1.6De woning van eisers grenst aan de achterzijde aan de zij/achterkant van het pand van [naam restaurant] .
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit, kort samengevat, overwogen
dat een restaurant ter plaatse is toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan en de gevolgen van een restaurant op de omgeving bij de vaststelling van het bestemmingsplan als aanvaardbaar zijn beoordeeld. Daarbij heeft verweerder geen aanleiding gezien voor het oordeel dat een restaurant met ondersteunende shisha-activiteiten ter plaatse het woon- en leefklimaat zodanig nadelig zullen beïnvloeden dat dit als onaanvaardbaar moet worden beoordeeld. De locatie (het karakter van de straat) is geschikt voor een restaurant en niet gebleken is dat de woonomgeving onder spanning staat. De ervaren overlast kan zo nodig handhavend tegen worden opgetreden en is geen reden om te oordelen dat de vergunning niet had mogen worden verleend. De vrije sluitingstijden vloeien voort uit de Horecanota Alkmaar en niet uit de verleende vergunning en het terras voldoet aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregels Horecabeleid.
3. In het beroepschrift hebben eiseres, kort samengevat, gesteld dat de exploitatie van [naam restaurant] , zoals was te verwachten, zorgt voor onaanvaardbare overlast (door onder meer geluid van bezoekers en muziek, stank en schadelijke stoffen) en dat verweerder daar bij het bestreden besluit onvoldoende oog voor heeft gehad, temeer nu de overlast naar is gebleken moeilijk handhaafbaar is. Daarbij hebben eisers erop gewezen dat het achterste deel van het pand waarin [naam restaurant] is gevestigd alleen een woonbestemming heeft en dat het pand daarom voor dat deel niet als horecagelegenheid gebruikt mag worden. Eisers hebben daarom om handhaving verzocht, maar dat verzoek is afgewezen bij besluit van 5 juli 2016. Eisers hebben voorts gesteld dat verweerder in bezwaar gebruik had moeten maken van een externe onafhankelijke adviescommissie en dat verweerder de omwonenden ten onrechte niet vooraf heeft geïnformeerd over het voornemen om aan [derde-partij] exploitatie- en terrasvergunning te verlenen.
4. Uit artikel 2:23, eerste lid, aanhef en onder c, van de van toepassing zijnde (op 27 oktober 2016 in werking getreden) Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Alkmaar (Apv) volgt dat onder openbare inrichting dient te worden verstaan de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies worden verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of sportkantine. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden.
Op grond van artikel 2:24, eerste lid, van de Apv is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een openbare inrichting of terras te exploiteren.
Op grond van het tweede lid weigert de burgemeester de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit of in het geval het maximum aantal vergunningen is bereikt.
Op grond van het derde lid kan de burgemeester onverminderd het bepaalde in Artikel 1:8 de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting of het terras de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester op grond van het vierde lid rekening met:
a. het karakter van de straat en de wijk waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen;
b. de aard van de openbare inrichting;
c. de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie;
d. de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende en
e. het levensgedrag van de exploitant of de leidinggevende.
5. Voor eisers stelling dat verweerder zich over de afhandeling van het bezwaar van eisers had moeten laten adviseren door een externe onafhankelijke bezwaarcommissie bestaat geen juridische grondslag. Ook was er geen wettelijke verplichting voor verweerder om eisers en andere omwonenden vooraf te informeren over het voornemen om aan [derde-partij] een exploitatievergunning en terrasvergunning te verlenen. De rechtbank volgt eisers op deze punten daarom niet.