In deze zaak hebben eisers, die sinds 22 december 1995 gezamenlijk eigenaar zijn van een perceel in Bergen, een verzoek ingediend om tegemoetkoming in planschade. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ‘Bergen, Dorpskern Zuid’ op 12 juni 2009, dat leidde tot een waardevermindering van hun woning. De rechtbank heeft de procedure in twee delen behandeld: het beroep tegen het bestreden besluit I en het beroep tegen het bestreden besluit II.
Het primaire besluit I van 23 juli 2015, waarin het verzoek om planschade werd afgewezen, werd gevolgd door een bestreden besluit I op 23 december 2015, waarin het bezwaar van eisers ongegrond werd verklaard. Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij verweerder een verweerschrift indiende. De zitting vond plaats op 23 maart 2018, waar eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een deskundige.
De rechtbank oordeelde dat de advisering van Ten Have, die het verzoek om planschade had beoordeeld, niet aan de besluitvorming van verweerder ten grondslag mocht worden gelegd. De rechtbank concludeerde dat de contra-expertises van de eisers niet voldoende waren betrokken in de besluitvorming. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond en vernietigde dit besluit, terwijl het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond werd verklaard. Verweerder werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd een schadevergoeding van € 1.000,- toegekend aan eisers wegens overschrijding van de redelijke termijn.