ECLI:NL:RBNHO:2018:373

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4310
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek inzake illegale grondannexaties en de representativiteit van steekproefdossiers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 januari 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, waarbij een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) werd afgewezen. Eiser had op 9 juni 2016 verzocht om informatie over illegale grondannexaties. Het college heeft dit verzoek gedeeltelijk afgewezen, met als argument dat de gevraagde informatie geheimhouding had en dat de steekproef van vier dossiers uit een totaal van 280 dossiers niet representatief was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2017 behandeld, waarbij eiser in persoon aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de steekproef niet representatief was, omdat niet duidelijk was waarom deze vier dossiers waren geselecteerd en omdat de inhoud van de dossiers aanzienlijk kon verschillen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiser, zonder de mogelijkheid van een bestuurlijke lus. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 16/4310

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder (gemachtigde: mr. Y. Pijnaker).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op eisers verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) inzake illegale grondannexaties. Eisers bezwaar tegen dit besluit heeft verweerder bij besluit van 20 september 2016 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Van verweerder is een verweerschrift ontvangen.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2017 op zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, T. Schade, E. Kingma en J. Bolwidt.

Overwegingen

1. Bij brief van 13 mei 2016 heeft eiser verweerder met een beroep op de Wob verzocht om toezending van:
de lijst met illegale grond annexaties;
de voltallige dossiers van de illegale grondannexaties;
alle dossiers van nieuwe gevallen;
ten aanzien van de werkwijzen: de verslagen, analyses en gebruikte documentatie opgesteld en gebruikt om tot een nieuw plan van aanpak te komen.
Daarnaast heeft eiser in genoemde brief een aantal, zoals hij zelf stelt, “gewone vragen” gesteld met het verzoek om beantwoording.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder op het verzoek beslist. In het besluit is kort samengevat aangegeven:
Ad 1. dat de lijst met illegale grondannexaties niet wordt verstrekt omdat het college ten aanzien van die lijst voor de duur van 20 jaar geheimhouding heeft opgelegd als bedoeld in artikel 25 van de Gemeentewet. Daardoor is openbaarmaking gedurende die termijn niet mogelijk;
Ad 2. dat de op de lijst gebaseerde dossiers daarom ook niet openbaar kunnen worden gemaakt, omdat anders de lijst ook openbaar wordt. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat het bepaalde in artikel 10, eerste lid, onder d van de Wob en artikel 10, tweede lid onder b, d, e, f en g van de Wob in de weg staat aan openbaarmaking van (een deel van) de in de dossiers opgenomen documenten, dan wel aan openbaarmaking van (een deel van) de in die documenten opgenomen gegevens;
Ad 3. dat voor nieuwe gevallen hetzelfde geldt;
Ad 4. dat dit punt van het verzoek door verweerder is ingewilligd.
3. In bezwaar heeft eiser zich neergelegd bij niet-openbaarmaking van de lijst waarop geheimhouding rust.
4.1
Naar aanleiding van het gemaakte bezwaar heeft verweerder 4 voorbeelddossiers aan de adviescommissie voor bezwaarschriften (de commissie) op het gebied van aanschrijvingen, subsidies en overige zaken overgelegd. Deze selectie zou representatief zijn voor alle dossiers.
4.2
Blijkens het advies van de commissie van 24 augustus 2016 heeft de commissie alleen van de gegevens uit deze vier dossiers kennisgenomen. De commissie heeft deze vier dossiers voldoende representatief geacht voor alle dossiers waarop het Wob-verzoek betrekking heeft.
De commissie heeft over de in de vier dossiers aangetroffen documenten gesteld dat kadastrale tekeningen, overzichtsfoto’s, bestemmingsplankaarten, kadastrale kaarten, kadastrale rapportages, e-mails over grondverkoop en gegevens uit de gemeentelijke basisregistratie personen niet aan verzoeker verstrekt hoeven te worden, omdat aan de hand van die documenten achterhaald kan worden om welk concreet geval (welk perceel) het gaat. De commissie heeft voorts geadviseerd om de overige documenten wel te verstrekken, na verwijdering van alle gegevens die op het concrete geval (dossier) betrekking hebben. Het advies om verwijdering van documenten en/of gegevens in die documenten heeft de adviescommissie gebaseerd op artikel 10, eerste en tweede lid, van de Wob.
4.3
Met het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de commissie overgenomen en het bezwaar voor wat betreft de dossiers gegrond verklaard. Verweerder heeft besloten om de volgende documenten (in geschoonde staat) aan eiser te verstrekken;
a. de brief aan de bewoners met als onderwerp “waarschuwing onrechtmatig gebruik gemeentegrond”;
b. het formulier “inventarisatie annexaties”;
c. de checklist “Vastgoed verkoop ‘snippergroen’ gemeentegrond”;
d. de bijlage B Voorbeeld Inhoud dossier.
5. In beroep heeft eiser zich gekeerd tegen de beantwoording van de vragen 2 en 3 als weergegeven onder rechtsoverweging 2. Eiser stelt zich daarbij op het standpunt dat verweerder de openbaarmaking van dossiers ten onrechte heeft beperkt tot de vier geselecteerde dossiers, en, dat verweerder ten onrechte gegevens in de wel verstrekte documenten heeft gewist zoals informatie over verjaring of straatnamen etc..
6. De omvang van het geding beperkt zich tot de vraag of verweerder bij de besluitvorming over eisers Wob-verzoek kon volstaan met een beoordeling op basis van een steekproef van 4 dossiers uit de meer dan 280 dossiers en de vraag of verweerder de openbaarmaking van een deel van de in die dossiers aangetroffen documenten en gegevens terecht heeft geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 10, eerste en tweede lid, van de Wob.
7. De rechtbank heeft eiser om toestemming gevraagd om de geheime stukken, die eiser niet kent, te mogen gebruiken bij de beoordeling van eisers beroep. Eiser heeft de rechtbank deze toestemming gegeven. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennis genomen van genoemde vier dossiers.
8.1
Ten aanzien van de vraag of verweerder zich bij de beoordeling van het verzoek terecht heeft beperkt tot de gegevens verkregen uit de steekproef overweegt de rechtbank als volgt.
8.2
In de rechtspraak is aanvaard dat bij een verzoek met een beroep op de Wob in bepaalde gevallen wordt volstaan met beoordeling van dat verzoek op basis van beoordeling van documenten en gegevens verkregen uit een steekproef. Aan een steekproef kan naar het oordeel van de rechtbank in zijn algemeenheid echter alleen waarde worden gehecht indien voldoende aannemelijk is geworden dat die steekproef a-select en representatief is.
8.3
Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, enerzijds omdat niet duidelijk is waarom door verweerder is gekozen voor een selectie van (deze) vier dossiers en anderzijds omdat uit de geselecteerde dossiers blijkt dat het aantal documenten en hetgeen daarin is opgenomen per dossier aanmerkelijk kan verschillen. Zonder nadere toelichting op dit punt valt voor de rechtbank niet uit te sluiten dat zich in de dossiers die niet bij de steekproef zijn betrokken documenten en gegevens bevinden die nog niet zijn beoordeeld.
8.4
Nu niet kan worden geoordeeld dat de steekproef a-select en representatief is en vaststaat dat (de inhoud van) de overige dossiers niet bij de beoordeling van eisers Wob-verzoek is betrokken, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit is voorbereid in strijd met de zorgvuldigheid zoals neergelegd in artikel 3:2 van de Awb en niet voldoende draagkrachtig is gemotiveerd als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
9.1
Ten aanzien van de vraag of verweerder de openbaarmaking van een deel van de in die dossiers aangetroffen documenten en gegevens terecht heeft geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 10, eerste en tweede lid, van de Wob, overweegt de rechtbank als volgt.
9.2
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wob verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit persoonsgegevens betreft.
Op grond van het tweede lid blijft het verstrekken van informatie op grond van de Wob eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen onder meer de volgende belangen:
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. het belang dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
9.3
De rechtbank stelt vast dat verweerder gelet op het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van de Wob de persoonsgegevens uit de in de dossiers opgenomen documenten terecht heeft verwijderd.
9.4
De rechtbank ziet in het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b , onder d, en onder g, van de Wob echter geen grond om openbaarmaking van documenten of gegevens uit de overgelegde dossiers te weigeren. Dat verweerder door openbaarmaking van bepaalde in de documenten voorkomende gegevens in zijn economische of financiële belangen zou kunnen worden geraakt heeft verweerder op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Dat verweerder door openbaarmaking in zijn belang van inspectie, controle en toezicht wordt getroffen, of dat openbaarmaking zal leiden tot bevoordeling of benadeling van betrokkenen of derden evenmin.
9.5
Wel kan aan verweerder worden toegegeven dat het belang van het eerbiedigen van de persoonlijke levenssfeer, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wob, in dit geval in de weg kan staan aan openbaarmaking van bepaalde documenten of gegevens die maken dat herleidbaar wordt om wie/welk adres het gaat.
Dit belang rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere op dat concrete geval toegespitste toelichting echter niet, waarom de in de formulieren “Inventarisatie annexaties” opgenomen vakken -wijk- , - omschrijving van de annexatie- en -annexatie voldoet aan de eisen- niet openbaar gemaakt kunnen worden, nu niet valt in te zien dat openbaarmaking daarvan met zich meebrengt dat het dossier daardoor tot een persoon/adres herleidbaar wordt. Voor de kadastrale kaarten, luchtfoto’s en plankaarten, waarop meerdere huizen te zien zijn geldt hetzelfde. Ook valt dit zonder nadere op het geval toegespitste toelichting van verweerder niet in te zien voor de in de dossiers aangetroffen e-mails, brieven en telefoonnotities, als de daarin opgenomen persoonsgegevens en andere tot de persoon/het adres herleidbare gegevens worden weggelakt of anderszins worden geanonimiseerd. Daarbij komt dat, indien verweerder de documenten/gegevens met inachtneming van het voorgaande openbaar maakt, niet valt in te zien waarom de betrokkene er belang bij zou kunnen hebben om als eerste kennis te kunnen nemen van deze informatie, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wob.
9.6
Het bestreden besluit ten aanzien van de documenten als aangetroffen in de 4 bij wijze van steekproef beoordeelde dossiers is daarom in strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd.
10. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak, zonder verweerder middels een bestuurlijke lus in de gelegenheid te stellen om de geconstateerde gebreken te herstellen. Redengevend hiervoor is dat verweerder ter zitting te kennen heeft gegeven dat het bij eisers Wob-verzoek om een grote hoeveelheid documenten gaat en dat de inventarisatie en dossiervorming daarvan nog niet is afgerond. Beoordeling van die documenten met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen zal daarom naar verwachting nog de nodige tijd in beslag nemen. De rechtbank acht een bestuurlijke lus vanuit proceseconomisch oogpunt dan niet wenselijk.
11. Bij deze uitspraak bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken van daarvoor in aanmerking komende kosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op het bezwaar van eiser met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • bepaalt dat verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van
€ 168,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2018
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.