ECLI:NL:RBNHO:2018:4869

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
6780830 \ AO VERZ 18-37
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde verhoudingen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Onstream Project Services B.V. (hierna: OPS) verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de operations manager, [verweerder], op grond van verstoorde verhoudingen. [verweerder] heeft hiertegen verweer gevoerd en een tegenverzoek ingediend. De kantonrechter heeft op 13 juni 2018 uitspraak gedaan. De feiten van de zaak zijn als volgt: [verweerder] is sinds 4 november 2013 in dienst bij OPS en heeft een salaris van € 5.000,- bruto per maand. Er zijn verschillende incidenten geweest waarbij [verweerder] schriftelijke waarschuwingen heeft ontvangen en waarbij zijn communicatie met het management ter discussie is gesteld. OPS heeft aangevoerd dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam verstoord is geraakt door de manier van opereren en communiceren van [verweerder]. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat OPS niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding die ontbinding rechtvaardigde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat OPS niet heeft geprobeerd om de problemen op te lossen en dat er geen sprake was van een ernstige verstoring die het voortduren van de arbeidsovereenkomst onredelijk maakte. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding afgewezen en de proceskosten voor rekening van OPS gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6780830 \ AO VERZ 18-37 WS
Uitspraakdatum: 13 juni 2018
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Onstream Project Services B.V.,
gevestigd te Den Helder
verzoekende partij
verder te noemen: OPS
gemachtigde: mr. A. van der Kolk
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. D. Groen

1.Het procesverloop

1.1.
OPS heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden onder toekenning aan [verweerder] van een transitievergoeding. [verweerder] heeft een verweerschrift en (voorwaardelijk) een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 16 mei 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedag] 1958, is sinds 4 november 2013 in dienst bij OPS. Zijn functie is operations manager tegen een salaris van € 5.000,- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. De overeengekomen arbeidsduur is 40 uur per week en tussen partijen geldt een opzegtermijn van een maand.
2.2.
In de functie van operations manager is [verweerder] verantwoordelijk voor de leiding van de vestiging van OPS in Den Helder. Enig statutair directeur van OPS is sinds 2 oktober 2014 [naam 1] (verder: [naam 1] ). De CFO is [naam 2] (verder: [naam 2] ). OPS maakt onderdeel uit van de Onstream Group Holding BV met als bestuurders [naam 7] (vader van [naam 1] ) en [naam 4] .
2.3.
Op 29 september 2015 heeft [verweerder] een schriftelijke waarschuwing gekregen voor zijn rol in een “Tender exercise” van Shell UK. Bij e-mailbericht van 2 oktober 2015 heeft [verweerder] inhoudelijk gereageerd op de schriftelijke waarschuwing.
2.4.
In april 2016 geeft [verweerder] zijn geplande vakantiedagen door aan [naam 1] . [naam 1] bericht daarop bij e-mailbericht van 28 april 2016 als volgt:
“Thanks for informing me. Please could you fil out the correct forms and send to HR once formally approved.”Op 29 april 2016 schrijft [verweerder] in een e-mailbericht naar [naam 1] :
“ [naam 1] , please be informed that at OPS these forms haven’t been used for over 2 years. The way we are handling these holiday notifications/ requests is by email. (…)”.[naam 1] dringt vervolgens aan op het volgen van de procedure waarna [verweerder] de formulieren alsnog toestuurt.
2.5.
Op 3 juni 2016 zendt [verweerder] een e-mailbericht naar de ondernemingsraad over cijfers van OPS. Hij schrijft de OR dat deze cijfers eerst met de vakbonden worden besproken en dat aan de hand van dat overleg zal worden bepaald of het nodig is om deze cijfers verder te delen.
2.6.
In mei 2017 krijgt het flex-personeel het salaris te laat betaald waarop [verweerder] aan [naam 1] op 12 mei 2017 een e-mailbericht stuurt met de volgende inhoud:
“Just learned that salaries of Flex employees has not been paid. Is this it? Is this where we going to? (…) Unbelievable that this is happening and really embarrassing. (…)”[naam 1] reageert bij e-mailbericht van dezelfde datum als volgt:
“I would watch your tone when writing to top management! We will not tolerate this sort of disrespectful email. If you have an issue with late salaries of Flex please look to your own office! The salaries are calculated by your own salary department.(…).”Op 12 mei 2017 stuurt [verweerder] een e-mailbericht terug naar [naam 1] :
“Offcourse it is not my intention to be disrespectfull. My apologies if you think that was the case. I believe it is part of my job to stand up for everybody who works for OPS. Directly or indirectly. These people don’t earn a whole lot of money and they are counting on timely payments. (…)”.
2.7.
Op 31 mei 2017 krijgt [verweerder] een officiële waarschuwing voor het te laat aanleveren van het wekelijks rapport. Op 31 mei 2017 heeft [verweerder] daar bij e-mailbericht op gereageerd. [verweerder] schrijft dat hij niet eerder was gewaarschuwd en dat men had kunnen vragen waarom het wekelijks rapport een uur later was dan normaal. Hij laat weten dat hij open staat voor een “face to face meeting” om het te bespreken.
2.8.
In een e-mailbericht van 21 september 2017 aan [naam 2] schrijft [verweerder] dat hij het niet begrijpt dat een van zijn medewerkers een waarschuwingsbrief heeft gekregen naar aanleiding van het te laat factureren.
2.9.
Op 9 oktober 2017 heeft [naam 1] een e-mailbericht (“open letter to the company”) gestuurd aan alle werknemers van de Onstreamgroup waarin [naam 1] aandacht vraagt voor onder meer de dresscode, werkuren, werkethiek en waarden. [naam 1] maakt zich ook zorgen om de “the quality of our services”. Bij e-mailbericht van 9 oktober 2017 schrijft [verweerder] aan [naam 1] :
“ please note that I am a bit confused with your email. (…) 1st : I don’t believe our quality of services have been suffered. (…) Give us examples in order for us to learn and adapt accordingly. 2nd: same goes for your statement that our standard have dropped. (…)”.
2.10.
Eind 2017 vond een calamiteit plaats met betrekking tot het gebruik van een met asbest besmet straalmiddel dat door OPS wordt gebruikt. [verweerder] heeft toen een bericht gestuurd naar al het OPS personeel en gevraagd of zij in aanraking zijn geweest met asbest.
2.11.
Op 22 november 2017 schrijft [naam 7] aan [verweerder] :
“ It came to my attention that you have recently taken or suggested some initiatives with regard to the CLA or the asbestos incident without consultation with the Management. May I remind you formally that you are not a Director of OPS and therefore not empowered to esthablish or suggest new procedures to to the Personnel without consultation with the top Management. (…)”.[verweerder] reageert en stelt dat hij beide kwesties met [naam 1] en [naam 2] heeft besproken. [naam 7] reageert en schrijft dat het niet zozeer om de inhoud gaat maar om de vorm.
2.12.
OPS heeft [verweerder] op 19 januari 2018 op non-actief gesteld.
2.13.
Op 7 februari 2018 heeft een bespreking plaats gevonden tussen partijen, waarbij OPS het bij haar bestaande voornemen tot ontslag van [verweerder] heeft geuit. Partijen hebben geprobeerd een minnelijke regeling overeen te komen, maar zijn hierin niet geslaagd.

3.Het verzoek

3.1.
OPS verzoekt dat de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de tussen OPS en [verweerder] bestaande overeenkomst ontbindt, alsmede dat de kantonrechter aan [verweerder] een transitievergoeding toekent ter hoogte van het bedrag van € 7.200,00 bruto.
3.2.
OPS voert daartoe, kort gezegd, het volgende aan. De arbeidsverhouding tussen partijen is ernstig en duurzaam verstoord geraakt als gevolg van de wijze van opereren en communiceren van [verweerder] . De kritiek van OPS op [verweerder] komt er in de kern op neer dat [verweerder] er een eigengereide werkwijze op na houdt, zijn boekje als operations manager te buiten gaat, hij beslissingen op eigen houtje neemt en niet, althans niet in voldoende mate, afstemt met de statutaire directie en met de aandeelhouders. Daarnaast is de manier waarop [verweerder] communiceert jegens collega’s en de directie en aandeelhouders van OPS onvriendelijk en respectloos te noemen.
Ondanks meerdere waarschuwingen blijft [verweerder] hierin volharden. [verweerder] wenst kennelijk het gezag van de directie en aandeelhouders van OPS niet te erkennen.
Primair stelt OPS zich op het standpunt dat aan [verweerder] is te wijten dat de verhoudingen verstoord zijn geraakt. Voor zover het ontstaan van de verstoring in de verhoudingen niet aan [verweerder] is toe te rekenen, staat dit de verzochte ontbinding niet in de weg.
Onder de gegeven omstandigheden ligt herplaatsing van [verweerder] niet in de rede. De verstoring in de verhoudingen is zodanig ernstig en duurzaam dat succesvolle herplaatsing van [verweerder] in een andere functie binnen de onderneming van OPS dan wel binnen een aan OPS gelieerde onderneming uitgesloten moet worden geacht. De uiteindelijke eigenaren van/ belanghebbenden in OPS kunnen en willen niet meer met [verweerder] , in welke hoedanigheid dan ook, samenwerken.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[verweerder] voert het volgende verweer. [verweerder] herkent zich niet in het door OPS geschetste beeld omtrent zijn persoon en zijn functioneren. [verweerder] heeft zich altijd met ziel en zaligheid ingezet voor de organisatie. [verweerder] omschrijft zichzelf als kritisch, realistisch en direct, maar heeft zich nimmer respectloos opgesteld richting management of collega’s. De enige keer dat hij zich niet correct heeft uitgedrukt, heeft hij zijn excuses aangeboden. Onder deze omstandigheden is geen sprake van een verstoring in de verhoudingen die rechtvaardigt dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Voor zover sprake is van enige verstoring in de relatie is dit niet het gevolg geweest van verwijtbaar handelen van [verweerder] . Integendeel, het is juist OPS die hier aan heeft bijgedragen door [verweerder] zonder nadere toelichting op 18 januari 2018 op non-actief te stellen en vanaf dat moment aan te sturen op beëindiging van de overeenkomst, van welk voornemen OPS niet meer was af te brengen. Tot aan 18 januari 2018 waren de verhoudingen niet ernstig, laat staan duurzaam, verstoord.
OPS heeft bewust aangestuurd op een arbeidsconflict. Een serieuze poging om de situatie te verbeteren heeft OPS nooit gedaan. Functionerings- of beoordelingsgesprekken waarbij één en ander aan de orde zou hebben kunnen komen, zijn niet gevoerd. Een verbetertraject heeft evenmin plaatsgevonden. Mogelijkheden tot herplaatsing heeft OPS ook niet voldoende onderzocht. Naar het oordeel van [verweerder] zijn deze mogelijkheden binnen de onderneming van OPS wel voorhanden.
4.2.
Al met al verzoekt [verweerder] om afwijzing van het verzoek. [verweerder] verzoekt de kantonrechter voorwaardelijk, in het geval de overeenkomst wordt ontbonden, dat de kantonrechter:
- OPS veroordeelt tot betaling van een transitievergoeding van € 9.285,06 bruto;
- OPS veroordeelt tot betaling van een billijke vergoeding van € 523.466,20 bruto;
- het non- concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigt;
- het relatiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigt;
- OPS veroordeelt tot betaling van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen vergoeding naar billijkheid;
- bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst rekening houdt met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de beschikking, waarbij ten minste een opzegtermijn van een maand resteert;
- OPS veroordeelt in de kosten van dit geding.
4.3.
[verweerder] voert daartoe, kort gezegd, als volgt aan.
Indien ondanks het voorgaande de kantonrechter van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden, heeft [verweerder] recht op een transitievergoeding van € 9.285,06 bruto. OPS neemt ten onrechte de aan [verweerder] toekomende autokostenvergoeding van € 750,00 per maand niet mee in haar begroting van de transitievergoeding. Tevens heeft [verweerder] recht op een billijke vergoeding ter hoogte van het bedrag € 523.466,20 bruto. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst is het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van OPS. Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder de leeftijd van [verweerder] , zijn kansen op de arbeidsmarkt en zijn pensioenschade, is voornoemd bedrag als passend te beschouwen.
Voorts wordt [verweerder] door het non-concurrentie- en relatiebeding in verhouding met het te beschermen belang van OPS onbillijk benadeeld en komen deze bedingen voor vernietiging in aanmerking.
4.4.
OPS voert verweer tegen de tegenverzoeken.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.3.
OPS voert aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [verweerder] betwist primair dat van een dergelijke verstoring van de arbeidsverhouding sprake is en dus verzoekt [verweerder] om afwijzing van het verzoek. Dat primaire verweer zal eerst worden beoordeeld.
5.4.
In HR 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2998, NJ 2017/203, (Mediant) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat als uitgangspunt moet worden aanvaard dat de wettelijke bewijsregels van overeenkomstige toepassing zijn in procedures strekkende tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De toepasselijkheid van de wettelijke bewijsregels brengt onder meer mee dat de werkgever de aan zijn ontbindingsverzoek ten grondslag liggende feiten en omstandigheden zal moeten stellen en, bij voldoende gemotiveerde betwisting door de werknemer, zal moeten bewijzen. Daarbij verdient opmerking dat voor bewijs in het burgerlijk procesrecht niet steeds is vereist dat de te bewijzen feiten en omstandigheden onomstotelijk komen vast te staan, maar kan volstaan dat deze voldoende aannemelijk worden. Het vorenstaande is niet anders in het geval dat de werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt. De rechter zal moeten onderzoeken of, uitgaande van de feiten en omstandigheden die — zo nodig na bewijslevering — zijn komen vast te staan, in redelijkheid kan worden geoordeeld dat sprake is van deze door de werkgever aangevoerde ontslaggrond (zie HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:182 en HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:220).
5.5.
De kantonrechter overweegt allereerst dat het moment waarop het verzoek is ingediend bepalend is voor de vraag of er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In dat verband heeft OPS betoogd dat de arbeidsverhouding dusdanig is verslechterd dat verdere samenwerking niet meer mogelijk is. OPS heeft in het verzoekschrift voorbeelden opgenoemd waaruit de verstoring van de arbeidsverhouding moet blijken. [verweerder] heeft op de genoemde voorbeelden in zijn verweerschrift uitgebreid gereageerd en bij elk voorbeeld andere feiten en omstandigheden daartegenover gesteld. Zo heeft [verweerder] over de eerste waarschuwing gesteld dat deze niet terecht was. [verweerder] heeft zijn e-mailberichten van 25 en 28 september 2015 gericht aan [naam 9] , Corporate Tenders Manager, overgelegd waaruit blijkt dat [verweerder] heeft geadviseerd dat het werk voor Shell teveel voor OPS was. Ook heeft [verweerder] zijn reactie op de waarschuwing overgelegd, waarin hij stelt dat hij slechts zijn professionele mening heeft gegeven en de waarschuwing wil bespreken. OPS heeft deze stellingen van [verweerder] vervolgens niet betwist zodat niet vast is komen te staan dat de waarschuwing terecht was.
5.6.
Over de kwestie van het doorgeven van vakantiedagen heeft [verweerder] gesteld dat er geen sprake is van een onvriendelijke toonzetting of weinig respectvolle bewoordingen. Ook heeft [verweerder] gesteld dat hij het formulier alsnog heeft opgestuurd. Ook op dit punt heeft OPS niet inhoudelijk gereageerd. De kantonrechter oordeelt dat de e-mailberichten niet onvriendelijk van toon zijn of weinig respectvol. Wel kan daaruit worden opgemaakt dat [verweerder] [naam 1] enigszins de les probeert te lezen over de gang van zaken binnen OPS.
5.7.
Over de kwestie van het te laat betalen van salaris heeft [verweerder] erkend dat zijn toonzetting in het e-mailbericht niet juist is. Hij heeft excuses aangeboden. Daarmee staat vast dat [verweerder] op ten minste één punt onvriendelijk dan wel disrespectvol heeft gecommuniceerd. [verweerder] heeft in zijn verweerschrift overigens betoogd dat hij niet verantwoordelijk is voor de tijdige betaling van het salaris van medewerkers van Onstream Flex B.V.. Dit is vervolgens niet door OTS betwist zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat de te late betaling niet aan [verweerder] is te wijten.
5.8.
[verweerder] heeft op 31 mei 2017 een tweede schriftelijke waarschuwing gekregen voor het niet tijdig inleveren van een weekrapport. [verweerder] heeft hiertegen op 21 mei 2017 gereageerd middels een e-mailbericht. Hij betwist dat hij herhaaldelijk is gewaarschuwd en erkent dat hij een uur te laat was. Ook stelt hij beschikbaar te zijn voor een gesprek om het te bespreken. Vaststaat aldus dat [verweerder] een uur te laat was met zijn weekrapport. Nu OPS het verweer van [verweerder] niet heeft betwist gaat de kantonrechter ervan uit dat er geen sprake is geweest van herhaaldelijk waarschuwen.
5.9.
In september 2017 is [verweerder] opgekomen voor de belangen van een werknemer en heeft hij hierover e-mailcorrespondentie gevoerd met [naam 2] . De e-mailberichten van 21 september 2017 van [verweerder] aan [naam 2] zijn scherp maar kunnen naar het oordeel van de kantonrechter niet als ongepast worden gekwalificeerd.
5.10.
De reactie van [verweerder] van 9 oktober 2017 op de “Open letter to the compagnie” van [naam 1] is kritisch maar getuigt naar het oordeel van de kantonrechter niet van disrespectvol optreden naar de statutair directeur.
5.11.
OPS verwijt [verweerder] voorts eigenmachtig te hebben gehandeld in de kwestie rond de CAO en rond het asbestincident. [verweerder] zou in beide zaken zonder overleg met het management hebben gehandeld. Ten aanzien van de CAO stelt [verweerder] dat de instructie om zich niet meer te mengen in gesprekken met de bonden pas op 27 september 2016 door [naam 2] is verstuurd (11 dagen na de e-mail van [verweerder] ). Deze stelling is vervolgens door OPS niet betwist zodat de kantonrechter van de juistheid van de stellingen van [verweerder] uitgaat. De kantonrechter oordeelt verder dat de e-mail naar de OR geen ongepaste ondertoon heeft. In het asbestincident heeft [verweerder] een e-mailbericht gestuurd naar de werknemers om te inventariseren wie met het asbesthoudende materiaal heeft gewerkt. [verweerder] heeft in zijn verweerschrift uiteengezet waarom hij deze e-mail heeft verzonden. [verweerder] heeft gesteld dat hij vanuit het hoger management geen instructies heeft gekregen waarop hij kon terugvallen en dat de gemoederen hoog opliepen. [verweerder] stelt dat hij een informatiebijeenkomst heeft georganiseerd waar specialisten bij waren die vragen van werknemers konden beantwoorden. Ook heeft hij een formulier gemaakt voor de registratie van werknemers die met asbest in aanmerking zijn gekomen. Dit alles is door OPS vervolgens niet of niet voldoende betwist. Al met al heeft [verweerder] weliswaar eigenmachtig gehandeld maar zijn voor dat handelen wel verzachtende omstandigheden gebleken.
5.12.
OPS verwijt [verweerder] voorts het ziekteprotocol eenzijdig te hebben gewijzigd. Op dit punt is door [verweerder] onvoldoende verweer gevoerd zodat vast staat dat [verweerder] op dit punt onvoldoende overleg heeft gevoerd met de directie.
5.13.
Indien alles op een rij wordt gezet is niet van disrespectvol handelen tegenover management gebleken. [verweerder] kan hoogstens als een enigszins eigengereide man met een eigen mening worden gekenschetst; bepaald geen jaknikker. Iemand die de beslissingen van zijn leidinggevenden niet klakkeloos aanneemt. Soms gaat hij daarbij over de schreef maar biedt hij wel excuses aan. Soms doet hij ook dingen op eigen houtje (asbestincident en ziekteprotocol) maar daar heeft [verweerder] dan soms een reden voor die onder de gegeven omstandigheden plausibel voorkomt. Inhoudelijk laat hij weleens een steekje vallen (weekcijfers te laat) maar die kritiek ziet meer op het functioneren van [verweerder] terwijl de aangevoerde grond voor ontbinding ziet op een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter oordeelt dat het in de rede had gelegen om Timerman een verbetertraject aan te bieden zodat zijn functioneren op dit punt zou kunnen verbeteren.
5.14.
Ook van disrespectvol handelen tegen [naam 8] (of [naam 5] ) en [naam 6] , twee (oud-) medewerkers van OPS, is onvoldoende gebleken. [naam 6] schrijft zelf dat sprake was van een goede relatie tussen hem en [verweerder] en dat er discussies waren maar dat er van disrespect geen sprake was (productie 10 verweerschrift). Over de klacht van [naam 5] heeft [verweerder] in het verweerschrift gesteld dat hij die klacht voor het eerst hoort. [naam 5] schrijft (productie 9 verweerschrift):
“het kon misschien eens voorkomen dat jij soms te direct reageerde op sommige situaties, maar uiteindelijk konden we wel over alles praten.”Van het door OPS gesteld ongepast gedrag, het ondiplomatiek uitlaten of de onaangename toonzetting in e-mailberichten is dan ook onvoldoende gebleken.
5.15.
Met de feiten en omstandigheden die zijn komen vast te staan, kan in redelijkheid niet worden geoordeeld dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat de samenwerking met collega’s en de verhouding met de directie in de loop der tijd zodanig is verslechterd dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van OPS in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daarbij speelt een rol dat OPS op geen enkele wijze heeft getracht om de volgens haar bestaande verstoring van de arbeidsverhouding op te lossen. De kantonrechter ziet wel in dat de arbeidsrelatie tussen [naam 1] en [verweerder] niet makkelijk verloopt en dat het erop lijkt dat [verweerder] als verantwoordelijke voor de vestiging in Den Helder enige moeite heeft met het gezag van de veel jongere [naam 1] . Er is door OPS echter vrijwel direct aangestuurd op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het had op de weg van OPS gelegen om bijvoorbeeld een mediator in te schakelen om de gestelde problemen met betrekking tot de verhoudingen uit te weg te ruimen. In die zin kan ook op het moment van indiening van het verzoek niet worden gesproken van een verstoorde arbeidsverhouding “zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren”. Hoewel de wet niet met zoveel woorden benoemt dat de verstoring ernstig en duurzaam moet zijn, ligt in de woorden “in redelijkheid niet kan worden gevergd” besloten dat aan deze vereisten ook onder de WWZ moet zijn voldaan (vergelijk de conclusie van A-G mr. R.H. de Bock bij HR 16-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:220).
5.16.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van OPS zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden. Het primaire verweer van [verweerder] zal dan ook worden gehonoreerd nu hij ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat een terugkeer moeilijk maar niet onmogelijk is.
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van OPS, omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten van [verweerder] zullen worden vastgesteld op een bedrag van
€ 600,00 voor salaris van de gemachtigde van [verweerder] .
het tegenverzoek
5.18.
Het tegenverzoek is voorwaardelijk gedaan. Uit de beslissing op het door OPS gedane verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op het tegenverzoek geen beslissing hoeft te worden gegeven.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.2.
veroordeelt OPS tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerder] tot en met vandaag vaststelt op € 600,00 voor salaris gemachtigde;
het tegenverzoek
6.3.
verstaat dat op het verzoek niet behoeft te worden beslist.
Deze beschikking is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter en op 13 juni 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter