Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden – Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor
a. een agrarisch grondgebonden bedrijf, niet zijnde bollenteelt of glastuinbouw.
4.4.3Voorwaarden nevenactiviteiten
De volgende voorwaarden gelden voor nevenactiviteiten genoemd in lid 4.4.2:
1. maximaal 650 m² aan bebouwing en 40% van het bouwvlak mogen worden benut ten
behoeve van alle nevenactiviteiten gezamenlijk;
2. in geval van dierveredeling is 300 m² aan bebouwing toegestaan;
3. de nevenactiviteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden;
4. de hoofdfunctie dient agrarisch te blijven;
5. er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf;
6. buitenopslag niet is toegestaan (anders dan voor het agrarisch bedrijf);
7. van de nevenactiviteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking uitgaan met dien verstande dat in de gevallen dat de provincie de wegbeheerder is van de weg waar het agrarische bedrijf zich aan bevindt, het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van de nevenactiviteit niet mag toenemen en vooraf overleg plaats dient te vinden met de wegbeheerder;
8. binnen het bouwvlak voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen
4.6.1Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning buiten het bouwvlak de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met uitzondering van kavelpaden tot een breedte van 4 meter.
3. Op 5 april 2016 hebben gemeentelijke toezichthouders geconstateerd dat op het perceel aan de west- en oostzijde (het voor- en achtererf) verhardingen zijn aangelegd buiten het bouwvlak met bestemming ‘Bedrijf’, op gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Cultuurhistorie’. Voor de aanleg van de verhardingen is geen omgevingsvergunning verleend. Volgens verweerder overtreedt eiser hiermee artikel 4.6.1 van de planregels. Verder hebben de toezichthouders geconstateerd dat op het perceel aan de west- en oostzijde materialen worden opgeslagen op de illegaal aangebrachte verhardingen. Volgens verweerder overtreedt eiser hiermee artikel 4.4.3 onder 3, 4 en 6 van de planregels. Verweerder heeft geen omgevingsvergunning willen verlenen voor de verharding en het gebruik van de gronden ten behoeve van opslag buiten het bebouwingsvlak, hetgeen een uitbreiding van de bestemming ‘Bedrijf’ zou betekenen.
4. Bij primair besluit heeft verweerder, voor zover hier van belang, aan eiser een last onder dwangsom opgelegd om op het perceel voor 1 oktober 2017:
- de verharding buiten het bebouwingsvlak te (laten) verwijderen en verwijderd te houden, onder oplegging van een dwangsom van € 1.000,-- per week zolang de overtreding voortduurt, met een maximum van € 10.000,-- en
- het gebruik van gronden buiten het bebouwingsvlak ten behoeve van opslag materialen/materieel te beëindigen en beëindigd te houden, onder oplegging van een
dwangsom van € 1.500,-- per week zolang de overtreding voortduurt, met een maximum van € 15.000,--.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.