In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van Stichting Flora & Faunabescherming tegen Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Het verzoek betreft de gedeeltelijke schorsing van een ontheffing die is verleend op grond van de Wet natuurbescherming voor werkzaamheden in de Bloemendalerpolder te Weesp. De ontheffinghouder, GEM Bloemendalerpolder C.V., had ontheffing gekregen voor het uitvoeren van werkzaamheden die mogelijk schadelijk zijn voor beschermde diersoorten zoals de heikikker en rugstreeppad. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden rondom de ontheffing en de voorgenomen werkzaamheden zorgvuldig afgewogen. Tijdens de zitting op 20 februari 2018 is vastgesteld dat de verzoekster vreesde voor onomkeerbare schade aan de beschermde soorten door de geplande werkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening voor de meeste bouwvelden, omdat de betrokken soorten al eerder waren afgevangen en de werkzaamheden geen negatieve effecten zouden hebben. Echter, voor bouwveld 4A1, waar geen afvang van dieren had plaatsgevonden, heeft de voorzieningenrechter besloten de ontheffing te schorsen tot 29 maart 2018, omdat hier wel ernstige en onomkeerbare schade aan de beschermde soorten kon optreden. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de verweerder het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster moet vergoeden.