In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft vanwege vertraging van een vlucht van Brussel naar Cancun. De passagier had een boeking voor een aansluitende vlucht die door Lufthansa zou worden uitgevoerd, maar door vertraging op de eerste vlucht is zij omgeboekt en uiteindelijk meer dan 8 uur later op haar eindbestemming aangekomen. De passagier vorderde compensatie van Lufthansa op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar Lufthansa betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, aangezien zij statutair gevestigd is in Keulen, Duitsland. De kantonrechter heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de EEX-Vo en concludeerde dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, omdat de passagier onvoldoende bewijs heeft geleverd dat Lufthansa haar woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd en veroordeelde de passagier in de proceskosten.