In deze zaak gaat het om de weigering van een woonvoorziening in de vorm van een verbouwing van de woning van appellante, waarbij een slaapkamer op de begane grond zou worden gerealiseerd. Appellante heeft deze verbouwing aangevraagd omdat zij, als gevolg van nachtelijke epileptische aanvallen, het risico wil vermijden om van de trap te vallen. Het college van burgemeester en wethouders van Hoorn heeft het verzoek afgewezen, waarbij het college zich baseerde op een rapport van de medisch adviseur die stelde dat appellante adequaat gebruik kan maken van een toiletstoel en dat er voldoende ruimte is op de bovenverdieping om deze te plaatsen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante behandeld, waarbij de Raad heeft vastgesteld dat er geen medische noodzaak is voor de gevraagde verbouwing. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland bevestigd, waarin het college werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen, maar uiteindelijk heeft de Raad geconcludeerd dat de argumenten van appellante niet opwegen tegen de bevindingen van het college. De Raad heeft geoordeeld dat het college voldoende maatregelen heeft getroffen om het risico van een val te minimaliseren, zoals het aanbrengen van een knopcilinderslot op de schuifdeur op de overloop.
De Raad heeft de beroepsgronden van appellante met betrekking tot het knopcilinderslot verworpen, omdat er geen medische onderbouwing was voor haar stelling dat zij dit slot in een schemertoestand zou kunnen openen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.