbank als volgt.
[verdachte] heeft ter zitting geen enkele verklaring gegeven over de inhoud van het OVC gesprek van 22 september 2015. De zinnen ‘dat moet weer, nu aan de zijkant’, ‘kankersportzaal weet je nog’ en ‘de fik erin’ zijn naar het oordeel van de rechtbank vanwege de specifieke overeenkomsten met de kort daarop volgende brandstichting aan de sporthal, voor geen andere uitleg vatbaar dan dat [medeverdachte 1] [verdachte] opdraagt om aan [medeverdachte 3] door te geven dat er voor de tweede keer brand moet worden gesticht in de sporthal. Het feit dat de brand in sporthal [naam] van 26 september 2015 aan de zijkant is aangestoken, bevestigt dat de brand is gesticht zoals door [medeverdachte 1] via [verdachte] aan [medeverdachte 3] is opgedragen en dat [medeverdachte 3] de brandstichting door anderen, die onbekend zijn gebleven, heeft laten uitvoeren.
Vervolgens is de vraag aan de orde of [verdachte] kan worden aangemerkt als medepleger van de brandstichting, zoals primair ten laste is gelegd. Zoals hiervoor is overwogen, leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat de rol van [verdachte] bestond uit het doorgeven van een opdracht tot brandstichting van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] . Aldus heeft [verdachte] een inlichting verschaft aan [medeverdachte 3] , die voor de verdere uitvoering van de opdracht moest zorgdragen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze bijdrage van [verdachte] van onvoldoende gewicht om aan te nemen dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de anderen, zodat dit niet kan worden aangemerkt als medeplegen. [verdachte] zal daarom van het primair ten laste gelegde medeplegen van die brandstichting worden vrijgesproken. Haar gedragingen duiden mogelijk op medeplichtigheids-handelingen, welke deelnemingsvariant niet ten laste is gelegd.
Subsidiair is aan [verdachte] ten laste gelegd dat zij al dan niet samen met anderen de brandstichting heeft uitgelokt door aan de onbekend gebleven daders de opdracht en/of instructies te geven en/of door te (laten) geven, met betrekking tot de locatie waar de brand gesticht moest worden en/of het object dat in brand gestoken moest worden. Uit de bewijsmiddelen volgt niet meer dan dat [verdachte] de opdracht tot brandstichting van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] heeft doorgegeven. Het dossier bevat geen bewijs dat [verdachte] een verdere rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de brandstichting door de onbekende daders. Daarom moet zij eveneens van het subsidiair ten laste gelegde (medeplegen van) uitlokking van de brandstichting worden vrijgesproken.
4.3.1.2. ZD C-06 Champigny
Vrijspraak
Ten aanzien van de ten laste gelegde brandstichting aan de auto van [slachtoffer 1] op 4 november 2015, heeft de verdediging aangevoerd dat de inhoud van de zich in dit zaaksdossier bevindende tap- en OVC gesprekken niet zien op een (opdracht tot) brandstichting maar op een radio die [medeverdachte 1] in de P.I. wilde hebben. Deze radio moest via [verdachte] door [medeverdachte 3] worden aangeschaft.
De rechtbank overweegt dat – wat er ook zij van dit door de verdediging aangevoerde scenario – het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat [verdachte] een aandeel in deze brandstichting heeft gehad, zodat zij van dit feit zal worden vrijgesproken.
4.3.2.
Ten aanzien van feit 3 (zaaksdossier C-31 Weer)
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met de officieren van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de horloges van het merk Rolex Yacht Master en Cartier Santos en de ring van misdrijf afkomstig zijn. Uit het onderzoek is niet gebleken wie deze voorwerpen heeft aangeschaft en wanneer dit is gebeurd, terwijl de financiële situatie van [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] voorafgaand aan de ten laste gelegde periode niet is onderzocht. [verdachte] zal daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat [verdachte] de motorfiets van het merk Harley Davidson, (FXDB Street Bob), [kenteken] heeft witgewassen. [medeverdachte 1] heeft deze motor aangeschaft en hij was de eigenaar van de motor. Uit het onderzoek op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat [verdachte] (mede) beschikkingsmacht had over de motorfiets. Dat [medeverdachte 1] en [verdachte] een gezamenlijke huishouding voerden is, mede gelet op de aard van het voorwerp, onvoldoende om dit aan te nemen. [verdachte] zal daarom ook van het (medeplegen van) witwassen van de motorfiets worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
De rechtbank leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af. [medeverdachte 1] heeft op 12 april 2016 bij een juwelier een horloge van het merk Rolex (type Datejust II) gekocht voor een bedrag van € 9.000,-. Dit betrof een verjaardagscadeau voor [verdachte] , die op 13 april jarig is. [medeverdachte 1] heeft tijdens een gesprek in de auto op 22 april 2016 aan [verdachte] verteld dat hij vroeger ging stelen en dat hij daarna pillen verkocht en ook ‘pakkies’, waarop [verdachte] heeft gezegd: “Je kan het nu nog, kijk maar naar mijn arm”. Ook in andere tap- en OVC gesprekken spreekt [medeverdachte 1] over inkomsten uit strafbare feiten. [medeverdachte 1] heeft geen enkele legale bron van inkomsten. [verdachte] heeft een uitkering.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat het horloge uit enig misdrijf afkomstig is. Derhalve mag van [verdachte] worden verlangd dat zij een aannemelijke verklaring geeft voor de herkomst van dit horloge. De rechtbank is van oordeel dat nu [verdachte] geen verklaring heeft willen geven, het niet anders kan zijn dan dat het horloge door [medeverdachte 1] is gekocht met geld dat uit enig misdrijf afkomstig is. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] dit wist.
4.3.3.
Feit 1 (ZD C-27: Deelneming aan een criminele organisatie met geweldsoogmerk)
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een organisatie die het oogmerk had het plegen van (gewelds)misdrijven. Zij hebben ter onderbouwing van dat standpunt, kort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Het Haarlemse charter van de Hells Angels, gevormd door de leden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] , is een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en daarmee aan te merken als een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Deze organisatie had het oogmerk heeft om (gewelds)misdrijven te plegen. Dit blijkt uit uitlatingen over wat het inhoudt om Hells Angel te zijn en het Haarlemse charter, het gebruik van patches (waaronder Dequiallo en Filthy Few), de Deathhead Purple Heart pin en een Ball Peen Hammer als symbool, en uit de gepleegde strafbare feiten.
Dat de leden van Hells Angels Haarlem in zijn algemeenheid wisten dat Hells Angels Haarlem het oogmerk had om gewelddadige misdrijven te plegen, blijkt uit de algemene criminogene factoren van Hells Angels Haarlem , uit de wetenschap van het gebruik van de hiervoor genoemde gewelddadige patches, pin en symbool, alsmede uit de wetenschap van concreet gepleegde strafbare feiten.
Voor deelname aan een criminele organisatie is vereist dat de verdachten behoren tot de organisatie én een aandeel daarin hebben. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] vormden in de ten laste gelegde periode Hells Angels Haarlem en behoorden er dus toe.
[medeverdachte 10] Haarlem draagt dezelfde naam als de aanduiding die de negen leden voor hun charter gebruiken. Het bestuur van de Stichting wordt gevormd door een lid van Hells Angels Haarlem en door een oud lid van Hells Angels Haarlem . De Stichting stelt het pand waarvan zij eigenaar is aan het charter ter beschikking als clubhuis. De versmelting van de Stichting met het charter van Hells Angels in Haarlem is zodanig dat de Stichting behoort tot de criminele organisatie.
[verdachte] is en was geen lid van Hells Angels Haarlem . Als levenspartner van de president van Hells Angels Haarlem heeft zij als spreekbuis gefungeerd tussen haar partner en leden van Hells Angels Haarlem . In die zin heeft zij samen met Hells Angels Haarlem , gevormd door de leden daarvan, en de Stichting een crimineel samenwerkingsverband gevormd en behoort zij daar zodoende toe.
Als partner van president [medeverdachte 1] speelt [verdachte] , tijdens de periodes dat hij in detentie verblijft, een rol als intermediair. Zij geeft boodschappen door van [medeverdachte 1] aan andere leden van Hells Angels Haarlem en brengt ook hun berichten aan hem over. Door de positie die zij inneemt, is zij op de hoogte van kwesties rond de werving van nieuwe leden en de sancties tegen hangarounds, prospects en leden van Hells Angels Haarlem . Zij weet welke status personen hebben, vergaart daar actief informatie over en neemt daarin een eigen adviserende rol richting [medeverdachte 1] . Als er leden van Hells Angels Haarlem worden aangehouden of de politie een woning doorzoekt, onderhoudt zij actief contact met de partners van die leden. Ze instrueert ze op te ruimen, ze coacht ze hoe ze zich moeten gedragen en ze zorgt dat iedereen voldoende wordt geïnformeerd. Daaruit blijkt niet alleen dat zij op de hoogte is van de (criminele) activiteiten van de leden van Hells Angels Haarlem , maar ook dat ze actief deelneemt aan het voorkomen van ontdekking van die feiten door de politie. De intermediaire rol van [verdachte] gaat niet alleen over interne aangelegenheden van Hells Angels Haarlem , maar strekt zich ook uit tot het doorgeven van opdrachten voor het plegen van een ernstig strafbaar feit.
[verdachte] heeft een belangrijke rol gespeeld binnen het criminele samenwerkingsverband door als cruciale schakel tussen president [medeverdachte 1] en de andere acht leden van Hells Angels Haarlem te fungeren en daarin proactief en assertief op te treden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] voor dit feit moet worden vrijgesproken, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is dat sprake is van een organisatie met het oogmerk het plegen van misdrijven en – indien dit wel het geval zou zijn - zij niet aan deze organisatie heeft deelgenomen. De verdediging heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
[verdachte] is geen lid van het charter Hells Angels Haarlem en ziet zichzelf als een buitenstaander. Zij heeft niet of nauwelijks contact met de medeverdachten [medeverdachte 9] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] . [verdachte] heeft een relatie met [medeverdachte 1] en heeft vriendschappelijk contact met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , maar niet over club gerelateerde aangelegenheden en de vermeende daarmee samenhangende misdrijven in georganiseerd verband. Dat zij contact met hen onderhield maakt niet dat [verdachte] tot een criminele organisatie heeft behoord, zelfs niet als zij boodschappen over en weer zou hebben doorgegeven.
[verdachte] bevond zich in een lastige positie, omdat zij de enige was die van [medeverdachte 1] op bezoek mocht komen in de P.I. [medeverdachte 1] was veel met club gerelateerde zaken bezig en daar sprak hij met haar over. [verdachte] wist dus wel zaken van de club, maar dat was uitsluitend omdat [medeverdachte 1] daar de hele dag mee bezig was. [medeverdachte 1] is temperamentvol en heeft een complex karakter. Zij heeft in de tenlastegelegde periode geprobeerd daar zo goed mogelijk mee om te gaan, onder andere door hem zeer geregeld tot kalmte te bewegen. [verdachte] heeft uitsluitend gedaan wat [medeverdachte 1] haar heeft gevraagd. Zij heeft dat gedaan vanuit haar zorgbehoefte, om als liefhebbende partner [medeverdachte 1] zich goed in zijn vel te laten zitten. [verdachte] sympathiseert op geen enkele wijze met de club, zij staat erbuiten, aldus de verdediging.
Het oordeel van de rechtbank
I.
Organisatie
De rechtbank stelt voorop dat onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af. De [medeverdachte 10] Haarlem is in 1979 opgericht. De Stichting staat ingeschreven op het adres aan de Baljuwslaan 23 te Haarlem en zij is eigenaar van het aldaar gelegen pand. [medeverdachte 9] is voorzitter van de Stichting. Hells Angels, charter Haarlem, is in 1980 opgericht. Het charter gebruikt het pand aan de Baljuwslaan 23 te Haarlem als clubhuis. De Stichting beschikt over een bankrekening, waarop de club Hells Angels Haarlem geld stort om vaste lasten te betalen. De penningmeester heeft de beschikking over de bankrekening van de Stichting. In de ten laste gelegde periode zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] allen lid van dit charter. [medeverdachte 1] is president, [medeverdachte 4] is vice-president, [medeverdachte 5] is road captain, [medeverdachte 3] is treasurer (penningmeester), [medeverdachte 6] is secretary en [medeverdachte 2] is de sergeant at arms. [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] zijn full colour member. De leden dragen een hesje, de zogenaamde ‘colours’, waardoor zichtbaar is dat zij lid zijn van Hells Angels, charter Haarlem. Zij betalen contributie voor het lidmaatschap. Op donderdagavond vergaderen de leden in het clubhuis. Hells Angels Haarlem heeft eigen clubregels. Beslissingen worden op democratische wijze genomen, waarbij alle leden een stem hebben in te nemen beslissingen.
[verdachte] is geen lid van Hells Angels, charter Haarlem. Ten tijde van de detentie van haar partner [medeverdachte 1] was zij wel de cruciale schakel tussen [medeverdachte 1] en andere leden van Hells Angels, charter Haarlem. Met name met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] onderhield zij telefonisch contact en zij had ontmoetingen met hen, onder meer over club gerelateerde zaken.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen Hells Angels, charter Haarlem, bestaande uit de leden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] , samen vormend Hells Angels charter Haarlem, en [verdachte] en de [medeverdachte 10] Haarlem gedurende de ten laste gelegde periode.
II.
Oogmerk van de organisatie
Vervolgens is de vraag aan de orde of de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel “oogmerk” zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
A. Bedreigende en gewelddadige reputatie
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de Hells Angels Haarlem een bedreigende en gewelddadige reputatie hebben. Personen die zeggen slachtoffer te zijn geworden van een strafbaar feit gepleegd door een lid of leden van Hells Angels Haarlem , of daarover een (getuigen)verklaring zouden kunnen afleggen, geven aan dat zij dit niet durven in verband met hun veiligheid omdat zij bang zijn te worden geconfronteerd met geweld. Daarnaast blijkt dat leden van de motorclub hun bedreigende en/of gewelddadige reputatie, waarvan zij zich ook bewust zijn, in het dagelijks leven tegen willekeurige personen inzetten.
Zo blijkt uit een afgeluisterd gesprek dat [medeverdachte 2] vertelt over dat hij een buschauffeur te pakken heeft gehad die naar aanleiding van een verkeerssituatie had geclaxonneerd. [medeverdachte 2] zou zijn uitgestapt waarop die persoon toen deze zag dat hij een Hells Angel was, excuserend reageerde. [medeverdachte 2] voegde hem vervolgens toe: “
Luister, zeg tegen je kankercollega’s nog een keer hier mans rijden, ja, stomp ik al jullie kankerkoppen eraf.”
[medeverdachte 1] zegt in een gesprek dat is afgeluisterd:
“Stoer doen voor je maatje en dat er dan in één keer twee Hells Angels zo uitstappen. Dat is mooi hè, geen klap uitgedeeld en toch geïntimideerd.”
Uit het dossier blijkt verder dat een medeweggebruiker schade aan de Mercedes van [verdachte] zou hebben veroorzaakt. In een afgeluisterd gesprek waaraan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] deelnemen wordt besproken dat [medeverdachte 3] de schadeafwikkeling op zich dient te nemen en dat hij dan wel een clubfoto op de app moet zetten omdat dit helpt. Deze voorbeelden zijn exemplarisch voor de bedreigende en gewelddadige reputatie van de Hells Angels Haarlem , die zij zichzelf ook toedichten gelet op de uitspraken van [medeverdachte 2] dat het charter als kei en kei hard bekend staat en van president [medeverdachte 1] dat zij het beestachtige chapter zijn en hoe slechter hun naam, des te beter het is.
B. Belonen van geweld
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank bovendien af dat door Hells Angels Haarlem een oorkonde, een patch en een symbool gebruikt worden, waaruit blijkt dat het gebruik van geweld wordt beloond. In het clubhuis hangt een oorkonde met betrekking tot Deathhead Purple Heart. Deze oorkonde geeft aan dat een ieder die de Purple Heart heeft verdiend zijn bloed heeft gegeven ter verdediging en eer van de Hells Angels. Ook staat het woord “dequiallo” op de muur geschreven. “Dequiallo” verwijst naar toegepast geweld door clubleden van Hells Angels richting overheidspersoneel. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] dragen de patch “dequiallo” op hun colours. Dat deze term een andere betekenis zou hebben of dat [verdachte] niet bekend was met deze betekenis, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen niet aannemelijk. Bovendien wordt de ball peen hammer door Hells Angels Haarlem als symbool gebruikt. De bolhamerspeld of bolhamerpatch is bedoeld voor leden die geverifieerd geweld namens de club hebben gebruikt. Achter de bar in het clubhuis ligt een ball peen hammer op een sokkel, met een verwijzing naar het 20-jarig bestaan van de club. Op de motor van [medeverdachte 6] is eveneens een ball peen hammer aangetroffen.
Verdachten zelf hebben over de betekenis van patches, pin en symbolen en overige club gerelateerde zaken niet willen verklaren. Het woord omerta staat op de muur van het clubhuis geschreven. [medeverdachte 9] fluistert in de arrestantenbus, waarin hij en andere aangehouden leden van de Hells Angels Haarlem vervoerd worden: “
zwijgen… met alles”.
C. Gepleegde strafbare feiten
Uit de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de na te noemen zaaksdossiers blijkt dat leden van Hells Angels Haarlem zich in de ten laste gelegde periode schuldig hebben gemaakt aan verschillende misdrijven, die naar het oordeel van de rechtbank rechtstreeks verband houden met de club Hells Angels Haarlem en waaruit het oogmerk van de organisatie op die misdrijven kan worden afgeleid.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer 2] wederrechtelijk gedwongen tot het beëindigen van zijn lidmaatschap bij motorclub No Surrender en het niet meer dragen van zijn “colours” (zaaksdossier C-02, Alt). Toen bleek dat [slachtoffer 2] zijn lidmaatschap nog niet had opgezegd, is hij in zijn café in Haarlem in het gezicht geslagen. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat deze feiten zijn gepleegd omdat [slachtoffer 2] lid is van een andere motorclub en Hells Angels Haarlem deze niet duldt in “hun stad”.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich voorts – ondanks een technische vrijspraak – in het contact met [slachtoffer 3] schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk dwingen van [slachtoffer 3] tot het sluiten van zijn pas geopende tattooshop aan de Kinderhuisvest 43 in Haarlem (zaaksdossier C-01, Budel). Volgens de bewijsmiddelen was de reden daarvoor dat de Hells Angels geen tattooshop van [slachtoffer 3] in Haarlem wilden hebben. Het door [medeverdachte 1] ter zitting geschetste alternatief scenario, dat niet is onderbouwd, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
[medeverdachte 1] heeft tweemaal opdracht gegeven tot brandstichting aan sporthal [naam] in Hoogwoud (zaaksdossier C-04, Begles, en C-05, Bornrif). Bij een van die brandstichtingen heeft hij de opdracht daartoe via [verdachte] aan [medeverdachte 3] gegeven, die voor de verdere uitvoering moest zorgdragen (zaaksdossier C-05, Bornrif). [medeverdachte 1] heeft ook op verschillende momenten dreigberichten naar [slachtoffer 1] verstuurd (zaaksdossier C-04, Begles, en C-07, Stereo). Met de brandstichtingen aan de sporthal en de dreigberichten heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] als eigenaar van sporthal [naam] proberen te dwingen om de jaarlijks georganiseerde choppershow van motorclub Rogues MC geen doorgang te laten vinden (zaaksdossier C-08, Kasteel).
[medeverdachte 3] heeft in Alkmaar Satudarah-lid [slachtoffer 4] mishandeld (zaaksdossier C-13, Vuurduin). Tijdens die mishandeling is volgens een getuige “tering Satudarah” geroepen. De dag na de mishandeling verzamelde zich een grote groep leden van Satudarah in de binnenstad van Alkmaar, op zoek naar [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] is gebeld door een onbekend gebleven man met de mededeling dat hij gebeld is door Alex, national sergeant van Satudarah. De NNman zegt:
‘En een van jullie heb gisteren een prospect, of met een paar man, een prospect van Satudarah in elkaar gerost in Alkmaar’en
‘vandaar dat ik het aan het uitzoeken ben en of ik dus iemand van 81 Haarlem, die in Alkmaar woont en of ik niet een nummertje voor hem heb. Ken ik jouw nummer geven?’. [medeverdachte 2] reageert:
‘ja, natuurlijk’. Even later wordt [medeverdachte 2] gebeld door NNAlex2288, die vraagt wanneer en waar het gebeurd is. [medeverdachte 2] geeft hier antwoord op en zegt:
“maar ik heb het al besproken met die andere Alex, dus euhh..’. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] contact heeft gehad met de sergeant at arms van Satudarah om het voorval te bespreken. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de mishandeling verband houdt met het feit dat [slachtoffer 4] lid is van Satudarah en niet dat het een persoonlijk akkefietje van [medeverdachte 3] met [slachtoffer 4] betrof.
[medeverdachte 2] heeft zich in Haarlem schuldig gemaakt aan mishandeling (met voorbedachte raad) van No Surrender-lid [slachtoffer 5] (zaaksdossier C-15, Martini). Uit de afgeluisterde gesprekken die [medeverdachte 2] nadien met [medeverdachte 1] heeft gevoerd, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 5] heeft mishandeld vanwege het feit dat hij in Haarlem op de motor reed met een hesje van No Surrender.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben geprobeerd [slachtoffer 6] , die hangaround bij Hells Angels Haarlem was en vanwege zijn gezondheidstoestand wilde stoppen, af te persen door hem met geweld en bedreiging met geweld te dwingen zijn motor af te geven (zaaksdossier C-14, Uitkijk).
[medeverdachte 3] heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer 7] door hem met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van € 500,- (zaaksdossier C-16, Westpoint). Uit de bewijsmiddelen volgt onmiskenbaar dat [medeverdachte 3] het noemen van de club, het clubhuis en de naam van zijn president door [slachtoffer 7] en later ook door Stef uit Beverwijk, aangrijpt om hen te beschuldigen van het in diskrediet brengen van de club. Deze beschuldiging gebruikt hij vervolgens om [slachtoffer 7] voor het blok te zetten om geld te betalen en (later ook) de naam van de persoon die zich Stef noemt te geven. Wanneer [slachtoffer 7] die naam weigert te geven, slaat [medeverdachte 3] [slachtoffer 7] in het gezicht.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben [slachtoffer 8] afgeperst door hem met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 10.000,- (zaaksdossier C-17, Millenium). [slachtoffer 8] heeft tegenover de politie verklaard dat [betrokkene 2] , destijds lid van Hells Angels Haarlem , achter de afpersing zit en dat hij mensen binnen de Hells Angels heeft overgehaald om aan hem een boete op te leggen. Uit gesprekken die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben gevoerd blijkt ook dat zij een beslissing van een ander moesten uitvoeren. Zij stonden achter deze beslissing en hebben de afpersing vervolgens uitgevoerd.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben zich ook schuldig gemaakt aan de afpersing van [slachtoffer 9] door hem met geweld en bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 15.000,- (zaaksdossier C-18, Wester). [slachtoffer 9] was lid van Alcatraz Wanted, een supportclub van Hells Angels Haarlem , en had – in de ogen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] – verzuimd een envelop met ingezameld geld te bezorgen bij de vrouw van een gedetineerd lid van Alcatraz Wanted. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als leden van Hells Angels Haarlem daarin aanleiding hebben gezien om aan [slachtoffer 9] als lid van een supportclub een boete op te leggen.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben in het clubhuis van Hells Angels Haarlem een vuurwapen van het merk Scorpion en een geluiddemper voorhanden gehad (zaaksdossier C-19, Boor). Gelet op de aangetroffen kogel in de openhaard van het clubhuis is in het clubhuis met het wapen geschoten.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] hebben ieder (een) wapen(s) en munitie van categorie III voorhanden gehad (zaaksdossier C-22, Spits, respectievelijk C-30, Hoek). Een van de clubregels van Hells Angels Haarlem is aan vuurwapens gewijd. Blijkens regel 10 moeten vuurwapens bij betreding van het clubhuis worden ingeleverd bij de sergeant at arms en op een veilige plek worden weggelegd. Uit afgeluisterde gesprekken blijkt bovendien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de ten laste gelegde periode ook de beschikking hebben gehad over een vuurwapen.
D. Conclusie
Gelet op de bedreigende en gewelddadige reputatie van Hells Angels Haarlem , de heersende cultuur waarin geweld beloond wordt, de uitingen van (het gebruik van) geweld en de concreet gepleegde strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van de volgende misdrijven: openlijke geweldpleging, brandstichting, dwang, bedreiging, (zware) mishandeling (met voorbedachte raad en van ambtenaren), afpersing en overtreding van de Wet wapens en munitie. Van de overig ten laste gelegde misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie gericht zou zijn, acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat zij het bestaan van de patch Filty Few, die zou worden toegekend aan leden die ten behoeve van de Hells Angels iemand hebben gedood of daaraan hebben bijgedragen, onvoldoende vindt om bewezen te achten dat het oogmerk van de organisatie mede was gericht op moord en doodslag. Aan geen van de leden van Hells Angels Haarlem is een dergelijke patch toegekend en uit het dossier blijkt onvoldoende concreet dat leden handelingen verrichten of voorbereiden die gericht waren op moord of doodslag.
III.
Deelname
Volgens vaste rechtspraak is van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr sprake indien een persoon behoort tot de organisatie, en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven, ook niet wanneer het gaat om misdrijven van uiteenlopende aard. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
Bij de beoordeling van het bewijs dat [verdachte] in zijn algemeenheid heeft geweten dat de organisatie Hells Angels Haarlem tot oogmerk had het plegen van (een deel van) de in de tenlastelegging vermelde misdrijven, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
[verdachte] is de partner van [medeverdachte 1] . Zij is, met name in de periodes waarin [medeverdachte 1] gedetineerd zat, een schakel geweest tussen [medeverdachte 1] en de overige leden van de Hells Angels Haarlem . Zij heeft club gerelateerde berichten van [medeverdachte 1] doorgegeven aan andere leden en [medeverdachte 1] op de hoogte gehouden van de zaken die binnen de club speelden. Uit de OVC gesprekken met [medeverdachte 1] blijkt dat zij goed op de hoogte was van club gerelateerde aangelegenheden en daarover veelvuldig met [medeverdachte 1] sprak. Zij wist bijvoorbeeld dat er aan bepaalde leden sancties waren opgelegd en was ervan op de hoogte dat een lid van de club ‘patch in the box’ was. Zij heeft [medeverdachte 1] in een aantal kwesties geadviseerd en heeft [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] instructies gegeven. Zo bespreekt zij op 8 september 2015 met haar partner [medeverdachte 1] in de PI Zwaag dat zij hoopt dat hij twee sterke jongens kan vinden die willen werken en dat hij moet praten met mensen maar niet meer moet uitvoeren. Dit zegt zij in reactie op zijn uitspraak
“lekker op mijn troon zitten voor de rest doe ik niks alleen een beetje sturen”. Daarbij waarschuwt zij hem ook als hij begint over ‘ook geweld dingen’ omdat dat ‘gewoon in hem zit’. Ze zegt daarop dat ze zwaar onder de loep liggen de eerste drie, vier jaren, maar ‘als het moet, moet het.’ In het licht van de overige bewijsmiddelen leidt de rechtbank hieruit af dat zij met [medeverdachte 1] zijn rol en positie bespreekt binnen de club en dat deze sturend en niet uitvoerend moet zijn, zodat hij niet het risico loopt dat hij jarenlang in de gevangenis belandt.
Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] op de hoogte was van een aantal concrete strafbare feiten die door leden van de Hells Angels Haarlem zijn gepleegd. Aan één van de strafbare feiten, te weten een brandstichting bij sporthal [naam] op 26 september 2015 (zaaksdossier C-05 Bornrif), heeft zij zelf ook een actieve bijdrage geleverd. Haar rol bestond daarbij uit het doorgeven van een opdracht tot brandstichting van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] heeft er vervolgens voor gezorgd dat deze brandstichting ook daadwerkelijk werd uitgevoerd.
[verdachte] was ook op de hoogte van de mishandeling door [medeverdachte 3] van een lid van Satudarah op 19 juli 2015 (zaaksdossier C-13, Vuurduin), waarover zij [medeverdachte 1] in de penitentiaire inrichting uitvoerig heeft geïnformeerd. Na diens aanhouding heeft zij tegen de vriendin van [medeverdachte 3] gezegd:
“als je zo thuis bent, dan moet je effentjes opruimen..he? (…) Je snapt wat ik bedoel he? (…) En als je het niet weet (…) laat je het me weten, dan stuur ik [medeverdachte 2] .”Hieruit leidt de rechtbank af dat zij de vriendin van [medeverdachte 3] waarschuwt voor een mogelijke doorzoeking van hun woning en dat zij zo nodig [medeverdachte 2] langs stuurt om ‘op te ruimen’.
Ook bij de poging tot afpersing van [slachtoffer 6] (zaaksdossier C-14, Uitkijk) heeft [verdachte] een rol gespeeld. Zij heeft berichten van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] over het voornemen van [slachtoffer 6] om zijn lidmaatschap als hangaround bij Hells Angels Haarlem te beëindigen en de vraag overgebracht wat er met zijn motor moest gebeuren. Ook na de poging tot afpersing op 18 augustus 2015 heeft zij met [medeverdachte 1] besproken
“of we het nu effe op een laag pitje moeten doen totdat je weer buiten bent of dat ze moeten gaan gas geven.”
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] in zijn algemeenheid heeft geweten dat Hells Angels Haarlem tot oogmerk had het plegen van de hiervoor vermelde misdrijven en dat zij wetenschap had van een aantal concreet gepleegde strafbare feiten. [verdachte] heeft actief aan de organisatie deelgenomen en heeft derhalve deel uit gemaakt van de organisatie. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1.
[ZD C-27: Deelneming aan een criminele organisatie met geweldsoogmerk]
zij in de periode van 1 mei 2014 tot en met 26 januari 2017 te Haarlem en elders in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie bestond uit
- verdachte, en
  • Hells Angels, charter Haarlem (gevormd door: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] ) en
  • [medeverdachte 10] ,
welke organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, te weten één of meer misdrijven omschreven in:
  • artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen) en
  • artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk brand stichten of een ontploffing te weeg brengen) en
  • artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander of tegen een derde wederrechtelijk dwingen iets te doen of niet te doen of te dulden) en
  • artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling of brandstichting) en
  • artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling) en
  • artikel 301 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en
  • artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling) en
  • artikel 303 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en
  • artikel 304 aanhef en onder sub 2 van het wetboek van strafrecht (mishandeling, mishandeling met voorbedachte raad en/of zware mishandeling van een of meer ambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn / hun bediening) en
  • artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (afpersing) en
  • artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (voorhanden hebben van (een) wapen(s) en munitie van de categorie(ën) II en III van de Wet wapens en munitie);
Feit 3.
[ZD C-31: Weer]
zij in de periode van 1 november 2013 tot en met 26 januari 2017 te Haarlem
tezamen en in vereniging met een ander,
een voorwerpen, te weten
- een horloge, merk Rolex (Datejust II)
voorhanden heeft gehad, en van voornoemd horloge gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist dat dat voorwerp - middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. [verdachte] moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Feit 3
witwassen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de hoofdstraf(fen)

7.1.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij een eventueel op te leggen straf ermee rekening te houden dat [verdachte] , op wie deze strafzaak grote impact heeft gehad, (alleen, nu [medeverdachte 1] gedetineerd is) de zorg draagt over haar dochter en dat zij gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis de strikte voorwaarden, waaronder het dragen van een enkelband, heeft nageleefd.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat het openbaar ministerie heeft verzuimd terstond een tweetal geheimhoudersgesprekken tussen verdachte en haar raadsman te vernietigen. Dit is een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek dat dient te leiden tot strafvermindering, aldus de verdediging.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de hoofdstraf die aan [verdachte] moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] is de partner van [medeverdachte 1] , de president van motorclub Hells Angels Haarlem . Zij heeft zich gedurende een periode van ruim twee en een half jaar schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. Daarnaast heeft zij zich samen met [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan het witwassen van een Rolex horloge.
De criminele organisatie waaraan zij deelnam, bestond naast [verdachte] uit het Haarlemse charter van motorclub Hells Angels (gevormd door de negen full colour members van dat charter, te weten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] ) en de [medeverdachte 10] . Deze criminele organisatie had het oogmerk om misdrijven te plegen. De [medeverdachte 10] had een faciliterende rol. De Stichting heeft het clubhuis ter beschikking gesteld, alwaar strafbare feiten werden gepleegd.
[verdachte] is, met name in de periodes waarin [medeverdachte 1] gedetineerd zat, steeds een belangrijke zo niet onmisbare schakel geweest tussen [medeverdachte 1] en de overige leden van de Hells Angels Haarlem . [verdachte] sprak veelvuldig over club gerelateerde aangelegenheden met [medeverdachte 1] . Zij heeft club gerelateerde berichten van [medeverdachte 1] doorgegeven aan andere leden en [medeverdachte 1] op de hoogte gehouden van de zaken die binnen de club speelden. Zij adviseerde [medeverdachte 1] in een aantal kwesties en heeft [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] instructies gegeven. Zij wist dat er aan bepaalde leden sancties waren opgelegd en was ervan op de hoogte dat een lid van de club ‘patch in the box’ was. Zij heeft [medeverdachte 1] onder meer geholpen bij het doorgeven van een opdracht tot brandstichting. [medeverdachte 1] besprak met haar de stand van zaken omtrent een aantal afpersingen en pogingen daartoe.
Sinds [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] lid zijn geworden van de Hells Angels Haarlem , is de Hells Angels Haarlem uitgegroeid tot een motorclub met een steeds meer bedreigende en gewelddadigere reputatie.
[medeverdachte 1] had als president volledig gezag over de zaken en leden van het charter.
[medeverdachte 1] wilde dat de Hells Angels Haarlem de enige motorclub in Haarlem en omgeving zou blijven. Volgens [medeverdachte 1] is de basisregel van een Hells Angels ‘dat je je patch verdedigt, kan beschermen en je territorium schoon houdt’. Alles was erop gericht de [medeverdachte 9] in Haarlem te zijn. [medeverdachte 1] en andere leden van Hells Angels Haarlem hebben dit naar leden van andere motorclubs uitgedragen door hen te intimideren en geweld te gebruiken. Zij wilden de macht in Haarlem.
De rechtbank ziet deze ontwikkeling als rechtstreeks gevolg van de macht die [medeverdachte 1] vanaf zijn komst in 2014 naar zich toe heeft weten te trekken. Hij wist zich daarbij volledig gesteund door de rest van de zogenoemde 'jonge garde', waaronder in ieder geval [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , als ook door de steun en aanmoediging die hij van [verdachte] kreeg. Samen met voornoemde vertrouwelingen kon hij geweldsmisdrijven plegen om zijn territorium schoon te houden en van het Haarlemse charter het 'beestachtige charter' te maken. Zo kwam het Haarlemse charter als 'kei en keihard' bekend te staan.
Onder leiding van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] is een aantal leden van de Hells Angels Haarlem vertrokken. De leden die bleven, de zogenoemde 'oude garde', wisten wat 'de lijn' was en zetten deze lijn samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (de jonge garde) voort.
[medeverdachte 1] heeft tijdens een gesprek met [verdachte] gezegd dat Hells Angels Haarlem ‘het beestachtige chapter’ is en [verdachte] heeft dat beaamd. [medeverdachte 1] wilde onder meer dat de Hells Angels Haarlem de enige motorclub in Haarlem en omgeving zou blijven. Alles was erop gericht de baas in Haarlem te zijn.
Het gebruik van geweld werd door leden van de Hells Angels Haarlem niet geschuwd. In het clubhuis van de Hells Angels Haarlem staan allerlei slag- en steekwapens tentoongesteld en staat het woord ‘dequiallo’ op de muur. Het gebruik van geweld tegen overheidsambtenaren werd beloond met de patch ‘dequiallo’. [medeverdachte 3] had deze patch nog niet. Volgens [verdachte] moest hij die ‘effe halen’. [verdachte] wist dat er door de Hells Angels Haarlem geweld werd gepleegd. Zo heeft ze aan [medeverdachte 1] verteld: ‘ [medeverdachte 2] ) heeft ook zo een zwartje afgebeukt bij Alcatraz’, ‘gevochten, waarschijnlijk heeft hij hem een paar beuken gegeven’. Ook [verdachte] vond het gebruik van geweld dus kennelijk normaal.
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben meerdere gesprekken gevoerd waarin wapengeweld wordt goedgekeurd en verheerlijkt. [medeverdachte 1] heeft samen met [medeverdachte 3] een wapen voorhanden gehad. Met dit wapen, een pistoolmitrailleur met geluidsdemper, is in het clubhuis geschoten. Ook [medeverdachte 9] en [medeverdachte 2] hebben een wapen voorhanden gehad. Toen het wapen van [medeverdachte 2] tijdens een zoeking door de politie werd aangetroffen, heeft [medeverdachte 2] hierover gesproken met andere leden van de Hells Angels Haarlem . Geen enkel lid heeft het wapenbezit veroordeeld, het in bezit hebben van een wapen werd, ook door [verdachte] , als normaal beschouwd. Tijdens een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] heeft ze tegen hem gezegd: ‘dat wapen van jou dat is nog geld waard’.
Onder presidentschap van [medeverdachte 1] hebben de Hells Angels Haarlem de afgelopen jaren een waar schrikbewind gevoerd, waarbij al dan niet willekeurige slachtoffers werden gemaakt.
Zo heeft [medeverdachte 1] samen met andere leden van de Hells Angels Haarlem geprobeerd een cafébaas in Haarlem te dwingen zijn lidmaatschap bij No Surrender op te zeggen. [medeverdachte 1] en zijn mededaders hebben hem meermalen opgezocht in zijn café en hebben op enig moment zijn No Surrender colours afgepakt. Zij hebben hem uiteindelijk op het gezicht geslagen toen bleek dat hij nog steeds lid was.
[medeverdachte 3] heeft op 19 juli 2015 tijdens een uitgaansavond in Alkmaar zonder enige aanleiding een lid van motorclub Satudarah in zijn gezicht geslagen. [verdachte] was op de hoogte van deze mishandeling en heeft [medeverdachte 1] hierover geïnformeerd. Toen [medeverdachte 3] een aantal maanden later voor deze mishandeling werd aangehouden, heeft ze de vriendin van [medeverdachte 3] gewaarschuwd voor een mogelijke doorzoeking van hun woning en heeft ze tegen haar gezegd dat ze ‘effentjes moest opruimen’.
[medeverdachte 2] is op 17 december 2015 een lid van No Surrender die in zijn colours in Haarlem op de motor reed, achterna gereden en heeft hem vervolgens zonder enige aanleiding mishandeld.
Ook in de omgeving van Haarlem werden geen leden van andere motorclubs getolereerd. Nadat op 9 juni 2016 door een lid van de Hells Angels Haarlem werd vernomen dat er leden van de motorclub Mongols in Zandvoort reden, is een aantal leden van de Hells Angels Haarlem naar Zandvoort gegaan om deze Mongols te zoeken.
De Hells Angels Haarlem hadden ook een conflict met motorclub Rogues MC uit Opmeer. Na een schermutseling tussen [medeverdachte 1] en een lid van de Rogues in september 2014 waren de leden van de Hells Angels Haarlem niet meer welkom bij de choppershow van de Rogues, die jaarlijks plaatsvindt in een sporthal in Hoogwoud. [medeverdachte 1] heeft vervolgens besloten dat deze choppershow dan maar niet door moest gaan. Hij heeft gedurende langere tijd geprobeerd om de eigenaar van de sporthal, [slachtoffer 1] , te dwingen om de choppershow af te gelasten door op twee verschillende momenten brand te laten stichten aan de sporthal telkens gevolgd door het versturen van dreigberichten aan zijn adres. Bij de tweede brandstichting heeft [verdachte] een rol gespeeld door de opdracht daartoe van [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] door te geven. Dat [slachtoffer 1] niet voor deze terreur is gezwicht, is bewonderenswaardig te noemen.
Een aantal clubleden heeft de bedreigende en/of gewelddadige reputatie van de Hells Angels Haarlem gebruikt om mensen te intimideren en af te persen. Dit middel hebben zij ook tegen willekeurige personen ingezet, bijvoorbeeld om verkeersdeelnemers te intimideren. [verdachte] heeft de bedreigende en gewelddadige reputatie van de Hells Angels gebruikt toen zij een schade aan haar auto had. Toen degene die de schade had veroorzaakt niet snel genoeg betaalde, heeft ze een foto van [medeverdachte 1] in colours naar de veroorzaker van de schade gestuurd om haar boodschap kracht bij te zetten.
Personen die bij de politie hebben aangegeven dat zij slachtoffer zijn geworden van een misdrijf gepleegd door leden van de Hells Angels Haarlem , hebben geen verklaringen af durven leggen. Zij vrezen voor hun veiligheid, omdat zij bang zijn om met geweld geconfronteerd te worden. Dat deze angst terecht is, blijkt uit de strafbare feiten die een aantal leden van de Hells Angels Haarlem in de afgelopen jaren heeft gepleegd.
[medeverdachte 1] heeft samen met [medeverdachte 2] [slachtoffer 8] afgeperst. [slachtoffer 8] heeft uiteindelijk € 10.000,- aan [medeverdachte 1] betaald, omdat hij vreesde dat er anders geweld tegen hem zou worden gebruikt. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren zich daarbij bewust van de gewelddadige dreiging die er van hun lidmaatschap van de Hells Angels Haarlem uitging. Het enige dat [slachtoffer 8] over de afpersing wilde verklaren is dat hij inderdaad een boete van € 10.000,- moest betalen aan de Hells Angels Haarlem en dat hij doodsbang was. Vlak nadat [medeverdachte 1] het geld van [slachtoffer 8] had ontvangen, belde [verdachte] naar [medeverdachte 1] en vroeg hem of hij ‘het gehaald had’. Toen hij daar bevestigend op antwoordde, zei [verdachte] : ‘goed zo schattie, lekker bezig’. [verdachte] was dus op de hoogte van de afpersing en heeft [medeverdachte 1] hierin aangemoedigd. [slachtoffer 8] heeft geen aangifte gedaan.
Voorts heeft [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] C. [slachtoffer 9] afgeperst. [slachtoffer 9] was lid van Alcatraz Wanted, een supportclub van Hells Angels Haarlem , en heeft een geldbedrag van € 15.000,- betaald, nadat hij van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] klappen had gekregen waardoor een ziekenhuisbehandeling nodig was. Om te kunnen betalen heeft [slachtoffer 9] geld gekregen van zijn broer en schoonzus, die daarvoor de spaarrekening van hun kinderen hebben moeten leeghalen. [slachtoffer 9] heeft geen aangifte gedaan.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben geprobeerd om [slachtoffer 6] zijn motor afhandig te maken. [slachtoffer 6] was hangaround van Hells Angels Haarlem , maar wilde wegens gezondheidsredenen stoppen. [medeverdachte 1] was op dat moment gedetineerd. [verdachte] heeft berichten van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] doorgegeven over het voornemen van [slachtoffer 6] om zijn lidmaatschap als hangaround bij Hells Angels Haarlem te beëindigen en heeft voorts de vraag overgebracht wat er met zijn motor moest gebeuren. [medeverdachte 1] heeft hierop gezegd dat [slachtoffer 6] niet terug mag naar supportclub Redline en dat hij zijn motor ‘lekker moet laten staan’. Vervolgens hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een ontmoeting gehad met [slachtoffer 6] , waarbij [medeverdachte 3] [slachtoffer 6] in zijn gezicht heeft geslagen en hij door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] is bedreigd. [slachtoffer 6] is vervolgens zo bang geworden, dat hij allerlei veiligheidsmaatregelen heeft genomen. [slachtoffer 6] heeft geen aangifte gedaan. Ook na de poging tot afpersing heeft [verdachte] zich met de zaak bemoeid. Ze heeft met [medeverdachte 1] besproken ‘of we het nu effe op een laag pitje moeten doen totdat je weer buiten bent of dat ze moeten gaan gas geven.’
[medeverdachte 3] heeft geprobeerd om M. [slachtoffer 7] af te persen voor een bedrag van € 500,-. [medeverdachte 3] was boos vanwege een WhatsApp bericht waarin het clubhuis werd genoemd en vond dat daardoor de club in diskrediet was gebracht. Vervolgens heeft [medeverdachte 3] door intimidatie en dreiging met geweld een dreigende situatie voor [slachtoffer 7] gecreëerd. [slachtoffer 7] heeft bij een confrontatie daadwerkelijk een klap gehad. De politie heeft daarna ingegrepen. [slachtoffer 7] heeft geen aangifte gedaan uit angst voor represailles.
Gelet op het voorgaande heeft [verdachte] samen met Hells Angels Haarlem en [medeverdachte 10] Haarlem deelgenomen aan een criminele organisatie, die zeer ernstige strafbare feiten heeft gepleegd. In deze organisatie werd het plegen van strafbare feiten gestimuleerd en gefaciliteerd. De feiten werden gepleegd in de context van het lidmaatschap van de Hells Angels Haarlem teneinde de positie van Hells Angels Haarlem zo stevig mogelijk te maken, met name ten opzichte van andere motorclubs in de regio, maar ook om zeggenschap te krijgen over welke ondernemer er wel of niet zijn bedrijf in Haarlem voort kon zetten. Een ieder die maar iets van doen had met een andere motorclub of anderszins het clubbelang in gevaar kon brengen moest het veld ruimen (de stad verlaten), kreeg een boete opgelegd of werd anderszins slachtoffer van geweld en intimidatie.
De hiervoor genoemde personen die door leden van het charter zijn afgeperst of waar een poging daartoe is gedaan, zijn nog altijd zo bang voor de Hells Angels dat zij geen aangifte hebben willen doen en ook thans, soms wel drie jaar na het strafbare feit, nog altijd niet willen verklaren.
De brandstichtingen, dwang en afpersingen zijn ernstige strafbare feiten, waarbij de impact op de slachtoffers zeer groot is. Ook het voorhanden hebben van (automatische) vuurwapens zijn ernstige strafbare feiten.
Al deze vormen van criminaliteit werken ontwrichtend en ondermijnend voor de samenleving. De Hells Angels Haarlem hebben zich door het plegen van al deze strafbare feiten laten leiden door macht en territoriumdrift. Zij hebben zich hiermee bewust buiten de democratische rechtsorde geplaatst.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft [verdachte] hieraan een onmisbare bijdrage geleverd. Door de rol van [verdachte] als tussenpersoon kon [medeverdachte 1] ook tijdens zijn detentie invloed blijven uitoefenen op de Hells Angels Haarlem en zorgde zij ervoor dat hij zeggenschap behield binnen de club. [verdachte] was echter ook actief betrokken bij club gerelateerde aangelegenheden op de momenten dat [medeverdachte 1] vrij was. Dit alles teneinde het leven te kunnen leiden dat zij wenste. [verdachte] heeft derhalve een belangrijke rol gespeeld binnen de criminele organisatie.
Daarnaast heeft [verdachte] een Rolex horloge voorhanden gehad terwijl zij wist dat haar partner dit met crimineel vermogen had aangeschaft en heeft zij zich, met [medeverdachte 1] , schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving.
De rol van [verdachte] binnen de criminele organisatie zoals hiervoor omschreven, rechtvaardigt gelet op de ernst daarvan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
De rechtbank zal bij het opleggen van de straf rekening houden met het feit dat [verdachte] geen relevante documentatie heeft.
Tot slot stelt de rechtbank met de verdediging en de officieren van justitie vast dat gedurende het onderzoek twee gesprekken die als zogenaamde geheimhouders-gesprekken kunnen worden aangemerkt, niet in overeenstemming met de geldende regelgeving tijdig zijn vernietigd. Er is dus sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Zogenaamde geheimhouders-gesprekken dienen onmiddellijk te worden vernietigd, zodat is verzekerd dat die gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht wordt geslagen. De rechtbank stelt vast dat de betreffende geheimhouders-gesprekken nimmer hebben behoord tot de processtukken. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat het openbaar ministerie bij het opsporingsonderzoek gebruik heeft gemaakt van de inhoud van deze gesprekken. Onder deze omstandigheden heeft [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank geen nadeel ondervonden als gevolg van het vormverzuim dat dient te leiden tot strafvermindering.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze straf is aanzienlijk lager dan door de officieren van justitie geëist, omdat de rechtbank [verdachte] voor de het (mede)plegen of uitlokken van de brandstichting vrijspreekt, terwijl de officieren van justitie tot bewezenverklaring van dat feit hebben gerekwireerd
.
Voorlopige hechtenis
[verdachte] is tot aan heden, de dag van de uitspraak, geschorst. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis laten voortduren totdat de uitspraak onherroepelijk is, om [verdachte] in de gelegenheid te stellen opvang te regelen voor het dochtertje van [verdachte] en [medeverdachte 1] . Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis zal dus worden toegewezen, onder de eerder opgelegde voorwaarden, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 57, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.4. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. M.W. Groenendijk en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr. S.C. Naeije,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2018.