ECLI:NL:RBNHO:2018:508

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4938
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de beoordeling van maatwerkvoorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer over de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres, die samen met haar recent overleden echtgenoot afhankelijk was van huishoudelijke hulp, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder dat haar een maatwerkvoorziening had toegekend in de vorm van begeleiding voor volwassenen in natura voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020. Eiseres vond de toekenning onvoldoende specifiek en stelde dat de uitvoering van de hulp niet voldeed aan haar behoeften.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond had verklaard, ondanks het advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften. Tijdens de zitting is gebleken dat eiseres regelmatig had geklaagd over de kwaliteit van de geleverde zorg en dat zij onvoldoende werd gecompenseerd voor haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de ondersteuningsovereenkomst niet voldoende inzicht gaf in de wijze waarop verweerder aan zijn verplichtingen voldeed en dat de toekenning van huishoudelijke hulp niet in tijdseenheden was vastgelegd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat eiseres recht heeft op een maatwerkvoorziening van 3 uur huishoudelijke hulp per week, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2016. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 16/4938

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.L. Scheltens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. J.C.W. Kievit en [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) aan eiseres toegekend, in de vorm van begeleiding voor volwassenen in natura, voor de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020.
Bij besluit van 22 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres – in afwijking van het advies van de vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften - ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1
Eiseres en haar recent overleden echtgenoot zijn vanwege hun kwetsbaarheid en de omstandigheid dat zij geen netwerk hebben aangewezen op de noodzaak van huishoudelijke hulp met begeleiding. Zij hebben die hulp ook gedurende ongeveer vijftien jaar ontvangen, eerst in de vorm van een persoonsgebonden budget en daarna in de vorm van natura, laatstelijk voor 6 uur per week.
2.2
Om de hulp en ondersteuning vanaf 1 januari 2016 te bepalen heeft verweerder na een huisbezoek op 24 november 2015 een plan van aanpak opgesteld. Het doel is dat eiseres in een schoon, leefbaar en gestructureerd huis woont. De hulp dient de zware en lichte huishoudelijke taken, het ophangen en in de droger stoppen van de was en het verschonen van de bedden over te nemen. De hulp voor het huishouden wordt door Tzorg verleend. Tzorg heeft hiertoe samen met eiseres een ondersteuningsovereenkomst huishoudelijke ondersteuning opgesteld. In deze overeenkomst is een beschrijving van de woning van eiseres opgenomen, de (on)mogelijkheden van eiseres om bepaalde huishoudelijke taken zelf te doen en een omschrijving van de verschillende huishoudelijke taken met de frequentie erbij hoe vaak die zullen worden uitgevoerd om het doel te bereiken. Hierbij is geen tijdsindicatie gesteld. Eiseres heeft deze ondersteuningsovereenkomst op 28 december 2015 ondertekend. In een door eiseres op 11 oktober 2016 ondertekende ondersteuningsovereenkomst heeft er een aanpassing plaatsgevonden in verband met het overlijden van de echtgenoot van eiseres. Eiseres krijgt aanvullend hulp bij het opruimen van de boodschappen en het uit de auto naar boven tillen van zware boodschappen.
3. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiseres aldus, dat de afspraken tussen eiseres en verweerder onvoldoende specifiek zijn, aangezien de toekenning van huishoudelijke hulp niet in tijdseenheden heeft plaatsgevonden. Ook stelt eiseres dat de uitvoering daarvan onvoldoende is. Eiseres heeft regelmatig geklaagd dat haar huis met de daar door Tzorg aan besteedde tijd onvoldoende schoon is. Verweerder is daar zelf verantwoordelijk voor en kan niet volstaan met eiseres met klachten door te sturen naar Tzorg. Eiseres vindt dat zij onvoldoende wordt gecompenseerd voor haar beperkingen en wil een toekenning van de 6 uren die zij oorspronkelijk kreeg.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit - zakelijk weergegeven - gemotiveerd dat op basis van de Verordening Sociaal Domein Haarlemmermeer 2015 (de Verordening) niet meer wordt geïndiceerd op basis van uren, maar op basis van resultaat. Het is aan de zorgverlener om in overleg met de cliënt vast te stellen welke zorg nodig is om het resultaat te bereiken. Het plan van aanpak en de ondersteuningsovereenkomst maken daarom deel uit van het toekenningsbesluit. Omdat eiseres onvoldoende meewerkt is verweerder van mening niet in staat te zijn om vanuit zijn deskundigheid te beoordelen of de geleverde zorg inderdaad niet voldoet om het beoogde resultaat te behalen en indien dat het geval is, tijdelijk of permanent extra zorg te verlenen.
5.1
Uit jurisprudentie van de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 mei 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1491)) volgt dat toekenning van huishoudelijke hulp in resultaatsgebieden een duidelijke maatstaf mist. Verweerder heeft zich in dit geval echter niet beperkt tot het noemen van de resultaatsgebieden, maar heeft ook in de van het bestreden besluit onderdeel uitmakende ondersteuningsovereenkomst nader gespecificeerd welke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd en met welke frequentie.
5.2
De vraag ligt voor of het toekenningsbesluit en de overige toepasselijke regels voldoende inzicht verschaffen in de vraag op welke concrete wijze invulling wordt gegeven aan de verplichting eiseres te compenseren in de zin van de Wmo 2015. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat ook op andere wijze dan uitsluitend door het noemen van een tijdseenheid en moet per individueel geval naar de inhoud van de afspraken worden gekeken ter beantwoording van die vraag.
5.3
De rechtbank overweegt daartoe dat de ondersteuningsovereenkomst zo gedetailleerd is dat hiermee op concrete wijze invulling wordt gegeven op de vraag hoe het beoogde doel kan worden bereikt. Alle huishoudelijke taken zijn benoemd met de frequentie waarin deze zullen worden uitgevoerd.
5.4
Ingevolge artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 draagt het college er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
De raad van de gemeente Haarlemmermeer heeft ter uitvoering van artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo 2015 de Verordening vastgesteld. Artikel 19, eerste lid, van de Verordening luidt – voor zover hier relevant – als volgt:
“Een maatwerkvoorziening draagt bij aan het bereiken van de volgende resultaten:
b) het voeren van een gestructureerd huishouden”.
De vraag is derhalve of in het individuele geval van eiseres voldoende maatwerk wordt geleverd.
5.5
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. In dit verband is van belang dat verweerder in zijn verweerschrift in de bezwaarfase bij de vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften heeft gesteld dat als op de “oude” manier geïndiceerd zou worden eiseres in aanmerking zou komen voor drie uur huishoudelijke hulp. Blijkens het advies van de commissie is tijdens de hoorzitting door eiseres onweersproken gesteld dat zij van Tzorg ruim een uur aan zorg ontvangt. Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft eiseres onweersproken gesteld dat Tzorg een uur en 45 minuten aan zorg besteedt. Hoe dan ook is dit aanzienlijk minder dan verweerder zelf inschat hoeveel tijd aan zorg nodig is om het doel te bereiken. Dat bij een huisbezoek van [naam] het huis van eiseres “spic en span” bleek doet hieraan niet af omdat blijkt dat eiseres zelf ook nog heel veel schoon maakt. Verweerder moet worden toegegeven dat eiseres weigert de hulp in te roepen van verweerder om te inspecteren of de huishoudelijke taken goed zijn uitgevoerd, maar dit neemt niet weg dat eiseres nu taken uitvoert waarvan vast staat dat zij deze eigenlijk niet kan uitvoeren. Ter zitting heeft eiseres ook gezegd dit moeilijk te vinden omdat zij geen mensen wil ontvangen in een vies huis waarmee een vicieuze cirkel ontstaat. Gelet hierop, mede gelet op de kwetsbaarheid van eiseres zoals die is vastgesteld in het plan van aanpak, had verweerder in het geval van eiseres bij de invulling aan de verplichting haar te compenseren niet mogen volstaan met de ondersteuningsovereenkomst zonder nadere tijdsindicatie.
5.6
Uit het voorgaande blijkt dat eiseres onvoldoende is gecompenseerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank kan zelf in de zaak voorzien. Daartoe zal het primaire besluit worden herroepen en worden bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Er bestaat aanleiding eiseres een maatwerkvoorziening toe te kennen van 3 uur huishoudelijke hulp per week vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020. Daarbij wordt onder verwijzing naar rechtsoverweging 5.4 aangesloten bij het aantal uren huishoudelijk hulp dat verweerder zelf nodig acht om tot het beoogde doel te komen. Eiseres heeft niet concreet gemaakt dat hiervoor de door haar verlangde 6 uur per week nodig is. Het voorgaande brengt mee dat wanneer verweerder in de toekomst op basis van nadere gegevens het aantal uren huishoudelijke hulp per week wil wijzigen daarvoor een nieuw besluit moet worden genomen.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en kent eiseres een maatwerkvoorziening toe van 3 uur huishoudelijke hulp per week vanaf 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van
E.A.D. Horn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.