ECLI:NL:RBNHO:2018:3806

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
6516320
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking over ontslag op staande voet en billijke vergoeding in arbeidszaak

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, wordt de zaak behandeld tussen [werknemer] en Mabeco IJmond B.V. [werknemer] heeft verzocht om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door Mabeco te vernietigen en om een billijke vergoeding toe te kennen. Daarnaast vraagt hij om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. Mabeco heeft hiertegen verweer gevoerd en een tegenverzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [werknemer] is in dienst getreden bij Mabeco en vervulde de functie van montageleider. Hij is op staande voet ontslagen vanwege beschuldigingen van diefstal van eigendommen van Tata Steel. [werknemer] betwist deze beschuldigingen en stelt dat er geen dringende reden voor ontslag is. De kantonrechter heeft op 2 februari 2018 een zitting gehouden waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De kantonrechter oordeelt dat Mabeco moet bewijzen dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal of verduistering. Tevens moet [werknemer] bewijs leveren van het opvolgend werkgeverschap. De beslissing over de verdere procedure wordt aangehouden, en er worden termijnen gesteld voor het aanleveren van bewijs door beide partijen. De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan tot de bewijslevering heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr.: 6516320 \ AO VERZ 17-158
Uitspraakdatum: 16 februari 2018
Tussenbeschikking in de zaak van:
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. B.W.G. Orth
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Mabeco IJmond B.V.
gevestigd te Beverwijk
verwerende partij
verder te noemen: Mabeco
gemachtigde: mr. W. Hovingh

1.Het procesverloop

1.1.
[werknemer] heeft een verzoek gedaan om de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Mabeco te vernietigen dan wel om ten laste van Mabeco een billijke vergoeding toe te kennen. [werknemer] heeft daarnaast een verzoek gedaan om Mabeco te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen. Mabeco heeft een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek gedaan tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.2.
Op 2 februari 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [werknemer] bij brief van 29 januari 2018 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [in 1962] , is op 1 mei 1987 (standpunt [werknemer] ) dan wel op 1 augustus 2001 (standpunt Mabeco) in dienst getreden bij Mabeco. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van montageleider, met een salaris van € 4.069,91 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. [werknemer] was vier a vijf dagen per week werkzaam op het terrein van Tata Steel.
2.2.
Mabeco houdt zich bezig met het (doen) onderhouden, repareren, reviseren, samenstellen, de handel in machines, compressoren, hydraulische werktuigen en componenten en het vervaardigen van metalen constructies ten behoeve van scheepsvaart, visserij en alle overige haven- en industrie-activiteiten.
2.3.
Bij brief van 25 oktober 2017 heeft Tata Steel aan [werknemer] het volgende meegedeeld:

Geachte [werknemer] ,
Naar aanleiding van een melding is door onze afdeling Integrety & Asset Protection (I&AP) onderzoek ingesteld naar mogelijke ontvreemding van eigendommen van Tata Steel.
Uit het inmiddels afgeronde onderzoek blijkt dat u, onder dat u daar vanuit Tata Steel expliciet opdracht toe had, meerdere eigendommen, zgn. ‘afsluiters’, van Tata Steel hebt weggenomen dan wel hebt laten wegnemen. Daarnaast heeft u zich bij het afvoeren van deze eigendommen van ons terrein niet gehouden aan de bij Tata Steel geldende afvoerprocedures.
Diefstal en/of verduistering van goederen die eigendom zijn van (personeelsleden van) Tata Steel of van firma’s op het Tata Steel-terrein kan en zal nimmer door Tata Steel worden getolereerd. Tata Steel heeft dan ook besloten u met onmiddellijke ingang en definitief de toegang tot ons bedrijfsterrein te ontzeggen.
Middels een kopie van dit schrijven hebben wij uw werkgever, de firma MabéCo B.V., [adres] te Beverwijk, van onze beslissing op de hoogte gebracht.
Hoogachtend,
Tata Steel IJmuiden BV
2.4.
Bij brief van 30 oktober 2017 is [werknemer] door Mabeco op staande voet ontslagen, omdat [werknemer] zich schuldig zou hebben gemaakt aan diefstal, althans verduistering.

3.De vordering

3.1.
[werknemer] verzoekt – nadat hij ter zitting te kennen heeft gegeven zich neer te leggen bij de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst – om ten laste van Mabeco een billijke vergoeding toe te kennen, op grond van artikel 7:681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens [werknemer] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat – kort gezegd – geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en dit ontslag ook niet onverwijld is gegeven. [werknemer] verzoekt daarnaast – gelet op de onregelmatigheid van de opzegging – om Mabeco te veroordelen tot betaling een vergoeding op grond van artikel 7:672 lid 9 BW. Verder verzoekt [werknemer] Mabeco te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding op grond van artikel 7:673 lid 1 BW primair ter hoogte van € 77.000,00 bruto (gelet op het opvolgend werkgeverschap) en subsidiair ter hoogte van € 63.489,00 bruto (voor zover de kantonrechter van oordeel is dat geen sprake is van opvolgend werkgeverschap).

4.Het verweer

4.1.
Mabeco verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – kort weergegeven – dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is verleend, zodat het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging dient te worden afgewezen. Daarnaast meent Mabeco dat geen transitievergoeding verschuldigd is, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] . Mabeco heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij – nu [werknemer] zich neerlegt bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst – geen belang meer heeft bij het door haar ingediende voorwaardelijke ontbindingsverzoek.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [werknemer] een billijke vergoeding moet worden toegekend. Daarnaast is aan de orde de vraag of Mabeco moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding.
5.2.
[werknemer] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.3.
Mabeco stelt zich op het standpunt dat sprake is van een dringende reden omdat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, althans verduistering. Mabeco heeft ter onderbouwing van haar stelling verwezen naar de brief van 25 oktober 2017 die zij van Tata Steel heeft ontvangen. Tata Steel heeft haar rechercheteam een onderzoek laten uitvoeren en daaruit is de conclusie gevolgd dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, althans verduistering. [werknemer] heeft gemotiveerd betwist dat hiervan sprake is.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat hetgeen door het rechercheteam van Tata Steel is onderzocht en hetgeen uit dit onderzoek is gebleken – wegens ontbreken van enige stukken aangaande dit onderzoek – niet kan worden vastgesteld. Dit terwijl Mabeco haar stelling dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet baseert op de conclusie zoals deze is gevolgd uit het door Tata Steel uitgevoerde onderzoek. De kantonrechter acht het bewijs dat sprake is van een dringende reden (voorshands) niet geleverd, nu [werknemer] de gegeven dringende reden gemotiveerd betwist. Omdat de aard van de procedure zich niet verzet tegen toepasselijkheid van het bewijsrecht als geregeld in de artikel 149 tot en met 207 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en het bewijsrecht uit de dagvaardingsprocedure op grond van artikel 284 Rv van overeenkomstige toepassing is op de verzoekschriftprocedure, zal, ten behoeve van de waarheidsvinding, Mabeco overeenkomstig haar bewijsaanbod, worden toegelaten tot het leveren van schriftelijk bewijs, dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal dan wel verduistering.
5.5.
Tevens zal [werknemer] , overeenkomstig zijn bewijsaanbod, worden toegelaten tot het leveren van nader schriftelijk bewijs, dat sprake is van opvolgend werkgeverschap.
5.6.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
laat Mabeco toe tot bewijs van haar stelling dat [werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal dan wel verduistering;
6.2.
laat [werknemer] toe tot bewijs van haar stelling dat sprake is van opvolgend werkgeverschap;
6.3.
bepaalt dat schriftelijke bewijslevering plaatsvindt – door middel van het overleggen van stukken aan de kantonrechter en de wederpartij – uiterlijk op
2 maart 2018;
6.4.
stelt [werknemer] in de gelegenheid om uiterlijk op
16 maart 2018een schriftelijke reactie te geven op het door Mabeco aangedragen bewijs;
6.5.
stelt Mabeco in de gelegenheid om uiterlijk op
16 maart 2018een schriftelijke reactie te geven op het door [werknemer] aangedragen bewijs;
6.6.
uitstel wordt in beginsel niet verleend. Bij het ontbreken van tijdig bericht van Mabeco en/of [werknemer] wordt er van uitgegaan dat zij/hij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid tot bewijslevering en/of een schriftelijke reactie op de bewijslevering;
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.Y.H.G. Erkens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken door mr. W.S.J. Thijs in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter