ECLI:NL:RBNHO:2018:5475

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
264251
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Derdenbeslag en de rechtsgeldigheid van een buitengerechtelijke verklaring in een geldleningsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een geschil over een geldleningsovereenkomst tussen [X] en [Beheer], waarbij Mosadex C.V. als beslaglegger optreedt. De rechtbank heeft op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een procedure waarin Mosadex C.V. c.s. vorderingen hebben ingesteld tegen [X] in verband met een eerder gelegd derdenbeslag. De kern van het geschil draait om de vraag of de geldlening ten tijde van het beslag opeisbaar was en of Mosadex als beslaglegger de bevoegdheid had om de overeenkomst op te zeggen. De rechtbank oordeelt dat Mosadex gebruik heeft gemaakt van haar opzeggingsbevoegdheid, zoals vastgelegd in artikel 477 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank concludeert dat de geldlening rechtsgeldig is opgezegd en dat de vordering van [Beheer] op [X] daarmee opeisbaar is geworden. De rechtbank wijst de primaire vordering van Mosadex toe en veroordeelt [X] tot betaling van het bedrag waarvoor het derdenbeslag is gelegd, inclusief rente en proceskosten. De vordering in reconventie van [X] tot opheffing van het beslag wordt afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/264251 / HA ZA 17-675
Vonnis van 27 juni 2018
in de zaak van
1. commanditaire vennootschap
MOSADEX C.V.,
gevestigd te Elsloo,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEEK VOORZORG B.V.,
gevestigd te Elsloo,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. C.J. Jager te Amsterdam,
tegen
[…]
,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. E. van der Meulen te Utrecht.
Eisende partijen zullen hierna gezamenlijk Mosadex C.V. c.s., afzonderlijk Mosadex en Apotheek Voorzorg en de gedaagde partij [X] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 september 2017
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie van 1 november 2017
  • het tussenvonnis van 15 november 2017
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens wijziging van eis van 16 mei 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 16 mei 2018 (met pleitnotities van beide partijen).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[naam] Beheer B.V. (hierna: [Beheer] ) is een holdingmaatschappij. [X] is enig aandeelhouder en bestuurder van [Beheer] , die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder is van Jordaan Apotheek B.V. en enig aandeelhouder en bestuurder van Centrum Apotheek Utrechtsestraat B.V., h.o.d.n. Medicijnman Apotheek. Jordaan Apotheek B.V. (hierna: Jordaan) en Medicijnman Apotheek (hierna: Medicijnman) dreven elk een apotheek in het centrum van Amsterdam. Jordaan is verkocht in november 2014 en Medicijnman is verkocht begin 2015, beiden door een activatransactie.
2.2.
Mosadex C.V. drijft een groothandel in farmaceutische producten. Apotheek Voorzorg is een dochtermaatschappij van Mosadex C.V. Mosadex leverde geneesmiddelen aan Jordaan en Medicijnman sinds 2003 op dagelijkse basis en bij betaling achteraf. Vanaf 2013 zijn diverse leveringen niet tijdig betaald. Nadien zijn tussen partijen diverse procedures gevoerd.
2.3.
Bij vonnis van 22 oktober 2015 van de voorzieningenrechter in Maastricht is (onder andere) [Beheer] hoofdelijk veroordeeld om bedragen aan Mosadex te betalen. Het vonnis is op 27 oktober 2015 aan [Beheer] betekend met bevel om de in het exploot van betekening vermelde bedragen te voldoen. [Beheer] heeft daar niet aan voldaan.
2.4.
Bij exploot van 19 april 2017 heeft Mosadex executoriaal derdenbeslag laten leggen onder [X] op (onder meer) alle vorderingen die [X] op [Beheer] mocht hebben of uit een ten tijde van het beslag bestaande rechtsverhouding mocht verkrijgen. Het in het exploot vermelde verschuldigde bedroeg € 418.974,10, te verhogen met rente.
2.5.
De door [X] in het kader van het gelegde derdenbeslag op 28 april 2017 ondertekende buitengerechtelijke verklaring van 9 mei 2017 vermeldt onder meer het volgende:
“dat er tussen ondergetekende en de schuldenaar een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen. Deze rechtsverhouding betreft: (…)enige andere overeenkomst of anderszins (nadere invulling onder 4) (…)4. Tussen ondergetekende en de schuldenaar bestaat(n) (nog) de volgende rechtsverhouding(en):Aan de schuldenaar zijn de volgende bedragen verschuldigd: 900.000 euro”
2.6.
[X] heeft als schuldenaar op 1 januari 2002 met [Beheer] als schuldeiser een geldleningsovereenkomst gesloten ten behoeve van verbouwingen van het woonhuis van [X] en aflossingen op de hypothecaire lening bij CenE Bankiers NV. De akte van geldlening vermeldt onder andere het volgende:
“(…)In aanmerking nemende dat:
(..)- deze hypothecaire lening de vorm heeft van een rekening-courant faciliteit;
  • de hypothecaire rekening-courantschuld maximaal € 1.250.000,- (…) mag bedragen;
  • partijen de voorwaarden waaronder de lening is aangegaan schriftelijk wensen vast te leggen.
Verklaren dat de geldlening is aangegaan onder de volgende voorwaarden:
De lening heeft een looptijd van 10 jaar, derhalve van 1 december 2001 tot 1 december 2011.
Over het opgenomen en niet-afgeloste deel van de gemelde hoofdsom is met ingang van 1 december 2001 een rente verschuldigd van (…) 5,75% per jaar. (…)
(…) Het openstaande saldo zal te allen tijde terstond en zonder enige waarschuwing ex artikel 5 van deze overeenkomst kunnen worden opgeëist bij in gebreke zijn door schuldenaar. Het opgenomen en niet-afgeloste deel van de gemelde hoofdsom wordt uiterlijk op 1 december 2011 in zijn geheel afgelost, tenzij partijen overeenkomen de overeenkomst ex artikel 2 te verlengen.
(…)
De schuld is met de daarover verschuldigde rente, zonder opzegging of inverzuimstelling te allen tijde onmiddellijk opeisbaar in de volgende gevallen:
bij niet- of niet tijdige voldoening van rente en/of aflossingen;
ij inbeslagneming, onteigening, eigendomsovergang, gehele of gedeeltelijke onbewoonbaarverklaring van de roerende en/of onroerende zaken van de schuldenaar;
(…)
bij niet nakoming of overtreding van een of meer der bepalingen in deze schuldbekentenis omschreven. (…)
Voorts verklaren schuldeiser en schuldenaar dat zij tevens het volgende zijn overeengekomen:a. (…)
b. dat schuldenaar zich jegens schuldeiser verbindt om op eerste vordering van laatstgenoemde een recht van hypotheek met pandrecht (…) te verstrekken aan schuldeiser tot zekerheid voor de terugbetaling van al hetgeen schuldenaar op grond van de onderhavige overeenkomst van geldlening alsdan aan schuldeiser schuldig is zulks op de aan schuldenaar in eigendom behorende onroerende zaak, te weten het woonhuis (…) aan de De [sic] Blinkenlaan 35 te 1851 AP Heiloo. (…)”
2.7.
Op 1 december 2011 hebben [X] en [Beheer] opnieuw een overeenkomst gesloten. De daarvan opgemaakte akte vermeldt het volgende:
“Verlenging akte van geldlening
(…)In aanmerking nemende dat:
  • schuldenaar en schuldeiser op 1 december 2001 een akte van lening zijn aangegaan volgens bijlage;
  • de looptijd van genoemde lening op 1 december 2011 is geëindigd;
  • partijen wensen de lening te verlengen voor een periode van 10 jaar
Komen overeen dat:
  • de voorwaarden ongewijzigd blijven met uitzondering van voorwaarde 2
  • dat de tekst van voorwaarde 2 als volgt wordt gewijzigd:
2.
Over het opgenomen en niet afgeloste deel van de gemelde hoofdsom is met ingang van 1 januari 2012 een rente verschuldigd van (…) 5,75% per jaar. (…) Het rente percentage kan maandelijks worden aangepast gedurende de looptijd van de lening. (…)”
2.8.
Bij verzoekschrift van 23 augustus 2017 heeft Mosadex aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland verlof gevraagd en verkregen om conservatoir beslag te mogen leggen op de woning van [X] . Dat conservatoir beslag is op 25 augustus 2017 gelegd en op 29 augustus 2017 aan [X] betekend.
2.9.
Mosadex heeft bij brief van 26 april 2018 aan (de advocaat van) [X] onder meer het volgende meegedeeld:
“Voor zover de geldlening niet opeisbaar is, maar door opzegging opeisbaar gemaakt kon
worden, heeft de beslaglegger de bevoegdheid tot opzegging, ingevolge artikel 477 lid 4
Rv. De opzeggingsbevoegdheid van de Geldleningsakte blijkt uit hetgeen in artikel 5 van de
Geldleningsakte is vermeld. Dit artikel bepaalt in welke gevallen de schuld zonder opzegging onmiddellijk opeisbaar is. Dat impliceert dat de Geldleningsakte opzegbaar is en alleen in bepaalde specifieke gevallen de schuld ook zonder opzegging opeisbaar wordt. Ter zijde wordt hierbij opgemerkt dat artikel 5 van de Geldleningsakte bepaalt dat, indien een of meer van de verplichtingen zoals genoemd in op enig moment niet (tijdig) zouden zijn vervuld, de geldlening opeisbaar wordt zonder dat enige nadere rechtshandeling daarvoor is vereist. Voorts geldt dat de bevoegdheid tot opzegging in de Geldleningsakte niet is uitgesloten. Tot slot merkt Mosadex c.s. op dat de redelijkheid en billijkheid zich verzetten tegen het beroep op niet opeisbaarheid, nu hierdoor de verhaalsmogelijkheid van Mosadex c.s. wordt gefrustreerd.
Derhalve maakt Mosadex c.s. gebruik van deze mogelijkheid en zegt zij hierbij de
Geldleningsakte met onmiddellijke ingang op.”

3.De vordering in conventie

3.1.
Mosadex C.V. c.s. vorderen – na wijziging van eis – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. de heer [X] te veroordelen tot nakoming van de verplichting ex artikel 477 Rv, althans tot vergoeding van de schade bij niet-nakoming, te weten betaling van het bedrag waarvoor het executoriale derdenbeslag is gelegd aan Mosadex c.s. te weten € 418.974,10 + P.M., zijnde een bedrag van € 598.544,03 + P.M. inclusief de verschuldigde rente tot en met 31 augustus 2017, op een door Mosadex c.s. aan te wijzen bankrekeningnummer, althans aan de deurwaarder op diens kwaliteitsrekening bekend onder IBAN: [banknummer], binnen 48 uur na het ten deze te wijzen vonnis, althans na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf 1 september 2017 tot aan de dag van algehele voldoening, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
Subsidiair:
II. te verklaren voor recht dat de geldleningsakte rechtsgeldig is opgezegd door Mosadex c.s. en dat de geldlening daarmee direct opeisbaar is geworden en de heer [X] dientengevolge te veroordelen tot betaling van het bedrag waarvoor het executoriale derdenbeslag is gelegd aan Mosadex c.s. te weten € 418.974,10 + P.M., zijnde een bedrag van € 598.544,03 + P.M. inclusief de verschuldigde rente tot en met 31 augustus 2017, op een door Mosadex c.s. aan te wijzen bankrekeningnummer, althans aan de deurwaarder op diens kwaliteitsrekening bekend onder IBAN: [banknummer], binnen 48 uur na het ten deze te wijzen vonnis, althans na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf 1 september 2017 tot aan de dag van algehele voldoening, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
III. de heer [X] te verplichten binnen zeven dagen na het ten deze te wijzen vonnis opgaaf te doen, onder overlegging van alle relevante stukken, aan Mosadex c.s. waaruit de hoogte van het thans opgenomen en niet-afgelaste deel van de geldlening volgt zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of een deel daarvan dat [X] niet aan het gevorderde voldoet;
Meer subsidiair:
IV. de heer [X] te veroordelen tot betaling van de rente van 3,00% per jaar over het opgenomen en niet-afgeloste deel van de geldlening te rekenen vanaf 19 april 2017 tot en met de looptijd van de geldlening (1 december 2021), te voldoen in maandelijkse termijnen op een door Mosadex c.s. aan te wijzen bankrekeningnummer, althans aan de deurwaarder op diens kwaliteitsrekening bekend onder IBAN: [banknummer], waarbij het bedrag aan reeds vervallen rentetermijnen (vanaf 19 april 2017 tot en met de datum van het ten deze te wijzen vonnis) binnen 48 uur na het ten deze te wijzen vonnis, althans na betekening van dit vonnis, voldaan dient te worden, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
V. te verklaren voor recht dat de geldlening per 1 december 2021 opeisbaar is en de heer [X] te verbieden een nadere verlenging van de akte van geldlening met [Beheer] overeen te komen;
VI. de heer [X] te veroordelen tot betaling van het opgenomen en niet-afgeloste deel van de geldlening op 1 december 2021 aan Mosadex c.s.;
VII. de heer [X] te verplichten binnen zeven dagen na het ten deze te wijzen vonnis opgaaf te doen, onder overlegging van alle relevante stukken, aan Mosadex c.s. waaruit de hoogte van het thans opgenomen en niet-afgeloste deel van de geldlening volgt zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of een deel daarvan dat [X] niet aan het gevorderde voldoet;
Primair en subsidiair en meer subsidiair
VIII. de heer [X] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten ten bedrage van respectievelijk € 131,- zonder betekening en € 199,- in geval van betekening indien en voor zover de heer [X] niet binnen de wettelijke vereiste termijn van twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, heeft voldaan.
3.2.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna bij de beoordeling ingegaan, voor zover relevant.

4.De vordering in reconventie

4.1.
[X] vordert Mosadex en Apotheek Voorzorg te veroordelen tot opheffing van het op 25 augustus 2017 gelegde conservatoir beslag op het woonhuis van [X] aan de Blinkenlaan 35 (1851 AP) te Heiloo binnen zeven dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, met veroordeling van Mosadex en Apotheek Voorzorg in de kosten van dit beslag.
5. De beoordeling
in conventie
5.1.
Tussen partijen staat vast dat [X] met [Beheer] op 1 januari 2002 een schriftelijke geldleningsovereenkomst heeft gesloten, waarvan de looptijd op 1 december 2011 is verlengd. De kern van dit geschil betreft de vraag of die geldlening ten tijde van het beslag opeisbaar was en zo niet, of Mosadex C.V. c.s. als beslagleggers die geldlening kunnen opeisen.
5.2.
De rechtbank is het eens met [X] dat hij op dit punt niet gehouden kan worden aan de (korte) tekst van de door hem ingevulde derdenverklaring:
“aan de schuldenaar zijn de volgende bedragen verschuldigd: 900.000 euro”.
Uit vaste jurisprudentie volgen immers de volgende uitgangspunten:
( a) In geval van derdenbeslag wordt de derde-beslagene, zonder daartoe zelf aanleiding te geven, betrokken in een geding tussen de executant en de geëxecuteerde;
( b) De derde-beslagene mag als gevolg van het derdenbeslag niet in een slechtere positie komen dan waarin hij stond tegenover de geëxecuteerde;
( c) Een derde-beslagene zal in beginsel ook niet meer aan de executerende deurwaarder behoeven te voldoen, of ter beschikking te stellen, dan hij aan de geëxecuteerde schuldig was of aan deze diende af te geven.
Deze uitgangspunten brengen mee dat de enkele omstandigheid dat een derde-beslagene op de voet van de art. 476a en 476b Rv. heeft verklaard dat hij een bedrag aan de geëxecuteerde schuldig is, niet rechtvaardigt dat de derde-beslagene verplicht is om hetgeen hij volgens zijn verklaring aan de geëxecuteerde schuldig is, te voldoen aan de met de executie belaste deurwaarder. Aangenomen moet worden dat het de derde-beslagene in beginsel vrij staat om zijn verklaring te herroepen of te wijzigen (ECLI:NL:HR:2001:AD3953 (De Jong/Carnifour))
[X] voert dus terecht als verweer aan dat hij zijn eerdere verklaring mocht nuanceren, in die zin, dat hij wenst aan te vullen dat hij voormeld bedrag wel verschuldigd is aan [Beheer] , maar dat het bedrag (nog) niet opeisbaar is.
Het standpunt van Mosadex dat [X] dient af te dragen overeenkomstig de door hem afgelegde buitengerechtelijke verklaring wordt daarom verworpen. De primaire vordering van Mosadex is gebaseerd op datzelfde standpunt en zal dus worden afgewezen.
5.3.
Mosadex heeft na het afleggen van de buitengerechtelijke verklaring een beroep gedaan op de bepalingen van art. 476a en 476b Rv. en [X] bij brief van 31 mei 2017 verzocht om de verklaring met relevante stukken te onderbouwen. Dat is niet gebeurd.
Pas in de onderhavige procedure heeft [X] in de conclusie van antwoord de schriftelijke geldleningsovereenkomst in het geding gebracht.
Mosadex heeft vervolgens naar aanleiding daarvan haar eis gewijzigd, in die zin, dat zij aan haar oorspronkelijke vordering een subsidiaire, meer subsidiaire en nog meer subsidiaire vordering heeft toegevoegd.
5.4.
De subsidiaire vordering is gebaseerd op art. 477, vierde lid Rv: De beslaglegger is bevoegd tot opzegging, wanneer de vordering niet opeisbaar is, maar door opzegging opeisbaar gemaakt kan worden. Hij is jegens de geëxecuteerde gehouden niet onnodig van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Bij brief van 26 april 2018 (zie hiervoor, onder 2.9) heeft Mosadex gebruikgemaakt van deze bevoegdheid.
5.5.
Mosadex verwijst voor haar opzeggingsbevoegdheid naar de bepalingen in de geldleningsovereenkomst.
5.5.1.
Allereerst doet zij er een beroep op dat [X] nooit rente heeft betaald aan [Beheer] . Ter zitting werd dat door [X] erkend, maar hij stelde dat het bedrag aan rente wel in rekening-courant met [Beheer] werd geboekt en dat dat ook uit de jaarcijfers is af te leiden. Mosadex heeft daarover opgemerkt, dat door deze handelwijze de schuld van [X] aan [Beheer] alleen maar oploopt.
De rechtbank is het met Mosadex eens; door telkens de verschuldigde rente in rekening-courant te boeken, is geen sprake van “betaling” van rente. Daarmee schendt [X] zijn verplichting volgens art. 5, onder a van de geldleningsovereenkomst.
5.5.2.
Daarnaast stelt Mosadex terecht dat zij beslag heeft gelegd op een onroerende zaak van [X] , namelijk diens woning. Dat levert eveneens een opzeggingsgrond op, namelijk die van art. 5, onder b van de geldleningsovereenkomst.
5.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat Mosadex gronden had om de overeenkomst op te zeggen, waardoor de vordering van [Beheer] op [X] opeisbaar is geworden.
Anders dan de uitspraken van de Hoge Raad en het Gerechtshof Den Bosch, waarnaar [X] verwijst, is in dit geval wel sprake van een opzeggingsbevoegdheid, die in de overeenkomst is vastgelegd.
En anders dan [X] betoogt, oefent Mosadex als beslaglegger hiermee niet meer rechten uit dan [Beheer] kan uitoefenen. Dat [Beheer] in de onderlinge relatie tot [X] feitelijk niet is overgegaan tot opeising van de geldlening, wil nog niet zeggen dat [Beheer] daartoe geen bevoegdheid had. Juist voor deze situatie is de bepaling van art. 477, vierde lid Rv geschreven; als [Beheer] als schuldeiser van [X] blijft stilzitten, neemt de beslaglegger de bevoegdheden van [Beheer] over.
De strekking van deze bepaling is immers de schuldeiser (Mosadex) een effectief middel tot verhaal te verschaffen op de beslagen vordering, waaraan de belangen van de beslagdebiteur ( [Beheer] ), maar ook die van de derdebeslagene ( [X] ) ondergeschikt mogen worden gemaakt. Die strekking valt af te leiden uit de parlementaire geschiedenis van dit wetsartikel (te vinden in: Parl. Gesch. Wijz. Rv, blz. 178), waarin de wetgever verwijst naar oudere jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 23 juni 1962, NJ 1962, 263 Ontvanger/Schot). In dat arrest overwoog de Hoge Raad onder meer:
“dat voorts, wat betreft den schuldeiser van de in beslag genomen vordering (in dit geval [Beheer] , opm Rb.), diens belang om dit vermogensbestanddeel voor onbepaalden tijd aan verhaal te kunnen onttrekken in rechte geen bescherming verdient.”
5.7.
[X] heeft aangevoerd dat Mosadex onnodig van de opzeggingsbevoegdheid gebruikmaakt. Gelet op de belangen van Mosadex als schuldeiseres, aan wier vordering niet wordt voldaan, en het feit dat andere verhaalsmogelijkheden van [Beheer] ontbreken, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een onredelijke benadeling van [X] .
De rechtbank verwerpt voorts het standpunt van [X] dat Mosadex niet zou mogen executeren, omdat het hier gaat om een vonnis van de voorzieningenrechter, welk vonnis geen gezag van gewijsde heeft. De voorzieningenrechter in Maastricht heeft in een uitvoerig gemotiveerd vonnis een veroordeling uitgesproken. Dat levert een executoriale titel op. [Beheer] heeft daartegen geen rechtsmiddel aangewend, zodat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Dat [Beheer] – zoals ter zitting gesteld – mogelijk nog een bodemprocedure tegen Mosadex zal starten, kan daar uiteraard niet aan af doen.
5.8.
Ten slotte stelt [X] nog dat Mosadex misbruik maakt van haar bevoegdheid door na een toewijzend vonnis zich te verhalen op de opbrengst van de verkoop van de in beslag genomen woning van [X] . Die stelling is gebaseerd op een verkoopprijs van 80% van de WOZ-waarde van de woning (€ 631.200,-) en een restschuld van € 450.000,- aan de hypotheekbank, te verhogen met € 100.000,- aan rente en kosten.
Mosadex heeft eerder verzocht om een opgave van de schuld aan de hypotheekbank, maar die heeft [X] niet verstrekt. Ook in dit geding heeft [X] die niet overgelegd. Reeds daarom gaat de rechtbank op dit moment aan dat verweer voorbij.
5.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de subsidiaire vordering onder II van Mosadex toewijsbaar is, zij het dat voor de veroordeling tot betaling van rente zal worden aangeknoopt bij de beslissing van de voorzieningenrechter in Maastricht. Daarnaast ziet de rechtbank geen belang bij onderdeel III van deze vordering.
Ter zitting heeft [X] verklaard dat hij niet aan een eventuele veroordeling zal kunnen voldoen en dat dan zijn woning verkocht zal moeten worden. Mosadex zal dan ‘slechts’ kunnen opkomen voor de overwaarde. Mogelijk dat dat gegeven partijen aanleiding geeft om met elkaar opnieuw in onderhandeling te treden over een minnelijke regeling.
Proceskosten
5.10.
Op het moment dat Mosadex de onderhavige vordering tegen [X] instelde, was er – achteraf beschouwd – nog geen verplichting van [X] om de verschuldigde bedragen aan Mosadex te voldoen. Die verplichting ontstond pas, nadat Mosadex bij brief van 26 april 2018 de bevoegdheden van [Beheer] is gaan uitoefenen. Dit zou gevolgen moeten hebben voor de proceskosten, die in dat geval nodeloos door Mosadex gemaakt zouden zijn.
Hier staat echter tegenover dat [X] , ondanks verzoeken daartoe, zijn buitengerechtelijke verklaring niet met stukken had onderbouwd. Dat is pas gebeurd bij de conclusie van antwoord in deze procedure. Het was dus ook pas op dat moment dat Mosadex ervan kennis droeg dat de vordering van [Beheer] op [X] een opeisbare geldlening betrof. Dat Mosadex de oorspronkelijke vordering heeft ingesteld, zoals zij heeft gedaan, heeft [X] dus aan zichzelf te wijten. In het voorgaande vindt de rechtbank aanleiding om [X] volgens de hoofdregel van art. 237 Rv in de proceskosten te veroordelen.
5.11.
[X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mosadex worden begroot op:
- dagvaarding € 80,42
- griffierecht 3.894,00
- salaris advocaat
6.198,00(2,0 punt × tarief € 3.099,-)
Totaal € 10.172,42
5.12.
De rechtbank begrijpt dat Mosadex de beslagkosten van [X] wil terugvorderen. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 313,26 voor verschotten en € 3.099,- voor salaris advocaat (1 rekest x € 3.099,-) is totaal € 3.412,26.
in reconventie
5.13.
De vordering in reconventie tot opheffing van het gelegde conservatoire beslag op de onroerende zaak van [X] gaat ervan uit dat de vordering in conventie wordt afgewezen. Gelet op wat hiervoor in conventie is overwogen, is dat niet het geval. Daarom zal de vordering in reconventie worden afgewezen.
5.14.
[X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mosadex worden begroot op:
- salaris advocaat
271,50(1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 543,-)
Totaal € 271,50

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat de geldleningsakte bij brief van 26 april 2018 rechtsgeldig is opgezegd door Mosadex C.V. c.s. en dat de geldlening daarmee direct opeisbaar is geworden;
6.2.
veroordeelt [X] tot afdracht aan deurwaarderskantoor Groot & Evers te Amsterdam, op de kwaliteitsrekening bekend onder IBAN: [banknummer], van het bedrag waarvoor het executoriale derdenbeslag is gelegd, te weten € 418.974,10, verhoogd met de verschuldigde rente volgens het vonnis van 22 oktober 2015 van de voorzieningenrechter te Maastricht tussen [Beheer] en Mosadex gewezen;
6.3.
veroordeelt [X] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 3.412,26;
6.4.
veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van Mosadex C.V. c.s. tot op heden begroot op € 10.172,42;
6.5.
veroordeelt [X] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,- aan salaris advocaat, te vermeerderen - onder de voorwaarde dat [X] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden - met een bedrag van € 82,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
6.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.8.
wijst de vorderingen af;
6.9.
veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van Mosadex C.V. c.s. tot op heden begroot op € 271,50;
6.10.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2018. [1]

Voetnoten

1.type: LJS