In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer over de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres, die samen met haar recent overleden echtgenoot afhankelijk was van huishoudelijke hulp, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder dat haar een maatwerkvoorziening had toegekend in de vorm van begeleiding voor volwassenen in natura voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020. Eiseres vond de toekenning onvoldoende specifiek en stelde dat de uitvoering van de hulp niet voldeed aan haar behoeften.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond had verklaard, ondanks het advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften. Tijdens de zitting is gebleken dat eiseres regelmatig had geklaagd over de kwaliteit van de geleverde zorg en dat zij onvoldoende werd gecompenseerd voor haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de ondersteuningsovereenkomst niet voldoende inzicht gaf in de wijze waarop verweerder aan zijn verplichtingen voldeed en dat de toekenning van huishoudelijke hulp niet in tijdseenheden was vastgelegd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat eiseres recht heeft op een maatwerkvoorziening van 3 uur huishoudelijke hulp per week, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2016. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.