3.2Verweerder gaat er in het bestreden besluit van uit dat verzoeker heeft gebouwd zonder omgevingsvergunning, terwijl die omgevingsvergunning voor zowel de activiteit “bouwen” (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wabo) als voor de activiteit “gebruiken in strijd met de bestemming” wel was vereist.
Verweerder heeft hierbij in aanmerking genomen dat het bouwplan (oud) strijdig
was met het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van Bijlage II van het besluit omgevingsrecht (Bor), omdat:
- een plat dak boven de drie meter niet is toegestaan (artikel 2, derde lid, sub b, onder 1 van bijlage II Bor);
- het totale oppervlak aan bijgebouwen op het perceel door het bouwplan groter wordt dan de 150m2 die maximaal is toegestaan (artikel 2, derde lid, sub f, onder 3 van bijlage II Bor);
- de geplande zoneboiler op onvoldoende afstand staat van de zijkanten van het platte dak (artikel 2, zesde lid, bijlage II Bor).
Ook het nieuwe bouwplan dat verzoeker heeft ingediend voldoet volgens verweerder niet aan artikel 2, derde lid, sub f, onder 3 van bijlage II Bor, omdat de totale oppervlakte van alle bijgebouwen nog steeds de maximaal toegestane 150m2 overschrijdt.
Daarbij heeft verweerder voorts gesteld dat ook niet zonder vergunning voor de activiteit “bouwen” mocht worden gebouwd, omdat het bouwplan in strijd is met de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Drechterland Zuid”, dat in het geval van verzoeker 223m2 aan bijgebouwen op het perceel van verzoeker toestaat, terwijl het bouwplan voorziet in 301m2.
4. Verzoeker heeft zich gemotiveerd tegen de besluitvorming gekeerd. Volgens verzoeker is in het bestemmingsplan en het omgevingsrecht nog niet voorzien in specifieke regels die recht doen aan het fenomeen “mantelzorgwoning” maar is verweerder ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verplicht om hem vergunningsvrij een mantelzorgwoning te laten bouwen. Daarnaast heeft verzoeker zich op het standpunt gesteld dat een mantelzorgwoning geen bijgebouw is, én, dat uit het Bor volgt dat voor de bouw van een mantelzorgwoning geen omgevingsvergunning nodig is. Daarnaast heeft verweerder volgens verzoeker bij de beoordeling van het oppervlak aan bestaande bijgebouwen onjuiste uitgangspunten gehanteerd.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de Wabo is geregeld voor welke activiteiten een omgevingsvergunning benodigd is. Daargelaten het antwoord op de vraag of verweerder gelet op de in de Wmo opgenomen compensatieplicht gehouden zou zijn om mee te werken aan de door verzoeker gewenste mantelzorgwoning, ziet de voorzieningenrechter in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen grond om te oordelen dat de Wmo zo ver strekt dat de Wabo en het ter uitvoering daarvan vastgestelde Bor (deels) buiten toepassing dient te worden gelaten als het gaat om een mantelzorgwoning. De voorzieningenrechter zal het bepaalde in de Wabo en het Bor daarom onverkort in aanmerking nemen als beoordelingskader voor de nu ter beoordeling voorliggende besluitvorming.
Strijd met bestemmingsplan