ECLI:NL:RBNHO:2018:5031

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3923
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake salarisinschaling van een ambtenaar zonder universitaire opleiding

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 8 juni 2018, staat de salarisinschaling van een ambtenaar centraal. Eiser, werkzaam bij de Belastingdienst, heeft in beroep gesteld dat hij ten onrechte in een lagere salarisschaal is ingedeeld vanwege het ontbreken van een universitaire opleiding. De rechtbank oordeelt dat de regelgeving niet expliciet een afgeronde universitaire opleiding vereist voor de functie van teamleider, maar enkel dat de benodigde kennis op dat niveau moet liggen. Eiser is per 1 januari 2016 benoemd in de functie van teamleider, ondanks het ontbreken van een universitair diploma. De rechtbank concludeert dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat een volledige functievervulling afhankelijk is van het hebben van een universitaire opleiding. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om het besluit te herzien en de inschaling opnieuw te beoordelen, waarbij het ontbreken van een universitaire opleiding niet meer als bezwaar kan worden gebruikt. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/3923

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Lange),
en

de staatssecretaris van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.T. Salden).

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 1 augustus 2016 salarisschaal 12, trede 10, toegekend en de waarnemingstoelage beëindigd.
Bij besluit van 19 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen [naam 1] , HR-adviseur bij de belastingdienst.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1
Eiser is werkzaam bij de belastingdienst. Voor 1 januari 2016 was eiser werkzaam als leidinggevende van het controlebureau. Deze functie is ingedeeld in Hoofdgroep IV, zoals genoemd in hoofdstuk 2, onder 7, van de Personele Uitvoeringsbepalingen Belastingdienst (PUB) en gewaardeerd in salarisschaal 11. Vanaf juli 2015 tot en met december 2015 heeft eiser de functie van teamleider Handel & Transport bij het Midden en Kleinbedrijf (hierna: MKB) [plaats] in waarneming vervuld, onder toekenning van een waarnemingstoelage vanaf 1 augustus 2015 van twee periodieken in schaal 12. Sinds 1 januari 2016 is deze functie van teamleider eisers eigen functie. Deze functie is ingedeeld in Hoofdgroep V. De functie is gewaardeerd in salarisschaal 13.
1.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder - onder intrekking van de waarnemingstoelage - eiser met ingang van 1 augustus 2016 salarisschaal 12, trede 10 toegekend. Voor de motivering van het besluit is verwezen naar het e-mailbericht van 7 februari 2017 van de plaatsvervangend directeur [naam 2] van MKB [plaats] aan eiser.
1.3
In de e-mail van 7 februari 2017 is vermeld dat eiser op basis van zijn competenties en verworven staat van dienst als teamleider in een bepaalde positie terecht is gekomen, oorspronkelijk als waarnemend teamleider. Omdat eiser reeds langere tijd op deze plek naar behoren functioneerde en omdat er feitelijk geen sprake meer was van een waarnemingsperiode conform de bepalingen van de PUB heeft [naam 2] aangegeven over te willen gaan tot benoeming in schaal 12 om vanuit zorgvuldig werkgeverschap recht te doen aan eisers inmiddels verworven positie. [naam 2] heeft ervoor gekozen om eiser te benoemen op zijn huidige plek en geen vacature open te stellen voor de functie. Indien zij ervoor had gekozen om de vacature open te stellen dan zou eiser bij een sollicitatie niet door de briefselectie zijn gekomen vanwege de harde functie-eis dat sprake moet zijn van een afgeronde academische opleiding. Daarbij heeft zij verwezen naar hoofdstuk 2, onderdeel 7.1.5 van de PUB, waarin ten aanzien van hoofdgroep V is bepaald dat de benodigde kennis als component van de vereiste kundigheid op het niveau van een afgeronde universitaire scholing ligt.
1.4
Verder heeft [naam 2] in het e-mailbericht verwezen naar het verslag van het personeelsgesprek van 5 november 2015 tussen [naam 3] , haar voorganger, en eiser. Uit dat verslag blijkt dat het volgen van een opleiding op academisch niveau een voorwaarde is voor een vaste plek in hoofdgroep V, dat eiser na wil denken over het volgen van een dergelijke opleiding en dat [naam 3] hoopt dat eiser uiterlijk in 2017 een begin maakt met de studie, omdat zij het gevoel heeft dat er nog meer in eiser zit en de opleiding kan helpen om dit uit hem te halen. Volgens [naam 2] sluit deze afspraak aan bij de normale gang van zaken om aanspraak te maken op een hogere functie, namelijk eerst ontwikkelen om te voldoen aan de harde functie-eisen waarna energie wordt gezet op het verwerven van een hogere functie via een vacature. Eiser dient de eerder gemaakte afspraken en intenties door te zetten en uit te voeren om in aanmerking te komen voor inschaling in schaal 13.
Standpunten van partijen
2.1
Verweerder heeft het bezwaar van eiser tegen de inschaling bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens verweerder geldt op grond van hoofdstuk 2, onderdeel 7.1.5, van de PUB voor de functie van teamleider de harde functie-eis dat de benodigde kennis van de functiehouder als component van de vereiste kundigheid ligt op het niveau van een afgeronde, universitaire scholing. Volgens hoofdstuk 3, onderdeel 3.1.1. van de PUB heeft inschaling in de bij de functie behorende schaal plaats met ingang van het eerste moment waarop sprake is van een volledige functievervulling, waarbij blijk wordt gegeven van voldoende geschiktheid en bekwaamheid. Dat betekent dat de betrokkene in schaal 13 wordt ingeschaald als sprake is van voldoende geschiktheid en bekwaamheid. Direct inschalen in de bij de functie behorende schaal is alleen in bijzondere gevallen mogelijk waarin de aanwezige kennis dit rechtvaardigt. Eiser beschikt niet over de vereiste kennis voor de functie, omdat hij niet beschikt over een afgeronde universitaire opleiding. Daardoor is er (nog) geen sprake van voldoende geschiktheid en bekwaamheid. Voor zover eiser heeft gewezen naar hoofdstuk 4, onderdeel 3.1.1 en onderdeel 4.5.1, van de PUB heeft verweerder overwogen dat deze bepalingen niet kunnen leiden tot het toekennen van schaal 13 aan eiser. Deze bepalingen zien niet op het inschalen in een salarisschaal. Verder moet het denkniveau blijken uit een niveautest, die overigens al sinds 1 januari 2015 niet meer worden gebruikt, en niet uit het functioneren en de benoeming in de functie. Hierbij heeft verweerder nog opgemerkt dat de voorheen gehouden niveautesten sinds 1 januari 2015 niet meer worden gebruikt als selectiemiddel.
2.2
Voorts heeft verweerder erop gewezen dat aan eiser voorafgaand aan zijn benoeming als teamleider in het personeelsgesprek van 5 november 2015 is gemeld dat een opleiding op academisch niveau voorwaarde is voor de functie. Eiser wist dus dat deze opleiding vereist was voor een volledige functievervulling. Met eiser is toen gesproken over het volgen van een academische opleiding. Door de leidinggevende van eiser is aangegeven dat eiser uiterlijk in 2017 met de studie van start moet gaan. Als gevolg van deze afspraak is eiser benoemd in de functie van teamleider. Onderdeel van de afspraak is een salaristoekenning in schaal 12 en inschaling in schaal 13 bij het voldoen aan de afspraak.
2.3
Tot slot heeft verweerder het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel afgewezen. Binnen Handel en Transport bij MKB [plaats] zijn zes teamleiders. Naast eiser heeft nog één teamleider geen academische opleiding. Ook deze teamleider is lager ingeschaald. De andere leidinggevenden bij Handel & Transport hebben allen een afgeronde academische opleiding. Dat zij zijn ingeschaald in schaal 14 is op grond van afspraken uit het verleden. Inschaling in schaal 14 is thans niet meer aan de orde. Er is volgens verweerder geen sprake van gelijke gevallen.
3.1
Eiser heeft in beroep gesteld dat er geen grondslag is om hem in een lagere schaal dan schaal 13 te plaatsen. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte gesteld dat er sprake is van een harde opleidingseis voor plaatsing in schaal 13. Uit de letterlijke tekst van hoofdstuk 2, onderdeel 7.1.5, van de PUB blijkt alleen dat de betrokkene aan het niveau moet voldoen en is het hebben van een diploma geen hard vereiste. Verweerder heeft dan ook zijn inschaling in schaal 13 ten onrechte afhankelijk gemaakt van het al dan niet bezitten van een formele universitaire opleiding c.q. diploma. Ook is van betekenis dat eisers functie inmiddels formeel is ingedeeld in de functiefamilie Lijnmanagement. Bij de algemene opmerkingen bij het kwaliteitenprofiel van deze functiefamilie is vermeld dat voor kwaliteiten die niet verplicht zijn geldt dat men over het betreffende kwalificatieniveau moet beschikken, bijvoorbeeld academisch werk- en denkniveau volstaat, men hoeft geen universitaire studie te hebben voltooid.
3.2
Voorts heeft eiser aangevoerd dat hij in 2001 in het kader van zijn loopbaanontwikkeling een test heeft gedaan, waaruit blijkt dat hij beschikt over een academisch denkniveau en dat hij dus voldoet aan het gestelde niveauvereiste. Ook heeft hij met goed gevolg deelgenomen aan de Basisleergang Management Hoog Middenkader. Eiser is van mening dat hij kan bewijzen dat hij aan het gestelde kennisniveau voldoet. Voorts heeft eiser gewezen op hoofdstuk 3, onderdeel 3.1.1. van de PUB, waarin is bepaald dat bij inschaling in de bij de functie behorende salarisschaal aan de hand van het functioneren in de praktijk wordt gekeken of blijk wordt gegeven van voldoende geschiktheid en bekwaamheid van een volledige functievervulling. Uit het feitelijke functioneren in de functie blijkt dat eiser voldoet aan het voor de functie vereiste niveau. Sinds 1 januari 2016 verricht eiser zijn functie volledig en naar behoren, hetgeen ook blijkt uit het verslag van zijn functioneren van mei 2017. Bovendien heeft eiser nog gewezen op artikel 5, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, waaruit volgt dat de hoofdregel is belonen naar zwaarte van de functie, tenzij het functioneren zich daartegen verzet.
3.3
Voorts heeft eiser aangevoerd dat geen sprake is van een eenduidig gemaakte afspraak over het volgen van een academische opleiding tijdens het voortgangsgesprek van 5 november 2015. Weliswaar is gezegd dat het volgen van een opleiding op academisch niveau een voorwaarde is voor een vast hoofdgroep V-plek, maar verweerder heeft desondanks eiser per 1 januari 2016 volledig in deze functie geplaatst. Nu verweerder van mening was dat eiser in de praktijk de functie goed vervulde en hem in de functie heeft geplaats, moet verweerder eiser dan ook inschalen in de bij de functie behorende schaal.
3.4
Tot slot heeft eiser omtrent het beroep op het gelijkheidsbeginsel gesteld dat verweerder dient aan te tonen waarom het gerechtvaardigd is om hem in te delen in schaal 12, terwijl de andere teamleiders zijn ingedeeld in schaal 14.
Beoordeling door de rechtbank
4.1
In deze zaak is de tussen partijen in geschil de indeling in de salarisschaal per
1 augustus 2016.
4.2
In hoofdstuk 2, functiebeschrijving en functiewaardering, is onder 7.1.5 van de PUB, is ten aanzien van Hoofdgroep V het volgende bepaald:
“Werkzaamheden in de sfeer van voorbereiding en/of operationalisering van bestuur, beleid en/of uitvoering op verschillende terreinen van overheidszorg, apparaatsbeheer en/of wetenschapsbeoefening.
Bij de voor deze werkzaamheden vereiste kundigheid gaat het vooral om kwaliteiten van analytisch, synthetischmethodisch denken, creatieve zin en onafhankelijke oordeelsvorming. Dit komt onder meer tot uiting in hetzij het uitwerken van beleidsideeën en het ontwikkelen van beleidslijnen op breed terrein en lange termijn, dan wel in standpuntbepaling en belangenbehartiging, met de daarvoor vereiste contactuele instelling, dan wel in het (mede) richting geven aan de ontwikkeling van grote technische, wetenschappelijke, financieeleconomische, bestuurlijkadministratieve en/of maatschappelijke projecten, of in de conceptie daarvan.
De benodigde kennis als component van de vereiste kundigheid ligt op het niveau van een afgeronde, universitaire scholing.”
4.3
In hoofdstuk 3, Belonen en Vergoeden, is onder 3.1.1. van de PUB is, voor zover van belang, over het vaststelling van de schaal het volgende bepaald:
“Inschaling in de bij de functie behorende salarisschaal heeft plaats met ingang van het eerste moment waarop sprake is van volledige functievervulling waarbij blijk wordt gegeven van voldoende geschiktheid en bekwaamheid. Dit wordt beoordeeld aan de hand van het functioneren in de praktijk.
(…) Ook bestaat de mogelijkheid om in het bijzondere geval waarin de aanwezige kennis en/of ervaring dit rechtvaardigt, inschaling direct in bij de functie behorende salarisschaal te doen plaats hebben. Van geval tot geval wordt beoordeeld in hoeverre de aanwezige kennis en/of ervaring voor de desbetreffende functie van belang is.
4.4
Niet in geschil is dat functies binnen de hoofdgroep V, zoals genoemde in hoofdstuk 2, onderdeel 7 van de PUB zijn gewaardeerd in salarisschaal 13. Evenmin is in geschil dat de functie van teamleider Handel & Transport valt onder de hoofdgroep V en dat eiser per 1 januari 2016 is geplaatst in die functie.
4.5
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij de vaststelling van de schaal, zoals bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1.1 van de PUB ten onrechte heeft gesteld dat pas sprake is van een volledige functievervulling als eiser beschikt over een afgeronde universitaire opleiding. Hierbij is de rechtbank van oordeel dat in hoofdstuk 2, onderdeel 7.1.5 niet de harde eis van een afgeronde universitaire opleiding voor de functie binnen hoofdgroep V wordt gesteld. In de bepaling wordt enkel vereist dat de voor de functie benodigde kennis op een dergelijk niveau ligt. Daarin kan naar het oordeel van de rechtbank geen harde academische diploma-eis worden gelezen. Bovendien is eiser reeds – zonder te beschikken over een academische opleiding – op 1 januari 2016 geplaatst in de functie van teamleider Handel & Transport.
4.6
Voorts volgt de rechtbank verweerder niet in zijn standpunt dat met eiser bindende afspraken zijn gemaakt inhoudende dat het volgen van een academische opleiding een voorwaarde is voor een inschaling in schaal 13. In de e-mail van 7 februari 2017, onder verwijzing naar het personeelsgesprek van 5 november 2015, is weliswaar vermeld dat een academische opleiding een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor de functie, maar dat gaat in het geval van eiser niet op, omdat verweerder eiser reeds per 1 januari 2016 heeft benoemd in de functie van teamleider. Het feit dat eiser niet over een universitair diploma beschikt, heeft verweerder er kennelijk niet van weerhouden om eiser te plaatsen in de functie van teamleider. Uit de verslaglegging van het personeelsgesprek van 5 november 2015 kan niet worden afgeleid dat eiser, indien hij in de functie van teamleider zal worden geplaatst, vanwege het gebrek van een afgeronde universitaire opleiding niet de bij de functie behorende salarisschaal zal ontvangen. De toenmalig leidinggevende van eiser heeft weliswaar de hoop uitgesproken dat eiser in 2016 dan wel uiterlijk in 2017 zal starten met het volgens van een opleiding op academisch niveau, maar uit het verslag volgt niet dat met eiser de afspraak is gemaakt dat inschaling in schaal 13 pas plaatsvindt bij het behalen van een universitair diploma.
4.7
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht stelt de rechtbank verweerder in de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Verweerder wordt in de gelegenheid gesteld om opnieuw – met inachtneming van deze tussenuitspraak – op grond van hoofdstuk 3, onderdeel 3.1.1 van de PUB te beoordelen of inschaling in de bij de functie behorende salarisschaal per 1 augustus 2016 aan de orde is. Hierbij kan verweerder eiser niet meer tegenwerpen dat hij niet beschikt over een afgeronde universitaire opleiding dan wel dat hij geen universitaire opleiding volgt. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Verweerder moet uiterlijk binnen twee weken meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen.
5. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die tot nu toe zijn ingebracht, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
6. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. M.E. Fortuin, rechter, in aanwezigheid van
D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.